Blijkens een zich in het dossier bevindende brief d.d. 29 januari 2001, heeft K. Godding, Officier van Justitie bij het Arrondissementsparket te Maastricht, aan het CJIB en LCA verzocht om de executie van de door de politierechter te Maastricht d.d. 26 augustus 2008 opgelegde gevangenisstraf van 1 maand tot nader order op te schorten.
HR, 24-11-2009, nr. 09/01745 H
ECLI:NL:HR:2009:BJ9263
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24-11-2009
- Zaaknummer
09/01745 H
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BJ9263
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BJ9263, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑11‑2009; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BJ9263
ECLI:NL:PHR:2009:BJ9263, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑09‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BJ9263
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑11‑2009
Inhoudsindicatie
Herziening.
24 november 2009
Strafkamer
nr. 09/01745 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht van 26 augustus 2008, nummer 03/500320-08, ingediend door mr. J.M. Lintz, advocaat te Rotterdam, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod" en "witwassen" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand, met onttrekking aan het verkeer en verbeurdverklaring van inbeslaggenomen goederen zoals in het vonnis vermeld.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat sprake is van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie onder 6 tot en met 11 genoemde gronden moet de door de aanvrager gestelde omstandigheid worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrage is dus gegrond.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht van 26 augustus 2008;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 24 november 2009.
Conclusie 29‑09‑2009
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de Rechtbank te Maastricht van 26 augustus 2008 met parketnummer 03/500320-08, is de aanvrager van herziening wegens
- 1.
‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod’ en
- 2.
‘witwassen’
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand. Tevens heeft de Politierechter inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard zoals in het vonnis omschreven.
2.
Namens de veroordeelde is door mr. J.M. Lintz, advocaat te Rotterdam, een aanvraag tot herziening van deze uitspraak ingediend.
3.
De aanvraag berust op de stelling dat een ander dan de aanvrager indertijd de bewezenverklaarde feiten heeft begaan en gebruik heeft gemaakt van de persoonsgegevens van aanvrager. Ter ondersteuning van deze stelling wordt verwezen naar verschillende, met documenten onderbouwde, feiten en omstandigheden.
4.
Aanvrager is bij de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd veroordeeld wegens kort gezegd het aanwezig hebben van verdovende middelen en wegens witwassen, beide gepleegd op 22 augustus 2007.
5.
In de aanvraag wordt het volgende aangevoerd. Aanvrager raakte op de hoogte van de uitspraak waarvan nu herziening wordt gevraagd door een brief van Dienst Justitiële Inrichtingen van 16 januari 2009 waarbij aanvrager werd opgeroepen om de bij die uitspraak opgelegde straf te ondergaan.1. Aanvrager stelt noch de feiten te hebben begaan waarop de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd betrekking heeft, noch de andere feiten waarvoor hij blijkens een uittreksel justitiële documentatie is veroordeeld. Daartoe wordt aangevoerd:
- —
dat de identiteit van degene die is aangehouden voor de feiten waarop de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd betrekking heeft, waarschijnlijk aan de hand van een foto in het HKS2. is vastgesteld en dat die foto totaal niet lijkt op aanvrager;
- —
dat die persoon zich kennelijk bij een eerdere aanhouding heeft geïdentificeerd met behulp van het paspoort van aanvrager, welk paspoort aanvrager op 21 augustus 2001 als vermist heeft opgegeven bij de politie;3.
- —
dat aanvrager van andere op zijn naam staande veroordelingen niet op de hoogte is geraakt omdat de persoon die gebruik maakte van zijn persoonsgegevens waarschijnlijk telkens in voorarrest zat of anderszins in contact is gekomen met justitie zodat diegene in persoon op de hoogte is gebracht van de veroordelingen, de opgelegde straffen onmiddellijk of aansluitend op een andere vrijheidsbeneming ten uitvoer zijn gelegd en aanvrager ten aanzien van die veroordelingen (dus) nooit een oproeping heeft ontvangen om de opgelegde straf te ondergaan;
- —
dat aanvrager blijkens in- en uitreisstempels in zijn paspoort Marokko verliet op de dag dat één van de feiten waarvoor aanvrager is veroordeeld werd gepleegd en aanvrager altijd met de auto reisde zodat hij onmogelijk op diezelfde dag in Nederland kan zijn geweest, en voorts dat aanvrager blijkens die stempels van 22 mei tot 12 juni 2002 in Marokko verbleef terwijl hij blijkens een detentieoverzicht van 17 april tot 5 juli 2002 gedetineerd was.
