Rb. Haarlem, 26-06-2003, nr. 15/035029-03
ECLI:NL:RBHAA:2003:AH8885
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
26-06-2003
- Zaaknummer
15/035029-03
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2003:AH8885, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 26‑06‑2003; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2004:AP0338
Uitspraak 26‑06‑2003
Inhoudsindicatie
Gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar voor schietpartij (poging tot moord en poging tot doodslag) bij een discotheek in Hoofddorp.
RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/035029-03
Uitspraakdatum: 26 juni 2003
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 juni 2003 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Flevoland, Huis van Bewaring Almere te Almere.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
(ten aanzien van feit 1)
hij op 22 juni 2002 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels op die [slachtoffer 1] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(ten aanzien van feit 2)
hij op 22 juni 2002 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen kogels op die [slachtoffer 2] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
Poging tot moord
ten aanzien van feit 2:
Poging tot doodslag
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
6.1. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft na een avond uitgaan in discotheek The Challenge in Hoofddorp op de druk bezochte parkeerplaats van die discotheek een groot aantal kogels afgeschoten op een auto waarin zich twee personen bevonden. Aangenomen moet worden dat verdachte geen andere aanleiding voor zijn daad had dan dat hij die avond ruzie had met een andere bezoeker van The Challenge, te weten het slachtoffer [slachtoffer 1]. Verdachte heeft hierna, kennelijk ter finale beslechting van dat conflict, een pistool gepakt en de auto van [slachtoffer 1] opgezocht en vervolgens tien kogels op die auto afgevuurd. Hij heeft daarbij [slachtoffer 1] acht maal geraakt en diens bijrijder, die met de ruzie niets van doen had, een keer. Het lijkt, gelet op de situatie, een gelukkig toeval dat er geen dode is gevallen en niet meer mensen - al dan niet direct - door kogels zijn geraakt. Op het moment van schieten was het namelijk zeer druk op het parkeerterrein omdat bijna duizend bezoekers de sluitende discotheek verlieten en bevond zich vlak naast de bewuste auto een meisje dat met de slachtoffers in gesprek was. Verdachte heeft hiermee blijk gegeven op geen enkele wijze respect te hebben voor het leven van de twee slachtoffers en is hij er niet voor terugdeinst om uitsluitend ter beslechting van een eenvoudige ruzie de levens van diverse andere aanwezigen op de plaats van de beschieting ernstig in gevaar te brengen.
Verdachte heeft zich hierdoor schuldig gemaakt aan twee zeer ernstige delicten die de rechtsorde in hoge mate hebben geschokt. De rechtbank rekent verdachte deze gedragingen dan ook zwaar aan en is op grond van het vorenoverwogene van oordeel dat geen andere straf dan een die vrijheidsbeneming voor langere duur medebrengt, dient te worden opgelegd.
Hoewel de rechtbank met betrekking tot het tweede tenlastegelegde feit een poging tot doodslag en niet de tenlastegelegde poging tot moord bewezen acht is zij, gelet op de ernst en de aard van de feiten en op grond van de hiervoor vermelde omstandigheden, van mening dat de door de officier van justitie geëiste straf passend is voor de bewezenverklaarde feiten.
6.2. Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 7.233,30 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde feit zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Tevens heeft de benadeelde partij [slachtoffer 1] een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde feit zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat ook deze schade rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit en - gelet op de onderbouwing daarvan en het verhandelde ter terechtzitting - tot het gevorderde bedrag redelijk en billijk voorkomt.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
6.3. Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 12.233,30.
6.4. Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslag genomen voorwerpen te weten 9 hulzen, 9 kogels en 2 manteldelen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze goederen behoren de verdachte toe. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaar.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 12.233,30 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 12.233,30, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 196 (honderdzesennegentig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 9 hulzen
- 9 kogels
- 2 manteldelen
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. De Jong-Overtoom, voorzitter,
mrs. Tel en Lycklama à Nijeholt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van der Putte,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juni 2003.