Rb. Gelderland, 03-08-2016, nr. 281022
ECLI:NL:RBGEL:2016:4484
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
03-08-2016
- Zaaknummer
281022
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2016:4484, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 03‑08‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig)
ECLI:NL:RBGEL:2015:8256, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 16‑12‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
ECLI:NL:RBGEL:2015:6925, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 09‑09‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑08‑2016
Inhoudsindicatie
Hoofdzaak: Slepend conflict over vervoerovereenkomst met provincie. Deels herhaling geschil voor dezelfde instantie. Gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Eisen van goede procesorde. Incident: art. 843a Rv; geen rechtmatig belang.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/281022 / HA ZA 15-188
Vonnis van 3 augustus 2016
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE GELDERLAND,
zetelend te Arnhem,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. D. van Tilborg te Breda,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WILLEMSEN-DE KONING B.V.,
gevestigd te Arnhem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WILLEMSEN-DE KONING TAXISERVICES B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eiseressen in reconventie in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. R.F. Feenstra te Ede.
Partijen zullen hierna respectievelijk de Provincie, Willemsen-De Koning en Willemsen-De Koning Taxiservices genoemd worden.
1. De procedure in de hoofdzaak en in het incident
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 9 maart 2016
- -
het proces-verbaal van comparitie van 15 juni 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
In augustus 2012 heeft de Provincie in een Europese openbare aanbesteding ten behoeve van het taxivervoer op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en openbaar vervoer in de provincie (Aanbesteding Regiotaxi Gelderland 2013-2015 Vervoer), de ‘percelen’ Rivierenland, De Vallei, Stedendriehoek en Achterhoek gegund aan Willemsen-De Koning. Op 14 augustus 2012 hebben de Provincie en Willemsen-De Koning vier vervoersovereenkomsten gesloten.
2.2.
Nadat Willemsen-De Koning op 1 januari 2013 was gestart met de uitvoering van de opdracht, is gebleken dat de in de praktijk gerealiseerde vervoersvolumes sterk achterbleven bij de door de Provincie in oktober 2012 opgegeven volumes.
2.3.
Op 21 mei 2013 heeft de Provincie Willemsen-De Koning een bedrag van € 408.927,00 betaald als voorlopig voorschot, vooruitlopend op de definitieve vaststelling van een compensatiebedrag. Partijen zijn vervolgens met elkaar in overleg getreden, waarna de Provincie nog een bedrag van € 335.582,00 aan Willemsen-De Koning heeft betaald.
2.4.
Willemsen-De Koning heeft bij dagvaarding van 25 november 2013 een bodemprocedure tegen de Provincie aanhangig gemaakt bij de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem (zaak- en rolnummer C/05/254989 / HA ZA 13-781), en gevorderd dat de Provincie een bedrag van € 4.730.150,00 aan schadevergoeding aan haar zou betalen. Tevens heeft zij gevorderd dat de haar opgelegde boetes van € 1.156.600,11 zouden worden terugbetaald en heeft zij een verbod gevorderd tot het opleggen van bepaalde boetes. Hangende de bodemprocedure heeft Willemsen-De Koning bij incidentele vordering een voorschot op de gevorderde schadevergoeding gevorderd. Bij vonnis van 23 april 2014 is deze incidentele vordering afgewezen.
2.5.
Willemsen-De Koning heeft de Provincie bij brief van 3 juni 2014 gesommeerd binnen 48 uur afdoende tegemoetkomingen te doen, bij gebreke waarvan de dienstverlening voor Regiotaxi Gelderland vanaf 5 juni 2014 zou worden gestaakt. Naar aanleiding hiervan heeft overleg tussen partijen plaatsgevonden, hetgeen heeft geleid tot het sluiten van een overeenkomst door de Provincie, Willemsen-De Koning en Willemsen-De Koning Taxiservice Gelderland B.V. op 25 juli 2014. De contractspartij Willemsen-De Koning Taxiservice Gelderland B.V. wordt in dit vonnis verder als Taxiservice Gelderland aangeduid, maar in de hier bedoelde overeenkomst als Taxiservice. Deze overeenkomst, hierna ‘overbruggingsregeling’ genoemd, luidt voor zover van belang als volgt:
Artikel 2 beëindiging van de Vervoersovereenkomsten met wederzijds goedvinden
2.1
Willemsen-De Koning en de Provincie stellen vast dat de tussen Willemsen-De Koning en de Provincie gesloten vervoersovereenkomst Rivierenland, de vervoersovereenkomst de Achterhoek, de vervoersovereenkomst de Vallei en de vervoersovereenkomst Stedendriehoek (hierna: ‘de Vervoersovereenkomsten’) met wederzijds goedvinden zullen worden beëindigd per 1 juli 2015. De Vervoersovereenkomsten hebben derhalve een looptijd tot en met 30 juni 2015.
2.2
Willemsen-De Koning verbindt zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud om tot de datum van beëindiging van de Vervoersovereenkomsten als bedoeld in artikellid 2.1 van deze Overeenkomst, de Vervoersovereenkomsten onverkort en overeenkomstig alle daarin vervatte voorwaarden (waaronder begrepen de eisen uit het bestek en de overige aanbestedingsdocumenten) na te komen.
Artikel 3 Betaling en onderbouwing van het maandelijks te betalen bedrag
3.1
De Provincie heeft op het moment van het sluiten van deze Overeenkomst aan Taxiservice reeds een bedrag betaald van € 1.080.092,99, als voorschot op het mogelijk door de rechtbank Gelderland (locatie Arnhem) in de door Willemsen-De Koning ingeleide procedure met zaaknummer C/05/254989 HA ZA 13/781 mogelijk vast te stellen bedrag aan schadevergoeding dat door de Provincie aan Willemsen-De Koning moet worden betaald in verband met de daling van de vervoersvolumes. Voornoemd voorschot is door de Provincie betaald zonder erkenning van enige aansprakelijkheid jegens Willemsen-De Koning en Taxiservice.
3.2
De Provincie is onder voorwaarden bereid om, in maandelijkse termijnen, aan
Willemsen-De Koning een bedrag betaalbaar te stellen welk bedrag aan taxiservice zal worden betaald en welk bedrag – gelet op het bepaalde in lid 1.3 – wordt aangemerkt als een voorschot op het mogelijk door de rechtbank Gelderland (locatie Arnhem) in de door Willemsen-De Koning ingeleide procedure met zaaknummer C/05/254989 HA ZA 13/781 mogelijk vast te stellen bedrag aan schadevergoeding, dat door de Provincie mogelijk aan Willemsen-De Koning moet worden betaald.
3.3
De Provincie is bereid om met ingang van de maand waarin deze Overeenkomst wordt getekend tot de datum van de beëindiging van de Vervoersovereenkomsten als bedoeld in artikellid 2.1. van deze Overeenkomst per maand een voorschotbedrag aan Willemsen-De Koning betaalbaar te stellen en dit bedrag Taxiservice te betalen.
(…)
3.5
Het maandelijks door de Provincie aan Willemsen-De Koning betaalbaar te stellen en aan Taxiservice te betalen voorschotbedrag bedraagt maximaal € 225.000,00.
Artikel 5 Bepalen van het door de Provincie (mogelijk) aan Willemsen-De Koning verschuldigde bedrag en het in voorkomend geval door Willemsen-De Koning c.s. aan de Provincie terug te betalen bedrag.
5.1
De hoogte van het bedrag aan schadevergoeding dat mogelijk door de Provincie aan Willemsen-De Koning moet worden betaald in verband met de daling van de vervoersvolumes wordt uitsluitend vastgesteld in de thans tussen Partijen aanhangige bodemprocedure bij de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem (zaaknummer/rolnummer: C/05/254989 HA ZA 13/781). De uitkomst van deze procedure bepaalt ook de uiteindelijke aanspraak van Willemsen-De Koning c.s. op de in artikel 3 van deze Overeenkomst bedoelde bedragen, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikellid 5.2 van deze Overeenkomst. Dit betekent dat aan de eventuele uit artikellid 5.2 van deze Overeenkomst voortvloeiende terugbetalingsverplichting voor Willemsen-De Koning c.s. niet afdoet het feit dat de in artikel 3 bedoelde bedragen zijn verstrekt in verband met de beweerdelijk door Taxiservice geleden verliezen in de periode tot aan de beëindiging van de vervoersovereenkomsten. Willemsen-De Koning c.s. kan zich van haar uit artikel 5.2 voortvloeiende betalingsverplichting dan ook niet bevrijden door te stellen, al dan niet door een beroep te doen op verrekening en/of bij wege van exceptief verweer dan wel door een beroep te doen op enige andere grond, dat de in artikel 3 bedoelde bedragen (mede) met een ander doel zijn verstrekt dan als voorschot op de in voornoemde procedure mogelijk vast te stellen schadevergoedingsverplichting.
5.2
Als de Rechtbank in het eindvonnis in de bodemprocedure:
a. de vorderingen van Willemsen-De Koning afwijst, zijn Willemsen-De Koning c.s. hoofdelijk verbonden om binnen veertien (14) dagen na de datum van het vonnis, de door de Provincie betaalde voorschotbedragen uit hoofde van deze Overeenkomst, steeds te vermeerderen met een samengestelde rente overeenkomstig IBOR te vermeerderen met een opslag van 1000 basispunten, steeds te rekenen vanaf de datum van betaling van het betreffende gedeelte van het voorschotbedrag door de Provincie, alsmede het eerder uit anderen hoofde betaalde voorschotbedrag van € 1.080.092,99 te vermeerderen met de wettelijke rente, steeds te rekenen vanaf de datum van betaling van het betreffende gedeelte van het voorschotbedrag door de Provincie, over te maken op de rekening van de Provincie (…) onder vermelding van ‘terugbetaling betaalbaar gestelde bedragen Regiotaxivervoer’.
