Rb. Amsterdam, 28-03-2018, nr. AWB - 17 , 6736, 17, 6739, 17, 6744, 17, 6742, 17, 6741
ECLI:NL:RBAMS:2018:1767
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
28-03-2018
- Zaaknummer
AWB - 17 _ 6736, 17_6739, 17_6744, 17_6742, 17_6741
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2018:1767, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 28‑03‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Belastingblad 2018/292 met annotatie van Redactie
Uitspraak 28‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslagen parkeerbelasting. Eiser is taxichauffeur en heeft vijf naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd gekregen. In twee van de vijf zaken zijn de door verweerder overgelegde scanfoto’s onvoldoende, aanzien zij slechts een momentopname vormen. Verweerder heeft in deze zaken niet aangetoond dat sprake is van parkeren. Verweerder heeft in de drie overige zaken scangegevens en foto’s overgelegd. In deze gevallen is pas een naheffingsaanslag opgelegd nadat een handhaver ter plaatse is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in deze zaken wel voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake was van parkeren.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 17/6736, AMS 17/6739, AMS 17/6741, AMS 17/6742 enAMS 17/6744
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2018 in de zaken tussen
[de man] , te Uithoorn, eiser,
en
De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. N.M. Kell).
Procesverloop
Tussen 15 september 2017 en 13 oktober 2017 heeft verweerder aan eiser vijf naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd.
Bij vijf afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 12 en 25 oktober 2017 en van 10 november 2017 (de bestreden uitspraken) heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraken beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn gevoegd behandeld op de zitting van 15 februari 2018. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [de persoon] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiser is werkzaam als taxichauffeur. Op de volgende data en tijden stond de taxi van eiser met kenteken [nummer] stil op de volgende locaties:
zaak | datum | tijd (scanauto) | parkeerlocatie |
17/6736 | 15-09-2017 | 10.38 uur | [adres 1] |
17/6739 | 22-09-2017 | 09.57 uur | [adres 2] |
17/6744 | 03-10-2017 | 11.00 uur | [adres 2] |
17/6742 | 04-10-2017 | 12.17 uur | [adres 2] |
17/6741 | 13-10-2017 | 13.04 uur | [adres 3] |
2. Op de hiervoor genoemde locaties en tijdstippen was parkeerbelasting verschuldigd. Bij controles heeft de parkeercontroleur telkens geen geldig parkeerbewijs aangetroffen. Om die reden zijn er in totaal vijf naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd.
3. Eiser voert aan dat hij zijn taxi op de onder 1. genoemde locaties en tijdstippen niet heeft geparkeerd, maar slechts heeft neergezet om klanten in- en uit te laten stappen. Eiser voert verder aan dat hij over een ontheffing beschikt. Zijn ontheffing op grond van artikel 87 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) was duidelijk zichtbaar in de auto geplaatst.
4. Verweerder stelt dat er wel sprake was van parkeren. In drie van de vijf gevallen is namelijk pas een naheffingsaanslag opgelegd nadat een handhaver ter plaatse is geweest en daarbij heeft vastgesteld dat sprake was van parkeren en niet van in- of uitstappen. In de andere twee gevallen is er geen handhaver ter plaatse geweest, maar is op geen van de door de scanauto gemaakte foto’s te zien dat er iemand in- of uitstapt. Met betrekking tot de ontheffing stelt verweerder dat een RVV ontheffing geen betrekking kan hebben op een vrijstelling van de verplichting om parkeerbelasting te betalen.
Beoordeling
5. In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht aan eiser zijn opgelegd. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op de genoemde tijdstippen en locaties sprake was van parkeren.
6. De Verordening Parkeerbelastingen 2017 van de Gemeente Amsterdam (Verordening) verstaat onder parkeren ‘het gedurende een aaneengesloten tijd doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden’. Deze definitie is gelijkluidend aan de definitie van parkeren in de zin van artikel 225 van de Gemeentewet.
7. De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast van de juistheid van de feiten en omstandigheden die aan de naheffingsaanslagen ten grondslag liggen rust op verweerder. In gevallen zoals hier aan de orde, ligt het dan ook primair op de weg van verweerder om, in het licht van hetgeen eiser hierover naar voren heeft gebracht, aannemelijk te maken dat sprake is van parkeren en niet van in- en uitstappen. Verweerder heeft hiertoe scangegevens en foto’s overgelegd.
Ten aanzien van zaaknummers: AMS 17/6736 en AMS 17/6739
8. Op de in deze zaken door verweerder overgelegde foto’s is te zien dat de taxi van eiser in een parkeervak staat. Verder zijn geen personen te zien in de nabijheid van de taxi van eiser. Verweerder heeft in deze gevallen geen parkeercontroleur ingeschakeld. Verweerder leidt uit de overgelegde foto’s af dat sprake is van parkeren.
