Einde inhoudsopgave
Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 42 [Aansprakelijkheid schade aan derden]
Geldend
Geldend vanaf 07-05-2021
- Bronpublicatie:
17-03-2021, Stb. 2021, 155 (uitgifte: 31-03-2021, kamerstukken: 35429)
- Inwerkingtreding
07-05-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-04-2021, Stb. 2021, 221 (uitgifte: 06-05-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Voor schade die een rechterlijk ambtenaar bij de vervulling van zijn ambt aan een derde toebrengt en waarvoor hij zelf krachtens de wet aansprakelijk zou zijn, is jegens de derde uitsluitend de Staat aansprakelijk.
2.
Voor schade als bedoeld in het eerste lid en voor schade die hij bij de vervulling van zijn ambt aan de Staat toebrengt, is een rechterlijk ambtenaar jegens de Staat niet aansprakelijk, behalve voor zover de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid.
3.
Voor schade die een gevolg is van een rechterlijke uitspraak is een rechterlijk ambtenaar niet aansprakelijk.
4.
Onze Minister kan de betrokken rechterlijk ambtenaar bij besluit verplichten om ter zake van schade waarvoor deze op grond van het tweede lid aansprakelijk is, aan de Staat ter finale kwijting een vergoeding te betalen.
5.
In het besluit wordt het bedrag van de vergoeding vermeld. Indien het bedrag nog niet kan worden vastgesteld, worden de reden daarvan en zo mogelijk een voorlopige raming van het bedrag in het besluit vermeld, waarna Onze Minister zo spoedig mogelijk bij afzonderlijk besluit het bedrag vaststelt.
6.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing als artikel 113, derde lid, van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (‘EOM’) (PbEU 2017, L 283) van toepassing is.