Hierna wordt, voor zover niet anders vermeld, verwezen naar dossierpagina’s van ambtsedige processen-verbaal van politie en andere bijlagen, opgenomen in het Relaas proces-verbaal met betrekking tot aanvang en verloop van het gehele onderzoek, nummer 29-244852 betreffende onderzoek 205A10013, dd. 13 december 2010 van Politie Midden en West Brabant, Divisie Recherche, Unit Zware Criminaliteit, met inhoudsopgave onderzoek TOMOS 205A10013, pagina’s 1 tot en met 2456, alsmede een dossier van inbeslagname, genummerd IBN, 205A10013 TOMOS, pagina’s 1 t/m 253.
Hof 's-Hertogenbosch, 15-08-2013, nr. 20-003774-11
ECLI:NL:GHSHE:2013:4046
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
15-08-2013
- Zaaknummer
20-003774-11
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2013:4046, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 15‑08‑2013
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:1563, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 15‑08‑2013
Inhoudsindicatie
Inzet van "stille sms". Het gebruik in beperkte mate van stille sms roept op zichzelf geen bijzondere risico's voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing op, zodat om die reden geen bijzondere wettelijke grondslag voor deze opsporingsmethode is vereist. Dat neemt echter niet weg dat enige nadere regeling, ten behoeve van de transparantie van het strafproces, wel aanbevelenswaardig is.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003774-11
Uitspraak : 15 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 4 oktober 2011 in de strafzaak met parketnummer 02-811068-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1972],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte vrijgesproken terzake van het onder 2 ten laste gelegde feit en ter zake van:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
4.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
De omvang van het beroep
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De verdachte heeft echter onbeperkt hoger beroep ingesteld zodat hij, gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, in zoverre niet ontvangen kan worden in zijn beroep.
Hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het vonnis dat nog aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen omdat de bewijsmiddelen moeten worden aangevuld en een verweer op andere wijze moet worden verworpen.
Van de zijde van de verdediging is primair vrijspraak bepleit, subsidiair is bepleit dat het hof een lagere straf op zal leggen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1:hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010 te Meer, in elk geval in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3:hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010 te Tilburg en/of Kerkdriel, in elk geval in Nederland en/of Meer (België) in elk geval in België, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die delict(en);
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) toen en daar:
- grondstoffen en/of hardware bestemd voor de productie van amfetamine, in elk geval synthetische drugs voorhanden en/of aanwezig gehad en/of ter beschikking gesteld en/of aanwezig gehad en/of ter beschikking gesteld
- een loods en/of garagebox en/of voertuigen, in elk geval (een) ruimte(n) voorhanden en/of ter beschikking gehad en/of ter beschikking gesteld.
4:hij op of omstreeks 30 juni 2010 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 900 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De bewijsmiddelen1.
Op grond van het dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
1.
Het onder voetnoot nr. 1 genoemde relaas-proces-verbaal van de verbalisant Schijven, voor zover inhoudende als relaas van deze verbalisant (pag. 11, 12 en 17):
Door de politie Midden en West Brabant, Divisie Recherche, unit Zware Criminaliteit, is een onderzoek ingesteld betreffende handelingen met betrekking tot verdovende middelen dan wel het plegen van voorbereidingshandelingen daartoe als bedoeld in artikel 2 i.v.m. 10 en 10a van de Opiumwet en/of het deelnemen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11 van de Opiumwet.
Het onderzoek is ingesteld onder het onderzoeksnummer 205A10013.
CIE-informatie
Het onderzoek werd ingesteld naar aanleiding van ontvangen CIE informatie op 28 mei 2010. Deze informatie luidde als volgt.
“[medeverdachte 1] en diens buurman [verdachte] beschikken over een grote partij grondstoffen die zij binnen korte tijd moeten verwerken tot synthetische drugs voor een Turkse organisatie. Zij maken hiervoor gebruik van een mobiel laboratorium”.
De informatie en de informant zijn beoordeeld. Dit leidde tot de conclusie dat de verstrekte informatie als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Voorts bleek dat met [medeverdachte 1] wordt bedoeld:
[medeverdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [1971], wonende [adres medeverdachte 1].
en met [verdachte]:
[verdachte],
geboren [1972] te [geboorteplaats], wonende [adres verdachte].
In het kader van dit onderzoek zijn onder meer bevelen ex artikel 126g (observatie) en artikel 126m (opnemen en afluisteren telecommunicatie) van het Wetboek van Strafvordering afgegeven tegen de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voornoemd.
Waar in de diverse processen-verbaal de naam [andere naam medeverdachte 2] is genoemd, moet de naam [medeverdachte 2] worden gelezen.