6.
Bij de aanvraag zijn, voor zover voor de beoordeling van de aanvraag van belang, de volgende stukken overgelegd:
- i.
een kopie van een proces-verbaal van bevindingen4., opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (productie 2) met daaraan gehecht twee foto's en voor zover van belang inhoudend:
‘Op woensdag 22 augustus 2007 werd tijdens bike-surveillance door collega [verbalisant 2] en mij, verbalisant [verbalisant 1], een ons onbekende manspersoon aangehouden die zich onder andere niet kon legitimeren.
Na aanleiding van het verzoek van Justitie om toe te lichten hoe wij destijds de identiteit van verdachte [aanvrager] hebben vastgesteld, kan ik het navolgende verklaren.
(…)
Ik, [verbalisant 1], heb destijds het Proces-verbaal Onderzoek identiteit opgemaakt. Hierin werd door mij, middels infodesk, gecontroleerd of de betreffende persoon in ons opsporingssysteem HKS voorkwam. Dit bleek het geval te zijn. Mogelijk hebben wij destijds de verdachte herkend aan de hand van de bij HKS gevoegde foto. Deze foto werd gemaakt op 29/03/2002.
Deze foto heb ik inmiddels via collega [verbalisant 2], per mail, verkregen. De foto zal als bijlage bij dit proces-verbaal worden gevoegd.’;
- ii.
kopieën van een Nederlandse identiteitskaart, een Nederlands paspoort en een Nederlands rijbewijs, een Marokkaanse identiteitskaart en een Marokkaans paspoort (laatstgenoemd document met nr. L 700042), alle op naam van aanvrager en voorzien van een pasfoto (productie 4);
- iii.
een kopie5. van een proces-verbaal van aangifte vermissing reisdocument (productie 5), opgemaakt op 27 augustus 2001, voor zover inhoudend:
‘De aangever gaf op te zijn:
Naam: [achternaam aanvrager] (man)
Voornamen: [voornaam aanvrager]
Geboren te: [geboorteplaats]
Geboren op: [geboortedatum]/19686.
(…)
En verklaarde het volgende:
‘Tussen zondag 12 augustus 2001 te 01:00 uur en zondag 12 augustus 2001 te 14:00 uur, werd op de [a-straat 1], [plaats]
Verloren
Categorie omschrijving: Identiteitspapieren (484738)
Object6: Paspoort’’
- iv.
een overzicht van detentiegegevens met betrekking tot aanvrager (productie 6), voor zover van belang inhoudend:
‘Inrichting
Begindatum
Einddatum
Maastricht Overmaze
17/04/2002
05/07/2002
Roermond HvB
24/02/2003
06/07/2003
Roermond PIA (PP's ressort Den Bosch)
07/07/2003
27/07/2003
Roermond HvB
28/07/2003
31/08/2003
Sittard De Geerhorst
12/05/2004
17/05/2004’
- v.
kopieën van bladzijden van een paspoort met nummer L 700042 met daarin aangebracht diverse in- en uitreisstempels (productie 7) en een kopie van een brief van de raadsman van aanvrager met daarin onder meer een overzicht van de uit die stempels afgeleide periodes dat aanvrager buiten Nederland heeft verbleven gedurende de jaren 1999 tot en met 2008 (productie 8).
7.
