Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Maleisië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 5 Vaste inrichting
Geldend
Geldend vanaf 02-02-1989
- Bronpublicatie:
07-03-1988, Trb. 1988, 27 (uitgifte: 05-04-1988, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
02-02-1989
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-01-1989, Trb. 1989, 12 (uitgifte: 01-01-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking ‘vaste inrichting’ een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2.
De uitdrukking ‘vaste inrichting’ omvat in het bijzonder:
- (a)
een plaats waar leiding wordt gegeven;
- (b)
een filiaal;
- (c)
een kantoor;
- (d)
een fabriek;
- (e)
een werkplaats, en
- (f)
een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen, daaronder begrepen hout- en andere bosbouwprodukten, worden gewonnen;
- (g)
een landbouwbedrijf of plantage;
- (h)
een installatie of bouwsel gebruikt voor de exploratie van natuurlijke rijkdommen.
3.
De uitdrukking ‘vaste inrichting’ omvat eveneens de plaats van uitvoering van een bouwwerk, constructie-, montage- of installatiewerkzaamheden of daarmee in verband staande werkzaamheden van toezichthoudende aard, doch alleen indien de duur van de uitvoering van dat bouwwerk of van die werkzaamheden een tijdvak van zes maanden overschrijdt.
4.
Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een vaste inrichting niet aanwezig geacht, indien:
- (a)
gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;
- (b)
een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
- (c)
een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
- (d)
een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
- (e)
een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het verstrekken van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden voor de onderneming die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben.
- (f)
een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend voor een combinatie van de in de letters (a) tot en met (e) genoemde werkzaamheden, mits het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting dat uit deze combinatie voortvloeit van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.
5.
Indien een persoon — niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van het zesde lid — in een van de Staten voor een onderneming van de andere Staat werkzaam is, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, geacht in de eerstbedoelde Staat een vaste inrichting te hebben met betrekking tot elke werkzaamheid die die persoon voor de onderneming verricht, indien de persoon:
- (a)
een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in de eerstbedoelde Staat gewoonlijk uitoefent, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot die werkzaamheden, genoemd in het vierde lid, welke, indien zij worden uitgeoefend door middel van een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken; of
- (b)
zulk een machtiging niet bezit, maar gewoonlijk in de eerstbedoelde Staat een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar aanhoudt waaruit hij regelmatig bestellingen uitvoert namens de onderneming.
6.
Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een van de Staten te bezitten alleen op grond van de omstandigheid dat zij in die Staat zaken doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, indien deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen, tenzij deze vertegenwoordiger uitsluitend of nagenoeg uitsluitend zaken doet voor die onderneming zelf of voor die onderneming en andere ondernemingen die zij beheerst of door welke zij wordt beheerst.
7.
Alleen de omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een van de Staten, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst dat inwoner is van de andere Staat of dat in die andere Staat zaken doet (hetzij door middel van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.