(…)
5.4
Het bepaalde in de vorige artikelleden geldt onverkort, ongeacht of het eindvonnis van de rechtbank in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 8 Beëindiging overeenkomst
8.1
Deze overeenkomst kan door de provincie met onmiddellijke ingang worden beëindigd:
(…)
b. indien ten aanzien van Willemsen-De Koning c.s. of een dochtervennootschap van Taxiservice dan wel [bedrijf 1] het faillissement wordt aangevraagd respectievelijk Willemsen-De Koning c.s. of een dochtervennootschap van Taxiservice dan wel [bedrijf 1] in staat van faillissement wordt verklaard dan wel er een zogenoemde pre-pack procedure of een daarop gelijkende procedure wordt ingeleid;
c. indien Willemsen-De Koning, tekortschiet in de nakoming van de Vervoersovereenkomsten (met dien verstande dat daarvan zijn uitgezonderd de tekortkomingen waarop de Bonus-/malusregeling uit het Bestek van toepassing is) of indien Willemsen-De Koning c.s. of de heer [naam 1] (in persoon) de verplichtingen voortvloeiende uit deze Overeenkomst (met uitzondering van het bepaalde in artikellid 2.2, voor zover daarop niet de Bonus-/malusregeling uit het Bestek van toepassing is) niet nakomt;
(…)
8.3
Beëindiging van deze Overeenkomst leidt ertoe dat Willemsen-De Koning c.s. binnen 14 dagen na beëindiging de door de Provincie tot op dat moment betaalde voorschotbedragen (te vermeerderen met rente (het voorschotbedrag van € 1.080.092,99 te vermeerderen met de wettelijke rente en het betaalde voorschotbedrag uit hoofde van deze Overeenkomst te vermeerderen met een samengestelde rente overeenkomstig IBOR te vermeerderen met een opslag van 1000 basispunten te rekenen vanaf de datum van betaling door de Provincie) als onverschuldigd betaald in één keer dient te betalen, door overmaking op de rekening van de Provincie (…) onder vermelding van ‘terugbetaling betaalbaar gestelde bedragen Regiotaxivervoer’.
2.6.
Na het sluiten van de hiervoor genoemde overbruggingsregeling heeft Willemsen-De Koning Taxiservices over de periode juli 2014 tot en met december 2014 maandelijks een factuur à € 225.000,00 aan de Provincie gezonden. De Provincie heeft deze facturen voldaan.
2.7.
Bij vonnis van 17 december 2014 van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem in de onder 2.4. vermelde bodemprocedure, zijn de vorderingen van Willemsen-De Koning integraal afgewezen. Willemsen-De Koning heeft hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis.
2.8.
Bij e-mailbericht van 19 december 2014 aan de Provincie heeft Willemsen-De Koning een aantal voorwaarden geformuleerd waaronder zij bereid is het vervoer te continueren, te weten:
- -
De Provincie continueert de overeengekomen betalingsverplichting en doet afstand van haar recht van verrekening.
- -
Tot 1 juli 2015 zal Willemsen-De Koning geen ontvangen voorschotten, opgelegde en nog op te leggen boetes terugbetalen, terugbetaling nadien is afhankelijk van een nog overeen te komen betalingsregeling.
Indien de Provincie niet akkoord zou gaan, zou Willemsen-De Koning gaan onderzoeken welke insolventieprocedure het meeste recht zou doen aan de situatie.
2.9.
De Provincie heeft naar aanleiding hiervan het standpunt ingenomen dat de gestelde voorwaarden in strijd zijn met de vervoersovereenkomsten en met de overbruggingsregeling. Zij heeft wel aangegeven dat zij bereid was om in januari 2015 met Willemsen-De Koning in overleg te treden, indien daar geen voorwaarden door Willemsen-De Koning aan zouden worden gesteld en indien de continuïteit van het vervoer zou worden gegarandeerd. Omdat Willemsen-De Koning hier niet akkoord mee wilde gaan, heeft de Provincie haar in kort geding gedagvaard om een bevel te krijgen dat Willemsen-De Koning de verplichting om vervoersactiviteiten te verrichten zou (blijven) nakomen. De avond voorafgaand aan het geëntameerde kort geding (dat op 23 december 2014 zou plaatsvinden) hebben partijen alsnog een regeling bereikt, zodat het kort geding geen doorgang behoefde te vinden. Onderdeel van die regeling was de toezegging van Willemsen-De Koning om het vervoer tot 1 juli 2015 te continueren en de bereidheid van de Provincie om de maand januari 2015 te benutten voor overleg met Willemsen-De Koning in het kader van een verkenning van mogelijkheden ten aanzien van de op Willemsen-De Koning rustende terugbetalingsverplichting als gevolg van het vonnis van 17 december 2014.
2.10.
Tijdens diverse overleggen in januari 2015 heeft Willemsen-De Koning aangegeven dat zij uitsluitend tot het treffen van een betalingsregeling (inhoudende 40 maandelijkse termijnen van € 25.000,00) bereid is, als de Provincie ongeveer € 2.300.000,00 van het totaalbedrag van € 3.300.000,00 (volgens Willemsen-De Koning bestaande uit € 2.430.000,00 dat als voorschot door de Provincie is betaald voor de compensatie van verliezen en voor het overige bestaande uit een bedrag, met rente, aan verbeurde boetes wegens het niet nakomen van bepaalde eisen zoals weergegeven in het bestek) kwijtscheldt. Het overleg heeft niet tot een oplossing geleid.
2.11.
De heer [naam 2] , afdelingsmanager Uitvoering Werken bij de Provincie, heeft bij brief van 29 januari 2015 aan Willemsen-De Koning bericht dat de Provincie de maandelijkse bevoorschotting van Willemsen-De Koning per 15 februari 2015 zal stopzetten.
2.12.
Bij brief van 5 februari 2015 heeft Willemsen-De Koning de Provincie aangezegd dat het regiotaxivervoer per 11 februari 2015 zal worden gestaakt indien niet uiterlijk op 10 februari 2015 door de Provincie de schriftelijke toezegging wordt gedaan dat:
- -
de maandelijkse bevoorschotting van het vervoer tot 1 juli 2015 zal worden gecontinueerd,
- -
tegen finale kwijting wordt ingestemd met een terugbetalingsregeling, waarbij Willemsen-De Koning vanaf 1 juli 2015 in 40 maandelijkse termijnen van € 25.000,00 een bedrag van € 1.000.000,00 terug zal betalen.
2.13.
Bij brief van 9 februari 2015 aan mevrouw [naam 3] , lid van de Gedeputeerde Staten van de Provincie, heeft Willemsen-De Koning voornoemde aanzegging nogmaals herhaald.
2.14.
Gedeputeerde Staten hebben in hun vergadering van 10 februari 2015 besloten niet akkoord te gaan met het door Willemsen-De Koning gedane voorstel over een beperkte terugbetalingsregeling. Naar aanleiding van de aankondiging van Willemsen-De Koning om het vervoer te staken, heeft de Provincie haar in kort geding gedagvaard.
2.15.
Bij kort gedingvonnis van 11 februari 2015 van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, is Willemsen-De Koning bevolen met onmiddellijke ingang de verplichting uit artikel 3.1 van de vervoersovereenkomst, bestaande uit het verrichten van de in het bestek vermelde vervoersactiviteiten, te continueren en te blijven continueren tot 1 juli 2015, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per perceel voor iedere dag dat zij dit nalaat.
2.16.
Bij brief van 12 februari 2015 heeft de Provincie Willemsen-De Koning in staat gesteld om de Provincie uiterlijk 12 februari 2015 voor 10:00 uur te berichten dat zij het vonnis van 11 februari 2015 zal respecteren, met ingang van 13 februari 2015 om 06:00 uur het vervoer weer zal starten en dit zal blijven uitvoeren tot 1 juli 2015. Willemsen-De Koning heeft de gevraagde toezegging niet gegeven. Daarop heeft de Provincie het kort gedingvonnis van 11 februari 2015 aan Willemsen-De Koning laten betekenen.
2.17.
Op 13 februari 2015 heeft de rechtbank Gelderland het faillissement uitgesproken van Willemsen-De Konings dochtervennootschap Taxiservice Gelderland, alsmede van vier dochtervennootschappen van Taxiservice Gelderland, te weten Taxiservices De Achterhoek B.V., Taxiservices De Vallei B.V., Taxiservices Rivierenland B.V. en Taxiservices Stedendriehoek B.V.
2.18.
Bij brief van 13 februari 2015 heeft de Provincie de vier met Willemsen-De Koning gesloten vervoersovereenkomsten met onmiddellijke ingang ontbonden. Tevens heeft zij Willemsen-De Koning aansprakelijk gesteld voor alle schade die zij heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van de beslissing van Willemsen-De Koning om de verplichtingen uit de vervoersovereenkomsten met ingang van 11 februari 2015 blijvend niet meer na te komen.