In het dossier bevinden zich voorts de volgende stukken, voor zover voor de beoordeling van de aanvraag van belang:
- i.
het origineel van de hiervoor als productie 8 aangeduide brief van de raadsman van aanvrager met daaraan onder meer gehecht een aantal kleurenkopieën van een Marokkaanse identiteitskaart, een Marokkaans en een Nederlands paspoort, een Marokkaans en een Nederlands rijbewijs, alle op naam van aanvrager en voorzien van een pasfoto;
- ii.
twee uittreksels justitiële documentatie d.d. 6 augustus 2008 en 26 januari 2009 ten aanzien van aanvrager waarin een aantal onherroepelijke veroordelingen zijn vermeld, waaronder een veroordeling wegens een op 29 augustus 2002 gepleegd strafbaar feit;
- iii.
een stamproces-verbaal van politie met betrekking tot de aanhouding op 22 augustus 2007 van een persoon, genaamd [aanvrager], geboren op 00-00-1968 te [geboorteplaats] en wonende op [a-straat 1] te [plaats], met daaraan onder meer gehecht een proces-verbaal onderzoek identiteit dat inhoudt, voor zover van belang:
‘Op woensdag 22 augustus 2007 te 18.00 uur heb ik verbalisant, [verbalisant 1] (2907), (…) een onderzoek ingesteld naar de identiteit van:
Naam: [achternaam aanvrager] (man)
Voornamen: [voornaam aanvrager]
Geboren te : [geboorteplaats]
Geboren op: [geboortedatum]/1968
(…)
In dit onderzoek is het volgende bevonden:
De betrokkene is niet in het bezit van een ID-document.
(…)
De betrokkene komt wel voor in het bedrijfsprocessensysteem van de politie. Van de betrokkene is de identiteit niet eerder vastgesteld. De DACTY van betrokkene zijn niet bij dNRI gecontroleerd.
De betrokkene komt voor in het HKS.
Uit bovenstaande bevindingen is de identiteit van de betrokkene vastgesteld zoals eerder vermeld.’
8.
De persoon op de foto's die zijn gehecht aan het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] (genoemd onder 6, i) en die kennelijk sinds 2002 zijn opgenomen in het Herkenningsysteem als foto's van aanvrager, vertoont geen gelijkenis met de persoon op de pasfoto's van de bij de aanvraag overgelegde (kleuren)kopieën van de Marokkaanse identiteitskaart, van het Marokkaanse en van het Nederlandse paspoort, en van het Nederlandse rijbewijs van aanvrager. Uit het genoemde proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] en het proces-verbaal onderzoek identiteit dat hiervoor is weergegeven onder 7(iii), maak ik voorts op dat de persoon die is aangehouden wegens verdenking van de feiten waarop de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd betrekking heeft, aan de hand van die foto's in het HKS is geïdentificeerd als zijnde aanvrager.
9.
Blijkens de bij de aanvraag overgelegde kopieën van bladzijden uit het Marokkaanse paspoort van aanvrager bevat dat paspoort voor zover van belang een inreisstempel (‘entree’) geplaatst door de ‘Police PF Bab Sebta’ met als datum 22 mei 2002, een uitreisstempel (‘sortie’) met als datum 12 juni 2002. Daaruit leid ik af dat aanvrager van 22 mei tot 12 juni 2002 in Marokko moet hebben verbleven. Met die omstandigheid is niet verenigbaar dat aanvrager gedurende een deel van de periode van 17 april tot 5 juli 2002 gedetineerd was, zoals volgt uit het hiervoor genoemde detentieoverzicht.
10.
Voorts bevat genoemd paspoort een uitreisstempel geplaatst door de ‘Police PM Tanger’ met als datum 29 augustus 2002.7. Kennelijk is aanvrager na 12 juni 2002 opnieuw naar Marokko gegaan om vervolgens op 29 augustus 2002 Marokko weer te verlaten. Die omstandigheid roept de vraag op of aanvrager zich ten tijde van het plegen van één van de delicten waarvoor aanvrager blijkens het uittreksel justitiële documentatie is veroordeeld, te weten het op 29 augustus 2002 gepleegde feit, (al weer) in Nederland bevond.
11.