Waar in dit proces-verbaal, vanaf de aanhoudingen op 30 juni 2010, gesproken wordt over [naam andere persoon] wordt ook daadwerkelijk [naam andere persoon] bedoeld.
2.
Een activiteitenjournaal2.van leden van het observatieteam van politie, voor zover inhoudende als relaas van deze verbalisanten:
Op 24 juni 2010 werden wij belast met observatiewerkzaamheden naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek, genaamd 205A10013.
Wij verklaren het volgende te hebben waargenomen:
12:08 uur: zag ik, Q534, dat een Volkswagen Transporter, voorzien van het kenteken [nummer], geparkeerd werd ter hoogte van de garagebox gelegen aan de [straatnaam] te Tilburg. Ik zag dat de zijdeur van de Volkswagen Transporter open werd geschoven.
Ik zag dat een zwarte kist door [medeverdachte 1] en [andere naam medeverdachte 2] samen, uit de garagebox, in de Volkswagen Transporter werd getild.
Wij, Q534 en Q550, zagen vervolgens dat 8 witte dozen uit de garage in de Volkswagen Transporter werden getild.
Ik, Q550, zag dat er 1 bruine doos uit de garagebox in de Volkswagen Transporter werd geladen door [andere naam medeverdachte 2].
13.18
uur: zag ik, Q550, dat [andere naam medeverdachte 2] en [verdachte] bij de afdeling tuinartikelen van de Multimate, gevestigd aan de [adres] te Zundert, stonden te kijken bij de tuinslangen en drukspuiten.
13.30
uur: zagen wij, Q523 en Q518, dat de Volkswagen Transporter geparkeerd stond op een bosperceel bij een huisje, gelegen aan de [straatnaam] te Hoogstraten, België.
15.48
uur: zag ik, Q534, dat [verdachte] en [andere naam medeverdachte 2] het bedrijf Hornbach, gevestigd aan de [straatnaam] te Tilburg, binnen liepen.
16.05
uur: zag ik, Q534, dat [verdachte] en [andere naam medeverdachte 2] lashandschoenen, een transparante tuinslang van ongeveer 10 meter, tuinslangklemmen en 1-naar-4-koppeling en diverse tuinslangstukken hadden gekocht.
3.
Een activiteitenjournaal3.van leden van het observatieteam van politie, voor zover inhoudende als relaas van deze verbalisanten:
28 juni 2010, 15.00 uur: zag ik, Q513, dat [medeverdachte 1] uit het bedrijf “Bo-rent” , gevestigd aan de [adres] te Tilburg kwam gelopen. Ik zag dat hij een behang-afstoomapparaat bij zich droeg en in een Mercedes Vito legde. Ik zag vervolgens dat van [medeverdachte 1] in de Mercedes Vito stapte. Ik zag dat de Mercedes Vito wegreed.
15.43
uur: zag ik, Q576, dat [andere naam medeverdachte 2] in de Mercedes Vito stapte en weg reed.
16.23
uur: zag ik, Q544, dat de Mercedes Vito geparkeerd werd voor de slagbomen van het parkeerterrein behorende bij de camping [camping].
Ik, Q518, zag dat [andere naam medeverdachte 2] uitstapte en de winkel van de camping binnen liep.
16.55
uur: zag ik, Q553, dat een personenauto van het merk Ford, type Ka, het terrein van de camping af kwam gereden en achter de Mercedes Vito geparkeerd werd. Ik zag dat [medeverdachte 2] als passagier in de Ford zat.
Ik zag dat [medeverdachte 2] het behang-afstoomapparaat, een sporttas en een opgerolde tuinslang met plastic folie eromheen uit de Mercedes Vito, in de Ford Ka legde.
4.
Een activiteitenjournaal4., van leden van het observatieteam van politie, voor zover inhoudende als relaas van deze verbalisanten:
29 juni 2010, 12.25 uur: zag ik, Q534, dat vanaf perceel [adres] te Meer een bestelauto van het merk Volkswagen, type Transporter, kleur wit en voorzien van het kenteken [nummer] gereden kwam.
12.31
uur: zag ik, Q534, dat bij bouwmarkt Multimate te Zundert [andere naam medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kennelijk met elkaar in gesprek waren.
12.32
uur: zag ik, Q534 dat [medeverdachte 1] met de Volkswagen Transporter, gekentekend [nummer] wegreed.
12.41
uur: zag ik Q513, dat de Volkswagen Transporter, gekentekend [nummer] en een Volkswagen Passat, gekentekend [nummer] over de Risten te Rijsbergen reden.