2.19.
Eveneens bij brief van 13 februari 2015 heeft de Provincie de overbruggingsregeling met ingang van 13 februari 2015 beëindigd met een beroep op art. 8 van de overbruggingsregeling.
2.20.
Bij brief van 17 februari 2015 heeft de Provincie Willemsen-De Koning verzocht om binnen veertien dagen een bedrag van € 3.106.819,19 aan haar te betalen.
2.21.
Willemsen-De Koning is niet tot betaling overgegaan. Bij brief van 3 maart 2015 heeft zij gereageerd op de brieven van de Provincie van 13 en 17 februari 2015.
2.22.
Op 6 maart 2015 hebben partijen telefonisch overleg gehad teneinde te bezien of zij tot afspraken konden komen. Dat bleek niet het geval.
2.23.
Bij brief van 10 maart 2015 heeft Willemsen-De Koning een betalingsregeling voorgesteld, die de Provincie bij brief van 11 maart 2015 heeft afgewezen.
2.24.
Op 12 maart 2015 heef de Provincie ten laste van Willemsen-De Koning conservatoir derdenbeslag doen leggen onder ABN AMRO Bank N.V., [naam 1] Vastgoed B.V., Willemsen-De Koning Touringcars B.V., Taxiservices Utrecht B.V., Donau Exploitatie B.V., Willemsen-De Koning Taxiservices B.V. en Willemsen-De Koning Personenvervoer B.V. Eveneens op 12 maart 2015 heeft de Provincie ten laste van Willemsen-De Koning Taxiservices conservatoir derdenbeslag doen leggen onder ABN AMRO Bank N.V., Willemsen-De Koning en Willemsen-De Koning Groep B.V.
2.25.
Bij brief van 13 maart 2015 heeft de Provincie Willemsen-De Koning Taxiservices gesommeerd om uiterlijk 20 maart 2015 een bedrag van € 2.491.606,35 aan haar te betalen. Dit bedrag betreft de aan Willemsen-De Koning Taxiservices betaalde voorschotbedragen, vermeerderd met rente. Willemsen-De Koning Taxiservices heeft niet aan deze sommatie voldaan.
3. Het geschil in de hoofdzaak
in conventie
3.1.
De Provincie vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Willemsen-De Koning
I. veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.080.092,99, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, steeds te rekenen vanaf de dag waarop het betreffende deel van het voorschot door de Provincie is voldaan tot aan de dag der algehele voldoening,
II. veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.350.000,00, te vermeerderen met de samengestelde rente overeenkomstig IBOR, te vermeerderen met een opslag van 1000 basispunten, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, steeds te rekenen vanaf de datum waarop het betreffende deel van het voorschot door de Provincie is voldaan tot aan de dag der algehele voldoening,
III. veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 608.372,33, te vermeerderen met 6% btw voor de opgelegde boetes ten aanzien van de (eisen omtrent) duurzaamheid en de beperkte inzet van de lagevloer minibus,
IV. primair veroordeelt tot betaling van de geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de beslissing van Willemsen-De Koning om de verplichtingen uit de vervoersovereenkomsten in de periode 11 februari 2015 tot en met 30 juni 2015 blijvend niet meer na te komen, welk bedrag thans is begroot op (en voor zover nodig wordt gevorderd als voorschot op de toe te wijzen schadevergoeding) € 2.449.435,56, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, voor de geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de beslissing van Willemsen-De Koning om de verplichtingen uit de vervoersovereenkomsten in de periode 11 februari 2015 tot en met 30 juni 2015 blijvend niet meer na te komen, althans subsidiair veroordeelt tot betaling van een bedrag, nader op te maken bij staat, voor de geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de beslissing van Willemsen-De Koning om de verplichtingen uit de vervoersovereenkomsten in de periode 11 februari 2015 tot en met 30 juni 2015 blijvend niet meer na te komen,
Willemsen-De Koning Taxiservices
V. veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.080.092,99, te vermeerderen met de
wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, steeds te rekenen vanaf de dag waarop het betreffende deel van het voorschot door de Provincie is voldaan tot aan de dag der algehele voldoening,
VI. veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.350.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, steeds te rekenen vanaf de dag waarop het betreffende deel van het voorschot door Provincie is voldaan tot aan de dag der algehele voldoening,
met betrekking tot Willemsen-De Koning en Willemsen-De Koning Taxiservices
VII. bepaalt dat Willemsen-De Koning en Willemsen-De Koning Taxiservices hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het onder I en V bedoelde bedrag, met de bepaling dat de een bevrijdend kan betalen voor de ander en met de bepaling dat het onder I en V bedoelde bedrag in totaal slechts eenmaal verschuldigd is,
VIII. bepaalt dat Willemsen-De Koning en Willemsen-De Koning Taxiservices hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het onder II en VI bedoelde bedrag, voor zover dat bedrag niet meer beloopt dan € 1.350.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, steeds te rekenen vanaf de dag waarop het betreffende deel van het voorschot door de Provincie is voldaan tot aan de dag der algehele voldoening, met de bepaling dat de een bevrijdend kan betalen voor de ander en met de bepaling dat het onder II en VI bedoelde bedrag in totaal slechts eenmaal verschuldigd is,
IX. Willemsen-De Koning en Willemsen-De Koning Taxiservices veroordeelt in de kosten van het geding, onder bepaling dat, ieder voor zover het hen aangaat, Willemsen-De Koning en Willemsen-De Koning Taxiservices de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze kosten verschuldigd zullen zijn wanneer zij deze kosten niet binnen twee weken na dit vonnis zullen hebben voldaan,
X. Willemsen-De Koning en Willemsen-De Koning Taxiservices veroordeelt in de nakosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, na betekening te vermeerderen met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, onder bepaling dat Willemsen-De Koning en Willemsen-De Koning Taxiservices, ieder voor zover het hen aangaat, de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze kosten verschuldigd zullen zijn wanneer zij deze kosten, voor zover het betreft het hiervoor bedoelde bedrag van € 131,00 niet binnen twee weken na dit vonnis en voor zover het betreft het genoemde bedrag van € 68.00,00 niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zullen hebben voldaan.
3.2.
De Provincie Gelderland legt samengevat het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Op grond van artikel 5.2 aanhef en onder a en artikel 8 lid 3 van de overbruggingsregeling dient Willemsen-De Koning de door de Provincie tot op dat moment betaalde voorschotbedragen (€ 1.080.092,99 en € 1.350.000,00) in één keer terug te betalen. Deze voorschotbedragen zijn feitelijk betaald aan Willemsen-De Koning Taxiservices zonder dat daaraan een ondertekende overeenkomst tussen de Provincie en Willemsen-De Koning Taxiservices ten grondslag ligt. Laatstgenoemde was niet bevoegd tot ontvangst van de voorschotten. De betreffende bedragen zijn derhalve zonder rechtsgrond aan Willemsen-De Koning Taxiservices voldaan en dienen door haar als onverschuldigd betaald te worden terugbetaald aan de Provincie.
Voorts heeft Willemsen-De Koning nagelaten om door haar verbeurde boetes tot een bedrag van € 608.372,33 aan de Provincie te betalen. Deze boetes heeft Willemsen-De Koning verbeurd omdat enerzijds niet is voldaan aan het percentage declarabele zones dat door Willemsen-De Koning dient te worden gereden met gebruikmaking van een duurzame brandstof en anderzijds niet is voldaan aan het percentage declarabele zones dat verreden dient te worden met een lagevloer minibus.
Ten slotte is Willemsen-De Koning aansprakelijk voor de geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de beslissing van Willemsen-De Koning om de verplichtingen uit de vervoersovereenkomsten met ingang van 11 februari 2015 blijvend niet meer na te komen. Het niet nakomen van deze verplichtingen levert een toerekenbare tekortkoming op. De schade bestaat uit de (meer)kosten die de Provincie moet maken in verband met het noodzakelijk geworden alternatieve vervoer.
3.3.
Gedaagden voeren verweer. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader ingaan.
in reconventie
3.4.