De hierboven onder 8 en 9 weergegeven omstandigheden, beschouwd in onderling verband en samenhang wekken het ernstig vermoeden dat iemand anders dan aanvrager voor de feiten waarop de uitspraak betrekking heeft waarvan nu herziening wordt gevraagd, is aangehouden. en dat diegene bij de aanhouding de persoonsgegevens van aanvrager heeft gebruikt en dat dus sprake is van persoonsverwisseling. Omdat die omstandigheid niet verenigbaar is met de onderhavige veroordeling, roept deze het ernstige vermoeden op als bedoeld in art. 457, eerste lid onder 2, Sv, dat als de rechter hiervan op de hoogte was geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou zijn vrijgesproken.
12.
Hetgeen aanvrager opmerkt over andere, ten onrechte te zijnen name geregistreerde veroordelingen kan mijns inziens in het midden blijven. Weliswaar acht ik hetgeen aanvrager naar voren brengt niet zonder meer overtuigend, maar dit doet niet af aan de omstandigheid dat de verdachte in 2002 volgens zijn paspoort in Marokko was, volgens het detentieoverzicht in Nederland, en evenmin aan de omstandigheid dat aanvrager blijkens de foto's op zijn paspoorten en op zijn rijbewijzen geen gelijkenis vertoont met de persoon die op zijn naam in het HKS staat geregistreerd.
13.
Voorts merk ik op dat de inleidende dagvaarding voor de terechtzitting bij de politierechter van 26 augustus 2008, blijkens de akte van uitreiking, in persoon is uitgereikt (op het postkantoor) aan aanvrager waarbij deze zich kennelijk heeft gelegitimeerd met zijn Nederlandse identiteitskaart (het nummer van het legitimatiebewijs dat is vermeld op de akte komt overeen met het nummer van die identiteitskaart). Aanvrager is blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting aldaar echter niet verschenen. Waarom hij naar aanleiding van de uitgereikte dagvaarding geen actie heeft ondernomen dan wel niet is verschenen op die terechtzitting om uiteen te zetten dat er sprake was van persoonsverwisseling, is niet duidelijk. Opnieuw geldt echter dat een en ander niet afdoet aan de aan het slot van de vorige alinea genoemde omstandigheden.
14.
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de aanvraag tot herziening gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht van 26 augustus 2008 zal bevelen, en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch opdat de zaak op de voet van art. 467 Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑09‑2009
Het HKS wordt in een proces-verbaal van bevindingen, dat zich bevindt bij de stukken, als volgt omschreven: ‘het zogenaamde herkenningssysteem is een bij de politie in gebruik zijnd geautomatiseerd systeem waarin de criminele antecedenten van personen worden vastgelegd en geraadpleegd kunnen worden.’
Dat die persoon op de foto's in het HKS zich heeft gelegitimeerd met het paspoort van aanvrager blijkt niet uit de stukken. Daaruit kan in het geheel niet worden afgeleid hoe die persoon is geïdentificeerd als aanvrager, noch overigens hoe bij de eerdere aanhoudingen de desbetreffende persoon is geïdentificeerd als aanvrager.
Het origineel bevindt zich eveneens bij de stukken.
De kopie is niet voor kopie conform getekend. Niettemin heb ik gezien de opstelling van de officier van justitie geen reden er aan te twijfelen dat inderdaad sprake is van aangifte van vermissing als daarin vermeld. Het origineel is kennelijk niet getekend of de kopie is een kopie van een niet getekende kopie.
Ik merk op dat in de stukken ook wel de geboortedatum 00-00-1968 voorkomt, zoals bijv. op p. 2 van het stamprocesverbaal. Op aanvragers identiteitsbewijzen komt behalve 00-00-1968 ook voor 1968.
Van het laatste stempel is slecht leesbaar door wie deze is geplaatst. Op grond van een vergelijking van de tekst van dat stempel met de wel leesbare tekst van andere stempels kan echter worden geconcludeerd dat het de ‘Police PM Tanger’ is geweest die het stempel heeft geplaatst. Van het stempel van 12 juni 2002 is enkel die datum leesbaar en het woord ‘sortie’, de rest is onleesbaar.