9. Eiser heeft dit betwist en gesteld dat hij zijn taxi op de onder 1. genoemde locaties en tijdstippen heeft neergezet om klanten op te halen of thuis te brengen. In dit kader heeft eiser op de zitting verklaard dat in de wijk van de betreffende locaties veel oudere mensen wonen die slecht ter been zijn. Volgens eiser valt het onder goede service om hen te helpen met in- en uitstappen. Eiser loopt mee naar woning, houdt de deur open voor hen open en helpt indien nodig met het naar binnen dragen van een tas. Eiser heeft daarnaast betwist dat hij langer heeft stilgestaan dan nodig is. Eiser heeft hierover verklaard dat hij maximaal 3 minuten heeft stilgestaan. Eiser is taxichauffeur en moet snel weer de weg op voor een volgende klant.
10. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval onder 'de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk instappen van personen' ook moet worden begrepen de tijd die een taxichauffeur objectief gezien noodzakelijkerwijs nodig heeft om een klant thuis op te halen of naar zijn huis te begeleiden. De rechtbank voelt zich in dit oordeel gesterkt door een arrest van het Hof Amsterdam van 30 juli 2002 (ECLI:GHAMS:2002:AE6618) waarbij het uit een café halen van een klant door een taxichauffeur ook tot het ‘onmiddellijk in- en uitstappen’ werd gerekend.
11. Gelet op de beschrijving die eiser van zijn werkzaamheden geeft, is de rechtbank van oordeel dat eiser voldoende heeft onderbouwd dat hij zijn auto niet heeft geparkeerd, maar enkel heeft stilgezet om klanten in- en uit te laten stappen. Het is aan verweerder om het tegendeel aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder hier niet in geslaagd. De door verweerder overgelegde scanfoto’s zijn hiervoor onvoldoende, aangezien zij slechts een moment opname vormen. Hiermee is niet aannemelijk gemaakt dat van in- of uitstappen geen sprake was of dat het in- of uitstappen langer heeft geduurd dan redelijkerwijs noodzakelijk was.
12. Omdat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser op 15 september 2017 en 22 september 2017 heeft geparkeerd aan [adres 4] , zijn de naheffingsaanslagen ten onrechte opgelegd. De uitspraken op bezwaar en de naheffingsaanslagen zullen daarom worden vernietigd.
13. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder in beide zaken het door eiser betaalde griffierecht aan eiser vergoedt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Ten aanzien van zaaknummers: AMS 17/6744, AMS 17/6742 en 17/6741
14. Op de in deze zaken door verweerder overgelegde foto’s is te zien dat de taxi van eiser in een parkeervak staat. Verder zijn geen personen te zien in de nabijheid van de taxi van eiser. Uit de overgelegde scangegevens blijkt dat in deze gevallen pas een naheffingsaanslag is opgelegd nadat een handhaver ter plaatse is geweest. Uit de scangegevens blijkt verder dat het tijdsverschil tussen het eerste en tweede controlemoment varieert van 7 tot 12 minuten. Verweerder leidt hieruit af dat sprake is van parkeren.
15. Eiser heeft – kortgezegd - ook in dit verband gesteld dat hij zijn taxi op de onder 1. genoemde locaties en tijdstippen heeft neergezet om een klant op te halen of weg te brengen. Eiser heeft op de zitting betwist dat een handhaver ter plaatse is geweest.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in deze zaken wel voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake was van parkeren. De rechtbank acht daarbij van doorslaggevend belang dat in deze gevallen na het scanmoment nog een tweede controle heeft plaatsgevonden door een handhaver. Omdat dit de gebruikelijke werkwijze is van verweerder, de bevindingen van de handhaver zijn ingevoerd in het systeem en het om drie afzonderlijke momenten gaat, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om in twijfel te trekken of deze controles hebben plaatsgevonden.
17. De rechtbank overweegt vervolgens dat een RVV ontheffing uitsluitend voorziet in een vrijstelling van een aantal bepalingen van het RVV. In artikel 87 RVV zijn de artikelen opgesomd waarop een ontheffing betrekking kan hebben. Zo kan een RVV ontheffing onder andere voorzien in een ontheffing om op een bepaalde plaats een voertuig te parkeren terwijl dat zonder ontheffing verboden zou zijn, maar de RVV voorziet niet in een vrijstelling van de verplichting om parkeerbelasting te betalen. Een eventuele ontheffing kan in dit geval dus niets afdoen aan de verschuldigdheid van parkeerbelasting. In geval van parkeren moet eiser dus betalen op een fiscale parkeerplaats in Amsterdam.
18. Vaststaat dat eiser geen parkeerbelasting heeft betaald voor het parkeren op 3 oktober 2017, 4 oktober 2017 en 10 oktober 2017. Deze naheffingsaanslagen zijn dan ook terecht opgelegd.
19. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
Ten aanzien van: AMS 17/6736 en AMS 17/6739:
- -
verklaart de beroepen gegrond;
- -
vernietigt de bestreden uitspraken op bezwaar;
- -
vernietigt de naheffingsaanslagen;
- -
draagt verweerder in beide zaken op de betaalde griffierechten van € 46,- (in totaal € 92,-) aan eiser te vergoeden;
Ten aanzien van: AMS 17/6744, AMS 17/6742 en 17/6741
- verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.R. Vastenburg, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Boerlage, griffier.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.