HR, 28-10-2014, nr. 14/03048
ECLI:NL:HR:2014:3049
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28-10-2014
- Zaaknummer
14/03048
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:3049, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑10‑2014; (Herziening)
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0412
Uitspraak 28‑10‑2014
Inhoudsindicatie
Herziening. HR verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Partij(en)
28 oktober 2014
Strafkamer
nr. 14/03048 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 juli 2007, nummer 22/007420-05, ingediend door mr. J.P. de Man, advocaat te Rosmalen, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage van 12 december 2005 - de aanvrager ter zake van "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
Hetgeen in de aanvraag wordt aangevoerd, berust naar de kern genomen op de stelling dat er gebreken kleven aan de wijze waarop de aanvrager is gedagvaard en/of is opgeroepen voor de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep. Dergelijke gebreken, indien feitelijk juist, hadden echter uitsluitend kunnen leiden tot nietigverklaring van bedoelde dagvaarding onderscheidenlijk oproeping maar niet tot een van de in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv genoemde beslissingen.
3.3.
Het in de aanvraag gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op een gegeven als hiervoor onder 3.1 vermeld. De aanvraag kan daarom gelet – gelet op art. 460, tweede lid, en 465, eerste lid, Sv – niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2014.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.