Willemsen-De Koning vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
i. i) voor recht verklaart dat de Provincie tekort is geschoten in de nakoming van de vervoersovereenkomsten jegens Willemsen-De Koning en de Provincie uit dien hoofde veroordeelt tot betaling van de geleden en nog te lijden schade, tot op heden begroot op € 3.345.854,00, en voor zover nodig nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening,
ii) voor recht verklaart dat de Provincie onrechtmatig heeft gehandeld jegens Willemsen-De Koning en de Provincie uit dien hoofde veroordeelt tot betaling van de geleden en nog te lijden schade nader op te maken bij staat,
iii) de vervoersovereenkomsten met terugwerkende kracht vernietigt op grond van dwaling en de Provincie veroordeelt tot betaling van de werkelijke waarde van de door Willemsen-De Koning reeds geleverde prestaties ten bedrage van € 1.894.065,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening,
iv) voor recht verklaart dat uit de redelijk en billijkheid voortvloeit dat de Provincie Gelderland is gehouden de nadelige financiële gevolgen als gevolg van het tegenvallende vervoersvolume te neutraliseren,
v) voor recht verklaart dat de Provincie is gehouden tot het in overleg treden met Willemsen-De Koning op grond van de afspraken zoals vastgelegd in het bestek en de vervoersovereenkomsten nu zich een negatieve afwijking van meer dan 20% heeft voorgedaan,
vi) voor recht verklaart dat de boetes voor het overtreden van de duurzaamheidsverplichting onterecht zijn opgelegd en de Provincie veroordeelt tot betaling van € 23.088,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der verrekening tot aan de dag der algehele voldoening,
vii) voor recht verklaart dat de boetes voor het niet behalen van de servicegraad onterecht zijn opgelegd en de Provincie veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.108.663,42, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der verrekening tot aan de dag der algehele voldoening,
viii) voor recht verklaart dat de boetes voor 644 gegrond verklaarde klachten onterecht zijn opgelegd en de Provincie veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 64.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der verrekening tot aan de dag der algehele voldoening,
ix) de Provincie Gelderland veroordeelt in de kosten van dit geding, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
Willemsen-De Koning legt samengevat het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. De geprognosticeerde vervoersvolumes maken onderdeel uit van het bestek en het bestek is integraal onderdeel van de vervoersovereenkomsten. Nu de door de Provincie verstrekte prognoses achterblijven bij de realisatie van de prognoses is sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de vervoersovereenkomsten aan de zijde van de verstrekker van de prognoses, de Provincie. Voorts heeft de Provincie onrechtmatig gehandeld jegens Willemsen-De Koning nu zij wist, dan wel behoorde te weten, dat de door haar verstrekte prognoses ernstige fouten bevatten, waarmee zij bij het aangaan van de vervoersovereenkomsten heeft gehandeld in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk is, alsmede in strijd met de op haar wettelijk rustende plicht als publiekrechtelijk orgaan om zorgvuldig te handelen. Ten slotte dient het verstrekken van onjuiste prognoses te leiden tot een verplichting voor de Provincie om op grond van artikel 6:248 lid 1 BW de financiële gevolgen van de negatieve afwijking ten opzichte van de prognoses te neutraliseren. Subsidiair komen de vervoersovereenkomsten in aanmerking voor vernietiging op grond van dwaling dan wel wederzijdse dwaling ex artikel 6:228 lid 1 BW. Uiterst subsidiair is de Provincie gehouden om met Willemsen-De Koning in overleg te treden over de wijze waarop Willemsen-De Koning financieel wordt gecompenseerd voor de afwijking van het vervoersvolume van meer dan 20% voor wat betreft het perceel Rivierenland.
Willemsen-De Koning begroot haar schade op een bedrag van € 3.345.854,00 welk bedrag bestaat uit € 1.894.065,00 aan structurele schade (het verschil tussen het zonetarief waarvoor Willemsen-De Koning zou hebben ingeschreven indien zij bekend was geweest met de lagere vervoersvolumes en het geoffreerde zonetarief, vermenigvuldigd met de daadwerkelijk gerealiseerde volumes) en uit € 1.451.789,00 aan incidentele schade (de kosten die Willemsen-De Koning heeft gemaakt voor overtollig personeel en leasekosten voor overtollige voertuigen).
Voorts heeft de Provincie volgens Willemsen-De Koning ten onrechte boetes opgelegd met betrekking tot duurzaamheid, inzet lagevloer minibus, servicegraad en klachten. Deze zijn onverschuldigd betaald. Ook heeft de Provincie in dit verband ten onrechte een bedrag van
€ 64.400,00 ingehouden op de aan Willemsen-De Koning verschuldigde bedragen.
3.6.
De Provincie voert verweer. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader ingaan.
4. De beoordeling in de hoofdzaak
in conventie
Het verweer in het algemeen
4.1.
Willemsen-De Koning en Willemsen-De Koning Taxiservices stellen voorop dat de Provincie jegens hen schadeveroorzakend heeft gehandeld. Dit is tevens de belangrijkste grondslag voor de vorderingen van Willemsen-De Koning in reconventie. Ditzelfde betoog is echter door haar eerder gevoerd, met enkele zuiver door tijdsverloop meegebrachte varianten. Het heeft geleid tot de overbruggingsregeling, maar ook tot de procedure waarnaar in de overbruggingsregeling verwezen wordt en die thans in hoger beroep aanhangig is.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat voor zover het debat dat thans door het hier bedoelde verweer in conventie wordt geopend, het bij het hof voorliggende debat overlapt, het gesloten stelsel van rechtsmiddelen en de eisen van een goede procesorde eraan in de weg staan dat de rechtbank de in dit kader door Willemsen-De Koning ingenomen stellingen behandelt. Het zou immers leiden tot de kans op van elkaar afwijkende en onverenigbare rechterlijke oordelen over dezelfde materie tussen dezelfde partijen, maar ook leiden tot herhaalde behandeling van hetzelfde geschil in dezelfde instantie.
4.3.
Anders dan Willemsen-De Koning betoogt is het niet zo dat de Provincie door de nu voorliggende zaak te entameren, haar dwingt opnieuw naar voren te brengen wat ook in de onder 4.1 bedoelde procedure aan de orde is. Die procedure heeft immers als achtergrond de nakoming van de oorspronkelijke, onder 2.1 bedoelde overeenkomsten terwijl het desbetreffende geschil al liep ten tijde van de totstandkoming van de overbruggingsregeling, terwijl de nu voorliggende procedure haar basis vindt in de verplichtingen die in de overbruggingsregeling zelf zijn neergelegd, naast de bijzondere, hierna onder 4.14 en volgende te behandelen onderwerpen die niet in de procedure die thans in hoger beroep aanhangig is aan de orde zijn.
4.4.
Wat Willemsen-De Koning Taxicentrales betreft gaat het onder 4.1 bedoelde verweer niet op omdat zij noch bij de oorspronkelijke vervoersovereenkomsten noch bij de overbruggingsregeling partij was – zij was uitsluitend betaaladres voor de hierna onder 4.5 en volgende te behandelen betalingen door de Provincie – waardoor zij geen grond heeft zich tegenover de Provincie op enige tekortkoming in de nakoming van contractuele verplichtingen te beroepen. Het feit dat zij uitsluitend betaaladres in de zojuist bedoelde situaties was, brengt tevens mee dat de Provincie tegenover haar niet onrechtmatig heeft gehandeld nu gesteld noch gebleken is dat de Provincie gehandeld heeft in strijd met de zorgvuldigheid die jegens Willemsen-De Koning Taxiservices als betaaladres paste. Op de door haar verzonden facturen gaat de rechtbank onder 4.11 nader in.
De vordering tot betaling van € 1.080.092,99 met rente
4.5.
De Provincie vordert van Willemsen-De Koning en Willemsen-De Koning Taxiservices betaling van € 1.080.092,99. Dit is het bedrag dat is genoemd in artikel 5 lid 2 aanhef en onder a en in artikel 8 lid 3 van de overbruggingsregeling. De uitsluitend formele voorwaarden waaronder terugbetaling van dit bedrag aan de Provincie zou plaatsvinden op grond van de overbruggingsregeling, zijn vervuld: de rechtbank heeft in eerste aanleg afwijzend beslist op de vordering van Willemsen-De Koning, de Provincie kon ingevolge artikel 8 lid 1 van de overbruggingsregeling tot beëindiging van de overbruggingsregeling overgaan en deze beëindiging leidde tot de in artikel 8 lid 3 ervan genoemde verplichting tot terugbetaling.
4.6.
Hiermee ligt op Willemsen-De Koning als wederpartij van de Provincie bij de overbruggingsregeling, de verplichting om tot deze terugbetaling over te gaan binnen veertien dagen na de beëindiging die plaatsvond bij brief van 13 februari 2015. Tegen deze verplichting als zodanig is geen verweer gevoerd. De rechtbank zal Willemsen-De Koning tot betaling van € 1.080.092,99 met rente zoals in artikel 5 lid 2 onder a jo. artikel 8 lid 3 van de overbruggingsregeling bedoeld, veroordelen.
4.7.
De Provincie vordert ook tegenover Willemsen-De Koning Taxiservices veroordeling tot betaling van € 1.080.092,99. Willemsen-De Koning Taxiservices was geen partij bij de overbruggingsregeling – dat was immers Willemsen-De Koning Taxiservice Gelderland – maar de Provincie heeft de op grond van de overeenkomsten verschuldigde voorschotbedragen op haar rekening betaald. Daarmee fungeerde zij als betaaladres in de verhouding tussen de Provincie en Willemsen-De Koning, maar heeft Willemsen-De Koning Taxiservices noch voor zichzelf geïnd noch voor zichzelf ontvangen, zodat de vordering tegenover haar moet worden afgewezen.
De vordering tot betaling van € 1.350.000,00
4.8.
De Provincie vordert tegenover beide partijen veroordeling tot betaling van € 1.350.000,00. De basis hiervoor ligt in artikel 3 lid 2 tot en met 5 van de overbruggingsregeling, waarin de betaling van voorschotbedragen door de Provincie voorzien is, gelezen in combinatie met artikel 5 lid 2 en 8 lid 1 van de overbruggingsregeling, die voorzien in terugbetaling aan de Provincie onder inmiddels vervulde voorwaarden.
4.9.
Voor de verplichting tot terugbetaling van € 1.350.000,00 geldt in de verhouding tussen de Provincie en Willemsen-De Koning dan ook hetzelfde als onder 4.6 is overwogen voor het bedrag van € 1.080.092,99 met rente.
4.10.
