Einde inhoudsopgave
Regeling Tijdelijke wet Groningen
Artikel 5.2
Geldend
Geldend vanaf 08-07-2023. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
06-07-2023, Stcrt. 2023, 19015 (uitgifte: 07-07-2023, regelingnummer: WJZ/ 33463844)
- Inwerkingtreding
08-07-2023, terugwerkend tot: 01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-07-2023, Stcrt. 2023, 19015 (uitgifte: 07-07-2023, regelingnummer: WJZ/ 33463844)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Bouwrecht / Veiligheid en milieu
Bestuursrecht algemeen / Overheid en privaatrecht
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
1.
Het budget bedraagt per gebouw dat is opgenomen in het versterkingsbesluit ten hoogste het bedrag dat wordt berekend op grond van de formule:
(1,5 x h) + v – n, waarbij h, v en n achtereenvolgens staan voor:
h: de herbouwwaarde;
v: de kosten voor onder meer voorzieningen en installaties die ten gevolge van de uitvoering van de versterkingsmaatregelen moeten worden vervangen of aangepast; en
n: de kosten voor de uitvoering van maatregelen die niet in eigen beheer plaatsvinden, of in geval van sloop en nieuwbouw het deel van de sloop en nieuwbouw waarop de vergoeding betrekking heeft dat niet in eigen beheer wordt uitgevoerd.
2.
Indien het gebouw een beschermd monument is of tot een beschermd stads- of dorpsgezicht behoort, wordt onder v in de formule ook verstaan de kosten die ten gevolge van de uitvoering van de versterkingsmaatregelen noodzakelijk zijn voor het behoud van de monumentale waarden van beschermd monument of voor het behoud van het stads- of dorpsgezicht.
3.
Voor voorzieningen en installaties als bedoeld in het eerste lid en voor maatregelen die als standaardmaatregelen zijn opgenomen in de Groninger Maatregelencatalogus, die als webtool beschikbaar is gesteld op www.maatregelencatalogus.nl wordt het budget vastgesteld op basis van de bij die voorzieningen, installaties of standaardmaatregelen behorende kostenramingen, voor zover die kostenramingen op de datum van het nemen van het versterkingsbesluit in de catalogus zijn opgenomen.
4.
Indien in bijzondere omstandigheden de kostenraming bij een voorziening, installatie of standaardmaatregel naar het oordeel van de Minister aantoonbaar en substantieel afwijkt van het bedrag dat in die omstandigheden werkelijk nodig is voor de uitvoering van die maatregel, wordt de vergoeding vastgesteld op het bedrag dat werkelijk nodig is voor de uitvoering van die maatregel.
5.
Voor voorzieningen, installaties en maatregelen die niet als standaardmaatregelen zijn opgenomen in de Groningen Maatregelencatalogus, wordt het budget vastgesteld overeenkomstig de bedragen in door de eigenaar overgelegde offertes van derden of andere bewijsstukken, voor zover die offertes of bewijsstukken zijn gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd.
6.
Indien de eigenaar, niet zijnde een toegelaten instelling, bij het in eigen beheer uitvoeren van de versterkingsmaatregelen een bouwkundig of financieel adviseur inschakelt omvat het budget ook een vergoeding in de vorm van een aanspraak voor die inschakeling ter hoogte van € 2.055 berekend op basis van 15 arbeidsuren tegen een uurtarief van € 137.
7.
Op het zesde lid zijn de artikelen 8a.1, 8a.2, 8a.4 en 8a.5 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat waar in de genoemde artikelen wordt gesproken over ‘het Instituut of de Minister’ dit gelezen moet worden als ‘de Minister’, dat in artikel 8a.4, eerste lid, voor ‘artikel 8a.3’ gelezen moet worden ‘artikel 5.2, zesde lid’ en dat in artikel 8a.5, eerste lid, voor ‘artikel 8a.3’ gelezen moet worden ‘artikel 5.2, zesde lid’.