BNB 2012/295
Hoge Raad zet uiteen welke strafzaken zich voor toepassing van art. 80a Wet RO lenen en hoe de strafkamer daarmee procedureel om zal gaan
HR 11-09-2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0132, m.nt. J.A.R. van Eijsden
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 september 2012
- Magistraten
Mrs. Van Dorst, Van Schendel, De Savornin Lohman, De Hullu, Splinter-van Kan
- Zaaknummer
11/03781
- Conclusie
A-G Vellinga
- Noot
J.A.R. van Eijsden
- LJN
BX0132
- JCDI
JCDI:ADS912511:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2012:BX0132, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 11‑09‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BX0132, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑09‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑12‑2011
- Wetingang
Art. 80a Wet RO
Essentie
Hoge Raad zet uiteen welke strafzaken zich voor toepassing van art. 80a Wet RO lenen en hoe de strafkamer daarmee procedureel om zal gaan
Samenvatting
Op 1 juli 2012 is art. 80a Wet RO in werking getreden. Op basis van dit artikel kan een cassatieberoep niet-ontvankelijk worden verklaard wanneer de aangevoerde klachten geen behandeling behoeven, omdat de partij die het cassatieberoep instelt klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij dat cassatieberoep of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. De strafkamer van de Hoge Raad zet mede aan de hand van de wetsgeschiedenis uiteen welke gevallen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.