De verplichting tot betaling van de voorschotten van € 225.000,00 die in artikel 3 lid 2 tot en met 5 van de overbruggingsregeling is opgenomen, houdt in dat de Provincie de maandelijkse betalingen doet aan ‘Taxiservice’. De achtergrond van de betaling aan deze partij bij de overbruggingsregeling was dat hiermee bereikt werd dat het vervoer waarom het ging metterdaad gefinancierd kon worden. ‘Taxiservice’ in de overbruggingsregeling is Taxiservice Gelderland, die partij bij de overbruggingsregeling is.
4.11.
Ter zake van de maandelijkse betalingen van € 225.000,00 heeft echter de huidige procespartij Willemsen-De Koning Taxiservices facturen aan de Provincie gestuurd. Hiervoor bestond geen rechtsgrond. Zij was immers noch partij bij de overbruggingsregeling, noch daarbij of op een andere wijze als betaaladres aangewezen tussen de partijen bij die overeenkomst. Dit betekent dat de betalingen aan haar onverschuldigd plaatsvonden, zodat de Provincie deze thans kan terugvorderen.
4.12.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank ook Willemsen-De Koning Taxicentrales veroordelen € 1.350.000,00 aan de Provincie te betalen. De hierbij verschuldigde rente is, nu het gaat om een vordering uit onverschuldigde betaling, de wettelijke rente, steeds te berekenen vanaf de data van de door de Provincie betaalde termijnbedragen.
4.13.
De veroordeling tot betaling van rente zal een hoofdelijke zijn. Volledigheidshalve wijst de rechtbank erop dat dit niet betekent dat Willemsen-De Koning en Willemsen-De Koning Taxiservices dezelfde rente moeten betalen - voor hen gelden immers verschillende renteberekeningen - maar uitsluitend dat indien en voor zover de één rente betaalt, ook de ander daardoor zal zijn bevrijd.
De vordering tot betaling van € 608.372,33
4.14.
De Provincie vordert voorts € 608.372,33 plus 6% btw voor het niet halen van de duurzaamheidseisen en de beperkte inzet van de lagevloer minibus. Zij heeft hiervoor op 17 februari 2015 een factuur aan Willemsen-De Koning gezonden. Het gaat hierbij om opgelegde, maar tot 13 februari 2015 nog niet geïnde boetes over de periode tot en met december 2014. Dat het hier uitsluitend om boetes gaat in verband met de duurzaamheidseisen en de beperkte inzet van de lagevloer minibus – en niet om de servicegraad en de klachtbehandeling – blijkt niet uit de factuur van 17 februari 2015, maar dit wordt ook niet door Willemsen-De Koning betwist.
4.15.
De Provincie stelt dat de verschuldigdheid van de boetes vast staat op grond van het vonnis van 17 december 2014. In dat vonnis wordt onder 4.35 en 4.42 overwogen dat de vordering tot terugbetaling van de door Willemsen-De Koning reeds betaalde boetes zal worden afgewezen (volgens rechtsoverweging 4.30 van dat vonnis gaat het om € 241.035,10 in verband met duurzaamheid en € 131.141,21 voor de lagevloer minibus) en dat het gevorderde verbod tot het opleggen van verdere boetes wordt afgewezen.
4.16.
Willemsen-De Koning stelt dat ter zake van duurzaamheid in de periode januari 2014 – februari 2015 voor € 452.155,00 aan boetes is opgelegd. Daarvan is € 23.088,00 aan boetes, verbeurd in januari/februari 2015, op de aan Willemsen-De Koning uit te keren vervoersvergoeding ingehouden. Terecht wordt dit bedrag dan ook niet door Provincie gevorderd; het gevorderde boetebedrag betreft immers de periode tot december 2014. Het gaat daarom om € 429.067,00 (in de conclusie van antwoord staat abusievelijk € 429.076,00). Willemsen-De Koning voert niet als verweer aan dat zij dit bedrag zou hebben betaald. Wél wordt door haar in reconventie terugbetaling van € 23.088,00 gevorderd.
4.17.
Willemsen-De Koning stelt dat in verband met de lagevloer minibus € 80.832,00 en € 87.235,00 aan boetes is opgelegd. Ook hiervan stelt zij niet dat zij deze al zou hebben betaald.
4.18.
Het totaal aan boetes die ter zake van duurzaamheid en lagevloer minibus zijn opgelegd en niet geïnd, is gezien het voorgaande € 597.143,00 (€ 429.076,00 + € 80.832,00 + € 87.235,00). De Provincie gaat niet in op het verschil tussen dit bedrag en het door haar gevorderde bedrag. In reconventie gaat het overigens alleen om de door Willemsen-De Koning betaalde boetes. Dit zijn de hiervoor genoemde € 23.088,00 en de boetes voor servicegraad en klachten. Daarin gaat het dus niet over de nog niet betaalde boetes die in conventie worden gevorderd.
4.19.
In het vonnis van 17 februari 2014 is tussen de Provincie en Willemsen-De Koning beslist over de verschuldigdheid van de boetes. Het gaat nu om dezelfde boetes. Als de rechtbank thans opnieuw een beslissing tussen dezelfde partijen zou nemen over hetzelfde onderwerp, zou dit in strijd komen met het gesloten systeem van rechtsmiddelen en de daarmee wat dit betreft samenhangende eisen van een goede procesorde.
4.20.
De hoogte van de boetes is niet in discussie. De Provincie vordert € 608.372,33. Willemsen-De Koning heeft de hoogte van dit bedrag niet bestreden. Weliswaar geeft Willlemsen-De Koning een aantal andere bedragen waarvan de som ongeveer € 11.000,00 lager is dan gevorderd, maar dat is haar kennelijk zelf niet opgevallen. Willemsen-De Koning heeft niet zelf een optelling van die andere bedragen gemaakt. Zij heeft de bedragen ook niet genoemd als onderbouwing van een stelling dat het bedrag van
€ 608.372,33 niet zou kloppen.
4.21.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van de Provincie met betrekking tot de boetes zal worden toegewezen. Zoals onder 4.19 is overwogen wordt de verschuldigdheid van de boetes niet meer inhoudelijk beoordeeld terwijl de hoogte ervan niet door Willemsen-De Koning is bestreden.
De vordering tot schadevergoeding
4.22.
Willemsen-De Koning heeft ondanks het bij kort gedingvonnis van 11 februari 2015 gegeven bevel en in weerwil van de vervoersovereenkomsten, met ingang van 11 februari 2015 het vervoer in de regio’s Rivierenland, De Vallei, Achterhoek en Stedendriehoek gestaakt. Aldus is Willemsen-De Koning haar verplichtingen uit de vervoersovereenkomsten niet meer nagekomen, zodat sprake is van een tekortkoming, welke tekortkoming aan Willemsen-De Koning kan worden toegerekend. De Provincie heeft de mededelingen van Willemsen-De Koning, dat zij het vervoer in de vier regio’s zou staken totdat de Provincie had ingestemd met maandelijkse bevoorschotting en een betalingsregeling die voldeed aan de door Willemsen-De Koning gestelde eisen, mogen opvatten als een mededeling dat zij blijvend tekort zou schieten. De Provincie was dan ook gerechtigd de vervoersovereenkomsten te ontbinden, hetgeen zij bij brief van 13 februari 2015 met onmiddellijke ingang heeft gedaan. Willemsen-De Koning is gehouden de als gevolg van haar tekortkoming door de Provincie geleden en nog te lijden schade te vergoeden. Het betreft onder meer de meerkosten die de Provincie heeft moeten maken in verband met het inzetten van alternatief vervoer in de vier regio’s in de periode 11 februari 2015 tot en met 30 juni 2015. De Provincie heeft haar schade begroot op € 2.449.435,56. Willemsen-De Koning heeft verweer gevoerd tegen de hoogte van het door de Provincie gevorderde schadebedrag.
4.23.
De rechtbank overweegt dat voldoende aannemelijk is dat de Provincie schade heeft geleden als gevolg van het staken van het vervoer door Willemsen-De Koning, maar dat het door de Provincie als productie 20 bij dagvaarding overgelegde overzicht slechts een globale schatting van volumes betreft, waarbij verder geen stuk ter onderbouwing is overgelegd, zodat van de juistheid van dat overzicht en het aldus begrote bedrag niet zonder nader onderzoek kan worden uitgegaan. Nu de hoogte van de door de Provincie geleden en nog te lijden schade niet inzichtelijk is, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een veroordeling van Willemsen-De Koning tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding. De subsidiaire vordering van de Provincie onder 3.1 sub IV zal worden toegewezen en de zaak zal worden verwezen naar de schadestaatprocedure.
De proceskosten
4.24.
Willemsen-De Koning zal als de in het ongelijk gestelde partij in de procedure voor zover tegen haar gevoerd, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Provincie worden begroot op:
- dagvaarding € 105,78
- griffierecht € 3.864,00
- salaris advocaat € 6.422,00 (2 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 10.391,78
4.25.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure jegens Willemsen-De Koning slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.26.
Aangezien één van de twee vorderingen van de Provincie jegens Willemsen-De Koning Taxiservices wordt afgewezen en elk van partijen derhalve als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
4.27.
Anders dan Willemsen-De Koning heeft verzocht, is er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding de hierna in het dictum op te nemen veroordelingen niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
in reconventie
4.28.