Ik zag dat de mij ambtshalve bekende [verdachte], geboren op [1972] te [geboorteplaats] en wonende [adres] te [woonplaats] (hierna te noemen als [verdachte]), de bestuurder van de Volkswagen Passat was.
13.15
uur: zag ik, C534, dat de Volkswagen Transporter, gekentekend [nummer] en de Volkswagen Passat, gekentekend [nummer] geparkeerd stonden bij Melis caravans, gevestigd aan de [adres] te Tilburg.
13.21
uur: zag ik, Q534, dat [medeverdachte 1] en [verdachte] vanuit de winkel van Melis caravans gelopen kwamen. Ik zag dat zij ieder twee middelgrote grijs/groene gasflessen droegen en deze vervolgens in de Volkswagen Transporter plaatsten.
15.26
uur: zag ik, Q534, dat de Volkswagen Passat voornoemd stopte ter hoogte van de Gamma, gevestigd aan de [adres] te Tilburg. Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte 1] uitstapten.
Ik zag dat [verdachte] de kofferbak van de Volkswagen Passat opende.
Ik zag vervolgens dat hij hieruit een flinke rol, donkere tuinslang pakte. Ik zag tevens dat [medeverdachte 1] een gele Jumbo boodschappentas pakte.
Ik zag dat beiden in de richting van de Volkswagen Transporter, gekentekend [nummer] liepen.
15.29
uur: zag ik, Q518, dat [verdachte] en [medeverdachte 1] vanuit de richting van de ingang van de Gamma gelopen kwamen. Ik zag dat zij vervolgens in de Volkswagen Transporter, gekenteken [nummer] stapten en daarmee vertrokken.
15.58
uur: zag ik, Q534, dat de Volkswagen Transporter voornoemd geparkeerd stond aan de achterzijde van King Cuisine, gevestigd aan de Jules Verneweg 71 te Tilburg.
Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte 1] ter hoogte van een stapel kunststof vaten stonden. Ik zag dat zij 8 grote meniekleurige vaten en 5 middelgrote blauwe vaten alsmede een stapel zwarte deksels in de bus laadden.
16.02
uur: zag ik Q534, dat [verdachte] en [medeverdachte 1] met de Volkswagen Transporter, gekentekend [nummer], vertrokken.
16.13
uur: zag ik, Q513, dat de Volkswagen Transporter de [straatnaam] te Tilburg uit gereden kwam. Ik zag dat [medeverdachte 1] nog de enige inzittende was.
16.57
uur: zag ik, Q514, dat de Volkswagen Transporter, gekentekend [nummer] camping [camping] opreed.
17.02
uur: zag ik, Q518, dat een bestelauto van het merk Mercedes, type Vito, kleur wit, en voorzien van het kenteken [nummer], werd geparkeerd ter hoogte van de ingang van voornoemde camping.
17.03
uur: zag ik, Q514, dat [verdachte] uit de Vito stapte en vervolgens de voornoemde camping opliep.
17.17
uur: zag ik, Q575, dat [medeverdachte 1] en [verdachte] bij de voornoemde Volkswagen Transporter stonden.
Ik zag dat zij een groot meniekleurig vat en een middelgroot blauw vat uit de bus tilden en daarmee richting caravan 352 liepen.
17.29
uur: zag ik, Q575, dat [medeverdachte 1] en [verdachte] bij de achterzijde van de voornoemde Volkswagen Transporter stonden.
Ik zag dat zij een groot meniekleurig vat droegen. Ik zag vervolgens dat zij dit vat achter in de bus plaatsten. Ik zag dat zij kort hierop een transparante jerrycan (ong. 25 liter) met daarin een donkere vloeistof in de bus plaatsten en een witte jerrycan van ongeveer 5 liter.
17.34
uur: zag ik, Q575, dat [medeverdachte 1] als bestuurder en [verdachte] als bijrijder vertrokken met de Volkswagen Transporter, gekentekend [nummer].
18.38
uur: zag ik, Q513, dat de Volkswagen Transporter, gekentekend [nummer] ter hoogte van de ingang van camping [camping] stopte. Ik zag dat [verdachte] uitstapte en dat de Volkswagen Transporter zijn weg vervolgde.
Ik zag vervolgens dat [verdachte] in de Mercedes Vito, gekentekend [nummer] stapte en daarmee vertrok.
18.46
uur: zag ik, Q507, dat de genoemde Volkswagen Transporter, gekentekend [nummer], op het perceel [adres] te Meer opreed in de richting van het achterste witte pand.
18.49
uur: hoorde ik, Q507, op het genoemde perceel [adres] te Meer geluiden alsof er diverse voorwerpen werden verplaatst.
