Einde inhoudsopgave
Procedure en werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade Groningen 2022
Artikel 3.4 Omvang van de waardedaling
Geldend
Geldend vanaf 09-02-2024. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
15-01-2024, Stcrt. 2024, 2029 (uitgifte: 08-02-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
09-02-2024, terugwerkend tot: 01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-01-2024, Stcrt. 2024, 2029 (uitgifte: 08-02-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
1.
De waardedaling wordt bepaald aan de hand van een vergelijking van de waarde van de woning op de peildatum met de waarde die de woning zou hebben gehad zonder het effect van bodembeweging door mijnbouwactiviteiten op de peildatum.
2.
Het Instituut gaat voor de waarde van de woning met het effect van bodembeweging uit van de WOZ-waarde zoals die is vastgesteld voor de peildatum.
3.
Voor de waarde van de woning, waarbij het effect van bodembeweging is weggedacht, wordt uitgegaan van de WOZ-waarde als bedoeld in het tweede lid, maar vermeerderd met het percentage waardedaling volgens de formule, waarbij x geldt als het percentage waardedaling.
4.
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt afgeweken van de WOZ-waarde indien de aanvrager de betreffende woning voorafgaand aan de aanvraag heeft verkocht en overgedragen. In dat laatste geval wordt voor de waarde van de woning uitgegaan van de verkoopprijs van de woning. Indien de verkoopprijs niet kan worden vastgesteld aan de hand van de notariële akte, zal het Instituut (alsnog) uitgaan van de laatste WOZ-waarde voorafgaand aan de verkoop.
5.
Het Instituut hanteert voor het bepalen van het percentage van de waardedaling van een woning het percentage dat volgt uit de methode van Atlas Research (voorheen: Atlas voor gemeenten), waarbij wordt uitgegaan van het model met bevingen van 2,9 mm/s of meer, te vermeerderen met eenmaal de standaardfout in verband met eventuele individuele verschillen of onzekerheden.
6.
Het Instituut houdt bij het bepalen van de waardedaling van de woning die toekomt aan de aanvrager, rekening met de zakenrechtelijke positie van de aanvrager ten opzichte van de woning, waaronder de periode waarin de eigenaar die woning in eigendom had en de waardedaling die gedurende deze periode is opgetreden, het gedeelte van de eigendom dat aan de aanvrager toebehoort en of de aanvrager de eigendom van de woning heeft.