De rechtbank neemt over wat zij in conventie naar aanleiding van de boetes heeft overwogen. Overweging 4.21 leidt tot de conclusie dat het in reconventie met betrekking tot de boetes gevorderde (de vorderingen zoals opgenomen onder 3.4 met nummers vi, vii en viii) moet worden afgewezen.
4.29.
Voorts geldt het volgende.
Willemsen-De Koning stelt voorop dat de Provincie jegens haar schadeveroorzakend heeft gehandeld. Hetzelfde betoog als zij in dit kader voert, is echter door haar eerder gevoerd, met enkele zuiver door tijdsverloop meegebrachte varianten. Het heeft geleid tot de overbruggingsregeling, maar ook tot de procedure waarnaar in de overbruggingsregeling verwezen wordt en die thans in hoger beroep aanhangig is.
4.30.
De rechtbank is van oordeel dat voor zover het debat dat thans door het hier bedoelde betoog in reconventie wordt geopend, het bij het hof voorliggende debat overlapt, het gesloten stelsel van rechtsmiddelen en de eisen van een goede procesorde eraan in de weg staan dat de rechtbank de in dit kader door Willemsen-De Koning ingenomen stellingen behandelt. Het zou immers leiden tot de kans op van elkaar afwijkende en onverenigbare rechterlijke oordelen over dezelfde materie tussen dezelfde partijen, maar ook leiden tot herhaalde behandeling van hetzelfde geschil in dezelfde instantie.
4.31.
Dit leidt reeds tot de conclusie dat alle overige vorderingen van Willemsen-De Koning moeten worden afgewezen.
4.32.
Willemsen-De Koning zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Provincie worden begroot op € 3.211,00 aan salaris advocaat (2 punten x factor 0,5 x tarief € 3.211,00).
4.33.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in het incident
4.34.
Willemsen-De Koning heeft gevorderd dat de Provincie wordt veroordeeld om afschriften van de volgende bescheiden aan Willemsen-De Koning te verstrekken:
- -
Rittenbakken met betrekking tot de jaren 2008, 2009, 2010 en de maanden november en december 2011 en/of ruwe gegevens daarvan,
- -
Rittenbakken met betrekking tot de maanden februari tot en met juni 2015 en/of de ruwe gegevens daarvan,
- -
Vervoersovereenkomsten gesloten met De Vier Gewesten B.V. (De Vallei en Rivierenland), Connexxion Taxiservice B.V. (Stedendriehoek) en Noot B.V. (Achterhoek), voor het WMO- en OV-vervoer over de periode van februari tot en met juni 2015.
4.35.
Bij vonnis in incident van 16 december 2015 is reeds overwogen (zie 2.5 van dat vonnis) dat voor zover de incidentele vordering van Willemsen-De Koning ziet op het verstrekken van de vervoersovereenkomsten, deze zal worden afgewezen, nu de Provincie die vervoersovereenkomsten als productie 26 heeft overgelegd. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
4.36.
Thans is de rechtbank van oordeel dat ook met betrekking tot de rittenbakken en/of ruwe gegevens daarvan de incidentele vordering van Willemsen-De Koning moet worden afgewezen. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.1, 4.2, 4.29 en 4.30 is overwogen, welke overwegingen de rechtbank hier voor zover nodig overneemt, heeft Willemsen-De Koning geen rechtmatig belang bij verstrekking van die gegevens.
4.37.
Willemsen-De Koning zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident. Deze kosten worden aan de zijde van de Provincie begroot op
€ 904,00 (2 punten x tarief € 452,00).
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Willemsen-De Koning in de kosten van het incident, aan de zijde van de Provincie tot op heden begroot op € 904,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie
5.4.
veroordeelt Willemsen-De Koning om aan de Provincie te betalen een bedrag van € 1.080.092,99 (één miljoen tachtig duizendtweeënnegentig euro en negenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW, steeds te rekenen vanaf de dag waarop het betreffende deel van het voorschot door de Provincie is voldaan en telkens tot aan de dag der algehele voldoening,
5.5.
veroordeelt Willemsen-De Koning en Willemsen-De Koning Taxiservices hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt, ook de ander zal zijn bevrijd, om aan de Provincie te betalen een bedrag van € 1.350.000,00 (één miljoen driehonderdvijftig duizend euro), vermeerderd met:
- de samengestelde rente overeenkomstig IBOR te vermeerderen met een opslag van 1000 basispunten voor zover het Willemsen-De Koning betreft, en
- de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW voor zover het Willemsen-De Koning Taxiservices betreft,
steeds te rekenen vanaf de datum waarop het betreffende deel van het voorschot door de Provincie is voldaan tot aan de dag der algehele voldoening,
5.6.
veroordeelt Willemsen-De Koning tot betaling van een bedrag van € 608.372,33 (zeshonderdacht duizend driehonderdtweeënzeventig euro en drieëndertig eurocent), vermeerderd met 6% btw voor de opgelegde boetes ten aanzien van de (eisen omtrent) duurzaamheid en de beperkte inzet van de lagevloer minibus,
5.7.
veroordeelt Willemsen-De Koning tot betaling van een bedrag, nader op te maken bij staat, voor de geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de beslissing van Willemsen-De Koning om de verplichtingen uit de vervoersovereenkomsten in de periode 11 februari 2015 tot en met 30 juni 2015 blijvend niet meer na te komen,
5.8.
veroordeelt Willemsen-De Koning in de proceskosten, aan de zijde van de Provincie tot op heden begroot op € 10.391,78, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen de Provincie en Willemsen-De Koning Taxiservices, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.11.
wijst de vorderingen af,
5.12.
veroordeelt Willemsen-De Koning in de proceskosten, aan de zijde van de Provincie tot op heden begroot op € 3.211,00,
in conventie en in reconventie
5.13.
veroordeelt Willemsen-De Koning in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Willemsen-De Koning niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.14.
verklaart dit vonnis met betrekking tot 5.4, 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 5.12 en 5.13 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar, mr. J.R. Veerman en mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2016.
Uitspraak 16‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Zie ook ECLI RB GEL 2015:6925
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/281022 / HA ZA 15-188
Vonnis in incident van 16 december 2015
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE GELDERLAND,
zetelend te Arnhem,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaten mrs. R.D. Harteman en D. van Tilborg te Breda,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WILLEMSEN-DE KONING B.V.,
gevestigd te Arnhem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WILLEMSEN-DE KONING TAXISERVICES B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. R.F. Feenstra te Ede.
Partijen zullen hierna Provincie Gelderland en Willemsen-De Koning worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het vonnis in het incident van 9 september 2015
- -
de incidentele conclusie tot vordering afschrift bescheiden ex artikel 843a Rv van
Willemsen-De Koning
- de conclusie van antwoord in het incident tot vordering afschrift bescheiden ex
artikel 843a Rv van Provincie Gelderland.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende. Per 1 januari 2013 heeft Willemsen-De Koning een viertal vervoersovereenkomsten gesloten met Provincie Gelderland ter zake van WMO- en OV-vervoer met betrekking tot de percelen Rivierenland, Noord-Veluwe, Stedendriehoek, De Vallei en Achterhoek. Deze overeenkomsten zijn voorafgegaan door een aanbestedingsprocedure waarbij Provincie Gelderland onder meer een overzicht van de te verwachten vervoersvolumes voor 2013 per perceel heeft verstrekt aan alle inschrijvers. Op basis van de door Provincie Gelderland verstrekte gegevens heeft Willemsen-De Koning een inschrijving gedaan en de zonetarieven geoffreerd. Het daadwerkelijk gerealiseerde vervoersvolume week in vier van de vijf percelen uiteindelijk in negatieve zin sterk af van de opgave zoals door Provincie Gelderland verstrekt in de aanbestedingsprocedure. Vervolgens heeft Willemsen-De Koning een groot verlies geleden op de uitvoering van de opdrachten, waardoor het voortbestaan van Willemsen-De Koning in gevaar kwam. Provincie Gelderland heeft daarop gedurende een jaar maandelijks een voorschot op mogelijke schadevergoeding van € 225.000,00 aan Willemsen-De Koning uitgekeerd. Nadat de vordering tot schadevergoeding die hierop betrekking had door de rechtbank Gelderland bij vonnis van 17 december 2014 was afgewezen, is Provincie Gelderland in januari 2015 gestopt met het betalen van het maandelijkse voorschot. Daarop is Willemsen-De Koning gestopt met de uitvoering van de vervoersovereenkomsten. Deze zijn formeel beëindigd op 11 februari 2015. Op diezelfde dag is het faillissement uitgesproken van tot hetzelfde concern als Willemsen-De Koning behorende vennootschappen, waaraan binnen het concern de uitvoering van de vervoersovereenkomsten was uitbesteed. Een en ander is volgens Willemsen-De Koning een gevolg van de sterk afwijkende opgave van de te verwachten vervoersvolumes ten opzichte van de daadwerkelijk gerealiseerde volumes.
2.2.
Om duidelijkheid te verkrijgen over de oorzaken van bedoelde afwijkingen vordert Willemsen-De Koning thans dat Provincie Gelderland bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld om binnen zeven dagen na dagtekening van dit vonnis afschriften van de volgende bescheiden aan Willemsen-De Koning te verstrekken:
- -
Rittenbakken met betrekking tot de jaren 2008, 2009, 2010 en de maanden november en december 2011 en/of ruw gegevens daarvan,
- -
Rittenbakken met betrekking tot de maanden februari tot en met juni 2015 en/of de ruwe gegevens daarvan,
- -
Vervoersovereenkomsten gesloten met De Vier Gewesten B.V. (De Vallei en Rivierenland), Connexxion Taxiservice B.V. (Stedendriehoek) en Noot B.V. (Achterhoek), voor het WMO- en OV-vervoer over de periode van februari tot en met juni 2015.
