Richtlijn 2006/11/EG betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 24-03-2006
- Bronpublicatie:
15-02-2006, PbEU 2006, L 64 (uitgifte: 04-03-2006, regelingnummer: 2006/11/EG)
- Inwerkingtreding
24-03-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-02-2006, PbEU 2006, L 64 (uitgifte: 04-03-2006, regelingnummer: 2006/11/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 175, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 76/464/EEG van de Raad van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.
- (2)
Het is dringend noodzakelijk dat de lidstaten een algemene en gelijktijdige actie ondernemen ter bescherming van het aquatisch milieu van de Gemeenschap tegen verontreiniging, met name door bepaalde stoffen die persistent, toxisch en bioaccumuleerbaar zijn.
- (3)
Verscheidene verdragen hebben tot doel de internationale waterlopen en het mariene milieu tegen verontreiniging te beschermen. Het is van belang zorg te dragen voor de geharmoniseerde uitvoering van deze verdragen.
- (4)
Een dispariteit tussen de bepalingen die in de verschillende lidstaten van toepassing zijn met betrekking tot het lozen van bepaalde gevaarlijke stoffen in het aquatische milieu kan leiden tot ongelijke concurrentievoorwaarden en derhalve rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt.
- (5)
Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (5) voorziet in een aantal maatregelen ter bescherming van zoet water en zeewater tegen bepaalde verontreinigende stoffen.
- (6)
Het is, ter waarborging van een doelmatige bescherming van het aquatisch milieu in de Gemeenschap, nodig een eerste lijst, lijst I genaamd, op te stellen van bepaalde afzonderlijke stoffen die in hoofdzaak moeten worden gekozen op basis van hun toxiciteit, persistentie en bioaccumulatie, met uitzondering van die stoffen welke biologisch onschadelijk zijn of die snel worden omgezet in biologisch onschadelijke stoffen, alsmede een tweede lijst, lijst II genaamd, van stoffen met een schadelijke werking op het water, die evenwel beperkt kan zijn tot een bepaald gebied en afhangt van de kenmerken van de ontvangende wateren en de plaats daarvan. Elke lozing van deze stoffen moet onderworpen zijn aan een voorafgaande vergunning, waarin de emissienormen worden vastgesteld.
- (7)
De verontreiniging door het lozen van de verschillende onder lijst I vallende gevaarlijke stoffen moet geheel worden beëindigd. Grenswaarden zijn vastgelegd bij de richtlijnen die zijn genoemd in bijlage IX bij Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (6). Artikel 16 van Richtlijn 2000/60/EG voorziet in procedures voor de ontwikkeling van controlemaatregelen en milieuhygiënische kwaliteitsnormen voor prioritaire stoffen.
- (8)
Het is noodzakelijk de verontreiniging van het water door de in lijst II genoemde stoffen te beperken. De lidstaten moeten te dien einde programma's vaststellen die milieuhygiënische kwaliteitsnormen voor het water omvatten, welke zijn opgesteld met inachtneming van de richtlijnen van de Raad wanneer laatstgenoemde bestaan. De voor deze stoffen geldende emissienormen moeten worden berekend aan de hand van deze milieuhygiënische kwaliteitsnormen.
- (9)
Het is van belang dat een of meer lidstaten, afzonderlijk of gezamenlijk, bepalingen kunnen vaststellen die strenger zijn dan de bepalingen van deze richtlijn.
- (10)
Het is van belang een inventarisatie te maken van de lozingen van bepaalde bijzonder gevaarlijke stoffen in het aquatisch milieu van de Gemeenschap, teneinde de oorsprong daarvan na te gaan.
- (11)
Het kan noodzakelijk zijn de lijsten I en II van bijlage I met inachtneming van de opgedane ervaring te herzien en zo nodig aan te vullen door, in voorkomend geval, bepaalde stoffen van lijst II over te brengen naar lijst I.
- (12)
Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 117 van 30.4.2004, blz. 10.
Advies van het Europees Parlement van 26 oktober 2004 (PB C 174 E van 14.7.2005, blz. 39) en besluit van de Raad van 30 januari 2006.
PB L 129 van 18.5.1976, blz. 23. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.
PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Beschikking nr. 2455/2001/EG (PB L 331 van 15.12.2001, blz. 1).