Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 1831/2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding
Bijlage I Groepen toevoegingsmiddelen
Geldend
Geldend vanaf 03-07-2019
- Bronpublicatie:
12-06-2019, PbEU 2019, L 156 (uitgifte: 13-06-2019, regelingnummer: 2019/962)
- Inwerkingtreding
03-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-06-2019, PbEU 2019, L 156 (uitgifte: 13-06-2019, regelingnummer: 2019/962)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
1
De categorie ‘technologische toevoegingsmiddelen’ omvat de volgende functionele groepen:
- a)
conserveermiddelen: stoffen of eventueel micro-organismen, die voedermiddelen beschermen tegen bederf door micro-organismen of metabolieten daarvan;
- b)
antioxidanten: stoffen die de houdbaarheid van diervoeders en voedermiddelen verlengen door deze te beschermen tegen bederf door oxidatie;
- c)
emulgatoren: stoffen die een homogene menging van twee of meer onmengbare fasen in een diervoeder mogelijk maken of in stand houden;
- d)
stabilisatoren: stoffen die het mogelijk maken de fysisch-chemische toestand van een diervoeder te handhaven;
- e)
verdikkingsmiddelen: stoffen die de viscositeit van een diervoeder vergroten;
- f)
geleermiddelen: stoffen die een diervoeder vorm geven door de vorming van een gel;
- g)
bindmiddelen: stoffen die de neiging van deeltjes van diervoeders om aan elkaar te kleven, vergroten;
- h)
stoffen ter bestrijding van radionucleïde contaminatie: stoffen die de absorptie van radionucleïden tegengaan of de afscheiding ervan bevorderen;
- i)
antiklontermiddelen: stoffen die de neiging van afzonderlijke levensmiddelendeeltjes om aan elkaar te kleven, verkleinen;
- j)
zuurteregelaars: stoffen die de pH van een diervoeder regelen;
- k)
inkuiltoevoegingsmiddelen: stoffen, met inbegrip van enzymen of micro-organismen, bedoeld om te worden verwerkt in voedermiddelen om de productie van kuilvoeder te verbeteren;
- l)
denatureermiddelen: stoffen aan de hand waarvan, als zij bij de vervaardiging van verwerkte diervoeders worden gebruikt, de oorsprong van een specifiek levensmiddel of voedermiddel kan worden achterhaald;
- m)
stoffen ter vermindering van de verontreiniging van diervoeders met mycotoxinen: stoffen die de absorptie van mycotoxinen kunnen tegengaan of verminderen, de uitscheiding ervan kunnen bevorderen of de werkingswijze ervan kunnen wijzigen;
- n)
hygiënebevorderingsmiddelen: stoffen of, indien van toepassing, micro-organismen die een gunstig effect hebben op de diervoederhygiëne door specifieke bacteriële besmettingen terug te dringen;
- o)
andere technologische toevoegingsmiddelen: stoffen of eventueel micro-organismen die voor een technologisch doel aan diervoeder worden toegevoegd en die de eigenschappen van het diervoeder gunstig beïnvloeden.
2
De categorie ‘sensoriële toevoegingsmiddelen’ omvat de volgende functionele groepen:
- a)
kleurstoffen:
- i)
stoffen die aan een diervoeder kleur geven of daaraan kleur teruggeven;
- ii)
stoffen die bij toediening aan dieren aan een levensmiddel van dierlijke oorsprong kleur geven;
- iii)
stoffen die een gunstig effect hebben op de kleur van siervissen of -vogels;
- b)
aromatische stoffen: stoffen die de diervoeders waaraan zij zijn toegevoegd geuriger of smakelijker maken.
3
De categorie ‘nutritionele toevoegingsmiddelen’ omvat de volgende functionele groepen:
- a)
vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een gelijkaardige werking;
- b)
verbindingen van sporenelementen;
- c)
aminozuren, de zouten en de analogen daarvan;
- d)
ureum en zijn derivaten.
4
De categorie ‘zoötechnische toevoegingsmiddelen’ omvat de volgende functionele groepen:
- a)
verteringsbevorderaars: stoffen die bij toediening aan dieren de verteerbaarheid van de voeding vergroten doordat zij op bepaalde voedermiddelen werken;
- b)
darmflorastabilisatoren: micro-organismen of andere, chemisch gedefinieerde stoffen, die bij toediening aan dieren een gunstig effect op de darmflora hebben;
- c)
stoffen met een gunstig effect op het milieu;
- d)
andere zoötechnische toevoegingsmiddelen;
- e)
stabilisatoren van de fysiologische toestand: stoffen of eventueel micro-organismen die bij toediening aan dieren in goede gezondheid een gunstig effect hebben op hun fysiologische toestand, met inbegrip van hun weerbaarheid tegen stressfactoren.