2.3.
Willemsen-De Koning stelt dat zij recht en belang heeft bij afgifte van genoemde bescheiden om haar in staat te stellen te beoordelen of de prognoses die door Provincie Gelderland zijn verstrekt al dan niet correct waren en of Provincie Gelderland in redelijkheid tot de verstrekte prognoses heeft kunnen komen. Om dit te kunnen beoordelen heeft Willemsen-De Koning belang bij afgifte van de rittenbakken registraties over eerdere jaren. Indien de prognoses immers onzorgvuldig tot stand zijn gekomen zal Provincie Gelderland gehouden zijn de schade aan de zijde van Willemsen-De Koning te vergoeden en zal de onderhavige door Provincie Gelderland ingestelde vordering moeten worden afgewezen. De rittenbakken registraties over de periode waarin Willemsen-De Koning het vervoer nog had moeten uitvoeren en de vervoersovereenkomsten die zijn gesloten met partijen die het uitvoeren van Willemsen-De Koning hebben overgenomen zijn relevant voor de beoordeling van de geschatte schade die Provincie Gelderland heeft opgegeven. Daarnaast is het van belang om ook de afwijkingen van de gerealiseerde vervoersvolumes over februari tot en met juni 2015 af te kunnen zetten tegen de daadwerkelijk gerealiseerde volumes in het kader van het beoordelen van de prognoses.
2.4.
Op grond van artikel 843a Rv kan degene die daarbij een rechtmatig belang heeft op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Op grond van het vierde lid van dat artikel is degene die de bescheiden te zijner beschikking heeft of onder zijn berusting heeft niet gehouden aan de vordering te voldoen indien daarvoor gewichtige, door deze partij aan te voeren redenen zijn of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
2.5.
Provincie Gelderland heeft in haar conclusie van antwoord in het incident aangegeven dat zij bereid is tot het overleggen van de vervoersovereenkomsten. Deze heeft zij als productie 26 overgelegd, waarbij de vertrouwelijke gegevens als namen van de ondertekenaars onleesbaar zijn gemaakt. Voor zover de incidentele vordering van Willemsen-De Koning ziet op het verstrekken van de vervoersovereenkomsten, zal zij dan ook worden afgewezen.
2.6.
De vordering tot afgifte van de rittenbakken, dan wel de ruwe gegevens daarvan, moet volgens Provincie Gelderland worden afgewezen. Willemsen-De Koning heeft in de eerste plaats geen rechtmatig belang bij afgifte van die bescheiden. Hiermee kunnen namelijk niet de prognoses worden gecontroleerd. Een rittenbak is het resultaat van een bewerking en vertaling van door de vervoerder aangeleverde ruwe data omtrent het verreden vervoer. Om een rittenbak aan een vervoerder ter beschikking te stellen is het dus nodig dat deze ruwe data worden bewerkt. Dergelijke rittenbakken zijn met betrekking tot de jaren 2008 tot en met 2010 niet samengesteld. De ruwe data zelf zijn geen bruikbare indicator om de juistheid van de prognoses te toetsen. De ruwe data moeten namelijk eerst worden vertaald voordat er sprake is van een rittenbak. Voorts geldt dat de gegevens 2008-2011 niet met elkaar te vergelijken zijn, omdat er is gewerkt met onvergelijkbare grootheden/gegevens. Ook bevatten deze bestanden gegevens die niet relevant zijn zoals geannuleerde ritten. Een vergelijking met na 2013 verreden ritten is verder niet mogelijk omdat de samenstelling van de percelen vanaf 2013 is gewijzigd (bepaalde gemeenten zijn naar een ander perceel verplaatst of juist toegevoegd).
2.7.
Voorts stelt Provincie Gelderland met verwijzing naar jurisprudentie dat zij niet kan worden veroordeeld tot afgifte van stukken die (nog) niet bestaan. Er zijn geen bruikbare rittenbakken (bewerkte en opgeschoonde gegevens) over de jaren 2008 tot en met 2010, de maanden november en december 2011 en de maanden februari tot en met juni 2015. Provincie Gelderland heeft in het kader van de aanbesteding de rittenbak met betrekking tot het jaar 2011 gemaakt en deze ter beschikking gesteld en aangaande de jaren 2008 tot en met 2010 volstaan met de verstrekking van de historische vervoersvolumes. Provincie Gelderland kan niet op grond van artikel 843a Rv worden gedwongen om ruwe gegevens op te vragen bij een derde, voor zover zij nog niet zou beschikken over die gegevens. Ten slotte stelt Provincie Gelderland dat er geen sprake is van een Excel-overzicht van de ruwe gegevens. Het is een vergaarbak van allerlei bestanden. De gegevens zijn per maand en per regio verzameld in bestanden van elk ongeveer 100 MB. Al deze bestanden zijn niet met elkaar te vergelijken. Zij zijn verschillend opgebouwd en de vertaling is ook niet hetzelfde. Een vergelijking tussen de verschillende bestanden onderling, maar ook tussen de bestanden en de prognoses is daarom niet mogelijk. Het opstellen van een voor Willemsen-De Koning leesbaar format/overzicht waarin de gegevens ook daadwerkelijk met elkaar kunnen worden vergeleken, is zeer complex en kost Provincie Gelderland dagen werk. Ook dit kan niet ex artikel 843a Rv van haar worden geëist.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op voorgaande stellingen van Provincie Gelderland, waarvan niet op voorhand kan worden geoordeeld dat zij alle onjuist dan wel onaannemelijk zijn, vooralsnog niet zonder nadere, mondelinge toelichting op de vordering van Willemsen-De Koning kan worden beslist. Een comparitie van partijen in het incident ligt dan ook in de rede. In de hoofdzaak is echter nog niet geconcludeerd voor antwoord. De rechtbank ziet om proces-economische redenen aanleiding om de zaak nu eerst naar de rol te verwijzen voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak. Willemsen-De Koning kan dan tevens ingaan op het verweer van Provincie Gelderland in het onderhavige incident, waar het ontbreken van de gevraagde stukken haar mogelijkheden verweer te voeren, zoals zij stelt, beperkt. Daarna zal de rechtbank een comparitie van partijen bevelen, zowel in de hoofdzaak als in het incident. Dat Willemsen-De Koning bij het nemen van haar conclusie van antwoord wellicht wordt gehinderd doordat zij niet de beschikking heeft over bepaalde stukken/gegevens, is een omstandigheid waarmee de rechtbank rekening houdt bij de uiteindelijke beoordeling in het incident en bij het bepalen van de voortgang van de hoofdzaak.
2.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de hoofdzaak
3.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 27 januari 2016 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2015.
Coll.: MvG
Uitspraak 09‑09‑2015
Inhoudsindicatie
De rechtbank veroordeelt gedaagden om tot afgifte van in het vonnis genoemde bescheiden over te gaan als bedoeld in art. 843a Rv.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/281022 / HA ZA 15-188
Vonnis in incident van 9 september 2015
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE GELDERLAND,
zetelend te Arnhem,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.D. Harteman te Breda,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WILLEMSEN-DE KONING B.V.,
gevestigd te Arnhem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WILLEMSEN-DE KONING TAXISERVICES B.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. R.F. Feenstra te Ede.
Partijen zullen hierna ook als de Provincie Gelderland, Willemsen-de Koning en Willemsen-de Koning Taxiservices aangeduid worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie ex art. 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in het incident
2.1.
De Provincie Gelderland vordert dat gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld om binnen zeven dagen na dit vonnis een volledig leesbaar afschrift te verstrekken aan haar van, subsidiair inzage te geven in, de hierna te noemen bescheiden, althans een door de rechtbank vast te stellen deel daarvan, op verbeurte van een dwangsom met veroordeling van gedaagden in de kosten van het incident.
2.2.
De bescheiden waarom het gaat, zijn
a. de notariële akte tot levering van de aandelen in Taxiservices Utrecht B.V. door Willemsen-de Koning d.d. 30 december 2014,
b. de overeenkomst tot koop en verkoop door Willemsen-de Koning van de aandelen in Taxiservices Utrecht B.V.,
c. de notariële akte tot levering van de aandelen in Willemsen-de Koning Personenvervoer B.V. door Willemsen-de Koning d.d. 15 januari 2015,
d. de overeenkomst tot koop en verkoop van de aandelen in Willemsen-de Koning Personenvervoer B.V. door Willemsen-de Koning d.d. 15 januari 2015,
e. de notariële akte tot levering van de aandelen in Willemsen-de Koning Taxiservices door Willemsen-de Koning d.d. 15 januari 2015,
f. de overeenkomst tot koop en verkoop van de aandelen in Willemsen-de Koning Taxiservices door Willemsen-de Koning,
g. de pagina uit de jaarrekening van Willemsen-de Koning over 2014 met de boekwaarden per 31 december 2014 van de belangen in Willemsen-de Koning Personenvervoer B.V. en Willemsen-de Koning Taxiservices,
h. de pagina uit de jaarrekening van Willemsen-de Koning Groep B.V. over 2014 met de boekwaarde per 31 december 2014 van het belang in Taxiservices Utrecht B.V.