5.
Een activiteitenjournaal5., van leden van het observatieteam van politie, voor zover inhoudende als relaas van deze verbalisanten:
30 juni 2010, 09.23 uur: Ik, Q518, zag dat de bestuurder van een Mercedes Vito uitstapte. Ik herkende hem toen als de mij ambtshalve bekende [medeverdachte 1].
09.45
uur: Ik zag dat de Mercedes Vito werd geparkeerd in de [straatnaam] te Tilburg, waar [medeverdachte 1] uitstapte met een klein wit zakje in zijn hand en dat hij pand [nummer] binnen ging.
09.53
uur: Ik, Q507, zag dat de mij ambtshalve bekende [verdachte]en de mij ambtshalve bekende medeverdachte 2] rondliepen op het terrein aan de [adres] te Meer.
09.58
uur: Ik, Q507, zag dat de Mercedes Vito werd geparkeerd op het parkeerterrein van bouwmarkt Praxis aan de [adres] te Tilburg en dat [medeverdachte 1]in de richting van de ingang liep.
10.00
uur: Ik, Q534, zag dat [medeverdachte 1] in de Praxis verhuisdozen kocht.
10.03
uur: Ik, Q514, zag dat [andere naam medeverdachte 1] doende was in de laadruimte van de Vito, waarna hij weer als bestuurder instapte en wegreed.
10.37
uur: Ik, Q507, zag dat de VW Transporter met het kenteken [nummer] wegreed vanaf het terrein aan de [adres] te Meer.
10.41
uur: Wij, Q544 en Q575, herkenden de bestuurder als [andere naam medeverdachte 2].
10.44
uur: zag ik, Q544, dat [andere naam medeverdachte 2] in de bouwmarkt Multimate aan de [straatnaam] te Zundert twee zwarte bouwemmers van verschillende afmetingen kocht.
10.46
uur: Wij, Q544 en Q575, zagen dat [andere naam medeverdachte 2] weer als bestuurder in de VW Transporter vertrok.
11.52
uur: zagen wij, Q523 en Q578 dat [medeverdachte 1] stopte bij doe-het-zelfzaak Selfiks aan de [adres] te Lommel (Belgie).
Vervolgens zagen wij, Q5213, W578 en Q518, dat [medeverdachte 1], die op dat moment witte handschoenen droeg, een aantal doorzichtige jerrycans, die waren gevuld met een doorzichtige vloeistof, in verhuisdozen plaatste.
Vervolgens zagen wij, Q523 en Q578, dat [medeverdachte 1] een verhuisdoos met daarin enkele jerrycans in de laadruimte van de Mercedes Vito plaatste.
11.21
uur: wij, verbalisanten zagen dat [medeverdachte 1] weer als bestuurder in de Mercedes Vito vertrok.
12.35
uur: Ik, 519, zag dat [medeverdachte 1] camping [camping] opreed.
12.39
uur: Ik, Q534, zag dat de Mercedes Vito op het campingterrein werd geparkeerd nabij de chalets met de nummers 350, 351 en 352 en dat [medeverdachte 1] met een aantal gevouwen verhuisdozen wegliep in de richting van nummer 532.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen6.van de verbalisant R.F. de Vrij, voor zover inhoudende als relaas van deze verbalisant:
Op 30 juni 2010 tussen 04.10 uur en 04.30 uur heb ik met behulp van een warmtebeeld- camera een pand geobserveerd gelegen aan de [straatnaam] te Meer in België.
Door een Belgische opsporingsambtenaar welke deel uitmaakte van het Nederlandse observatieteam werd de inzet van deze warmtebeeld-camera goedgekeurd.
Onderzoek:
Het waargenomen warmtebeeld van de zuid- en westzijde van het voornoemde pand wijkt af van het normale beeld waarbij het dak warmer is dan de wanden. Dit mede gelet op de relatief beschutte ligging van het pand tussen de bomen.
Opvallend is de relatief hogere temperatuur van de wanden aan de zuid- en westzijde t.o.v. het dak. Hierbij is de schaduwzijde (onderkant doorlopend dakgedeelte) van de veranda aan de zuidkant warmer dan de wand eronder.
Ambtshalve is mij bekend dat bij de vervaardiging van verdovende middelen en met name van amfetamine kookprocessen plaatsvinden waarbij veel warmte vrijkomt.
De kookprocessen bij de illegale amfetamine vervaardiging kunnen als een dergelijke interne warmtebron dienen. De lokale buitentemperatuur tijdens de waarnemingen bedroeg circa 17,5 graden Celsius waardoor ik een kachel, centrale verwarming of een open haard als interne warmtebron erg onwaarschijnlijk acht.