De Provincie Gelderland stelt dat zij wil nagaan of zij door de hier bedoelde overdrachten is benadeeld, bijvoorbeeld door verkoop van aandelen tegen een te lage koopsom.
2.3.
De Provincie Gelderland voert het volgende aan. De achtergrond vormen de door de Provincie Gelderland in de hoofdzaak ingestelde vorderingen, te weten onder meer vorderingen tot betaling door Willemsen-de Koning van in totaal € 3.038.465,32 en schadevergoeding en door Willemsen-de Koning Taxiservices van in totaal € 2.430.092,99, een en ander vermeerderd met rente en kosten. De gevorderde bedragen zijn de bedragen die de Provincie Gelderland op verzoek van Willemsen-de Koning betaald heeft als voorschotten op een mogelijke schadevergoeding aan Willemsen-de Koning. De vordering tot schadevergoeding die hierop betrekking heeft is echter bij vonnis van 17 december 2014 door deze rechtbank afgewezen. Volgens de Provincie Gelderland bevat een overeenkomst van partijen d.d. 25 juli 2014 een ‘overbruggingsregeling’ die verplicht tot terugbetaling van deze voorschotten.
2.4.
Van het vonnis van 17 december 2014 heeft Willemsen-de Koning appel ingesteld. Na 17 december 2014 heeft Willemsen-de Koning al haar aandelen in Taxiservices Utrecht B.V., Willemsen-de Koning Personenvervoer B.V. en Willemsen-de Koning Taxiservices overgedragen en geleverd aan Willemsen-de Koning Groep B.V. Verkoper en verkrijger hebben dezelfde (indirect) aandeelhouder en bestuurder, de heer [betrokkene] . Deze heeft in een brief aan de Provincie Gelderland van 9 april 2015 gesteld dat de aandelenoverdrachten die hier zijn bedoeld, als reden hebben ‘herstructurering van de concernstructuur, met name in het kader van spreiding van risico’s’. Volgens hem was de Provincie Gelderland in december 2014 al op de hoogte van het voornemen de concernstructuur te wijzigen.
2.5.
Willemsen-de Koning voert verweer. Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover van belang, nader ingaan.
3. De beoordeling in het incident
3.1.
Wil een vordering ex art. 843a Rv toewijsbaar zijn, dan moet zij zich in ieder geval richten op ‘bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij (degene die de vordering instelt, de rechtbank) of zijn rechtsvoorgangers partij zijn’.
3.2.
De vraag is allereerst of er sprake is van een rechtsbetrekking waarbij de Provincie Gelderland partij is. Aan deze eis is volgens de Provincie Gelderland reeds voldaan als de bescheiden relevant zijn voor de beoordeling van het geschil met het oog waarop verstrekking ervan wordt gevorderd. Deze opvatting acht de rechtbank met verweerders te ruim, maar hun stelling, die erop neer komt dat de rechtsbetrekking een overeenkomst zou moeten zijn waarbij de Provincie Gelderland partij is, is te eng.
3.3.
Ook de verbintenis uit onrechtmatige daad – en dat is uiteindelijk waar de Provincie Gelderland zich hier op beroept – kan echter een rechtsbetrekking zijn in de zin van art. 843a Rv, zo blijkt uit de parlementaire geschiedenis van het artikel (Parlementaire Geschiedenis Herziening van het Burgerlijk Procesrecht (…), Deventer, 2002, p. 554, aangehaald bij de verduidelijking van art. 843a Rv met de woorden ‘Onder “een rechtsbetrekking” worden alle burgerrechtelijke betrekkingen tussen private partijen verstaan. Daaronder vallen vanzelfsprekend overeenkomsten tussen partijen, maar ook verbintenissen uit ongerechtvaardigde verrijking en onverschuldigde betaling. De verbintenis uit onrechtmatige daad levert eveneens een rechtsbetrekking op’ (MvT wetsvoorstel 33079, p. 9)).
3.4.
Als Willemsen-de Koning en/of Willemsen-de Koning Taxiservices de Provincie Gelderland als schuldeiser hebben/heeft benadeeld door aandelen onder de prijs te verkopen onder de dreiging van de vorderingen van de Provincie Gelderland, dan hebben/heeft zij daarmee onrechtmatig jegens de Provincie Gelderland gehandeld, zo is de redenering van laatstgenoemde. De koopcontracten en overdrachtsaktes waarvan hier sprake is, zijn in dit verband onmiskenbaar bescheiden aangaande de rechtsbetrekking waarin de Provincie Gelderland partij is. Aan het vereiste van de rechtsbetrekking waarbij zij partij is, is dan ook volgens de rechtbank voldaan.
3.5.
Art. 843a Rv eist vervolgens dat degene die op grond van dit artikel afgifte van bescheiden vordert ‘daarbij rechtmatig belang’ heeft. Dit ligt volgens de Provincie Gelderland in de mogelijkheid maatregelen te treffen die haar benadeling door de aandelenoverdracht ongedaan maken, bijvoorbeeld een eiswijziging in de hoofdzaak. Dit is iets anders dan wat verweerders als ‘de enkele interesse in stukken’ aanduiden.
3.6.
De vrees van de Provincie Gelderland is niet uit de lucht gegrepen, gelet op het feit dat het de rechtbank ambtshalve bekend is – en dus ook advocaten bekend is – dat regelmatig vermogensverschuivingen, waaronder gerekend verkopen tegen een te lage prijs, plaatsvinden in het licht van dreigende betalingsverplichtingen tegenover schuldeisers. Een tegenvallende rechterlijke uitspraak is daarbij nogal eens de doorslaggevende reden om vermogensbestanddelen weg te sluizen. Door de onder 2.3 en 2.4 weergegeven feiten kan de vrees hiervoor bij de Provincie Gelderland gevoed zijn, waarmee uiteraard niet gezegd is dat er werkelijk sprake is van een onrechtmatig handelen jegens haar. De mededelingen van Bolderman zijn op zichzelf onvoldoende om deze vrees te kunnen wegnemen.
3.7.
Het is gelet op de bedragen waarom het hier gaat, voor de Provincie Gelderland, zoals haar stellingen terecht impliceren, van groot belang de mogelijkheden tot betaling of verhaal niet te laten verdwijnen. Daarom heeft zij een rechtmatig belang bij de kennisneming van de stukken die haar inzicht kunnen geven in de rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad waarin zij mogelijk partij is.
3.8.
Afgifte van de bescheiden kan worden gevorderd van degene die ze tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft. Volgens de Provincie Gelderland heeft Willemsen-de Koning de bescheiden onder haar berusting omdat zij als verkoper van de aandelen verplicht is deze in haar administratie te houden. Tegenover haar kan de incidentele vordering dan ook worden toegewezen. Over de positie van Willemsen-de Koning Taxiservices laat de Provincie Gelderland zich in dit verband niet uit en hoewel zij in ieder geval de aktes waarbij zij partij is onder haar berusting zal hebben, ziet de rechtbank geen grond aanwezig ook haar te veroordelen tot afgifte hiervan.
3.9.
De incidentele vordering ligt op grond van het voorgaande in beginsel gereed voor toewijzing. Subsidiair verzoeken verweerders de rechtbank de Provincie Gelderland een geheimhoudingsplicht als bedoeld in art. 29 Rv op te leggen omdat de bescheiden vertrouwelijke bedrijfsinformatie bevatten. Dit verzoek acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Mogelijk, waarschijnlijk zelfs, heeft vertrouwelijke informatie binnen de groep ondernemingen waarin de aandelenoverdrachten plaatsvonden, een rol gespeeld bij de voorbereiding van de verkoop en overdracht van aandelen, maar het is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet waarschijnlijk dat deze in de koopaktes of de overdrachtsaktes is opgenomen.
3.10.
Verweerders verzetten zich tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis omdat hierdoor de mogelijkheid van hoger beroep illusoir gemaakt zou worden. Strikt genomen zou dit betekenen dat een vordering ex art. 843a Rv nooit toegewezen kan worden bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. De mogelijk bestaande onomkeerbaarheid van een uitspraak is echter op zichzelf geen grond om een uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Bovendien kan in deze zaak de voortgang van de hoofdzaak, die de rechtbank dient te bewaken, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad gediend zijn. De rechtbank zal dit incidentele vonnis dan ook uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
3.11.
Willemsen-de Koning zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
4. De beoordeling in de hoofdzaak
4.1.
In de hoofdzaak dienen Willemsen-de Koning en Willemsen-de Koning Taxiservices voor antwoord te concluderen. De zaak zal daartoe op de rol worden geplaatst.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1.
beveelt Willemsen-de Koning om binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis de Provincie Gelderland door middel van het verschaffen van volledig leesbare kopieën van de in de incidentele vordering onder 19 en 20 en in dit vonnis onder 2.2 bedoelde bescheiden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag – een gedeelte van een dag als een hele dag gerekend – dat aan dit bevel niet geheel en volledig wordt voldaan, tot een maximum van € 4.000.000,00,
5.2.
veroordeelt Willemsen-de Koning in de kosten van het incident, aan de zijde van de Provincie Gelderland tot op heden begroot op € 452,00,
5.3.
wijst af het meer of anders gevorderde,
5.4.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 21 oktober 2015 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2015.