7.
Het onder voetnoot nr. 1 genoemde relaas-proces-verbaal, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant Schijven (pag. 43):
Op 30 juni 2010 werd door de officier van justitie mondeling gevorderd om onder leiding van de rechter-commissaris tot doorzoeking ter inbeslagneming over te gaan in een aantal woningen en in chalets op de camping [camping], welke in gebruik zijn bij [verdachte] en [andere naam medeverdachte 2].
Tevens werd middels verzochte rechtshulp aan de Belgische autoriteiten gevraagd om een doorzoeking te verrichten in het pand:
-[adres] en/of [adres] te Meer, België;
en over te gaan tot inbeslagname van voorwerpen of stukken van overtuiging die aldaar worden aangetroffen.
Op 30 juni 2010 werden diverse panden in Nederland en België doorzocht. De doorzoekingen in België werden door de Belgische collega’s verricht. Tijdens de doorzoekingen werden diverse goederen in beslag genomen. Op bijna alle locaties werden goederen en/of chemicaliën aangetroffen die gebruikt worden bij de productie van synthetische drugs.
8.
Een proces-verbaal7.van de verbalisant J.D.M. Schijven, voor zover
inhoudende als relaas van deze verbalisant:
Op 30 juni 2010 werden in dan wel bij het pand [adres] te Meer, België, aangehouden als verdachten:
- [ getuige 1], geboren [1979], wonende [adres] te Meer, België.
- [ medeverdachte 2], (roepnaam [naam]), geboren op [1982] te [geboorteplaats]. Hij werd aangehouden op het terrein tussen de woning en de schuur aan de [adres] te Meer.
- [ verdachte], geboren op [1972] te [geboorteplaats], wonende [adres] te Tilburg. Hij werd aangehouden terwijl hij uit de schuur kwam op het perceel [adres] te Meer (in deze schuur werd een productieproces aangetroffen).
9.
het proces-verbaal8.van de officieren van Gerechtelijke Politie, B. Goovaerts en J. Griep, voor zover inhoudende als relaas van deze officieren:
Op 30 juni 2010 begeven wij ons naar Hoogstraten, [adres], om bijstand te verlenen bij een huiszoeking.
Na interventie door leden van de FGP Turnhout voeren wij een snelle rondgang uit in de woning en aanhorigheden. We merken onmiddellijk op dat er in een bijgebouw (garage -verder lokaal B genoemd- en bergruimte -verder lokaal A genoemd- ) van de woning in een reactievat een kookproces aan de gang is.
We merken ook dat er in dit gebouw nog verschillende vaten met chemicaliën en glazen laboratoriamateriaal aanwezig zijn.
We stellen vast dat de reactieketel een temperatuur heeft van 65◦ C en verwarmd wordt door een gasbrander.
Vaststellingen
In lokaal A treffen we een installatie aan die mogelijk kan gebruikt worden voor de synthese van amfetamine olie via een Leuckart methode.
Links achteraan staat de stalen reactieketel waar vermoedelijk de eerste kookfase van de Leuckart synthese aan de gang is.
Achteraan en rechts in de ruimte staan 6 lege rondbodemkolven geïnstalleerd boven gasbranders die gebruikt kunnen worden voor de 2e kookfase van de Leuckart synthese. In deze bollen zien we ook dat er residu aanwezig is van een vorig gebruik.
10.
een deskundigenrapport van F. van Durme9., voor zover dit inhoudt als relaas van deze deskundige:
Beschrijving stalen en analyseresultaten
A31: een metalen ketel met daarin een tweefasige vloeistof
In de vloeistof werden onder andere amfetamine, BMK en N-formylamfetamine aangetoond.
BMK = benzylmethylketon = 1-fenyl-2-propanon is een precursor voor de aanmaak van amfetamine.
N-formylamfetamine = het product dat gevormd wordt in de eerste fase van de amfetaminesynthese.
11.
het proces-verbaal10.van de gerechtelijk commissaris, officier van Gerechtelijke Politie, P. Debeu, voor zover inhoudende als relaas van genoemde Debeu:
Op 30 juni 2010 om 12.52 uur gaan wij over tot de huiszoeking van het adres te Hoogstraten (Meer) [adres].
Wij treffen buiten, tussen het woongedeelte en het werkhuis, een man aan, die we aan de hand van zijn mondelinge gegevens identificeren als: [medeverdachte 2], geboren op [1982]. [medeverdachte 2] heeft een rijbewijs op zak op naam van [medeverdachte 2].
Tegelijkertijd komt er een man uit een gebouw (soort werkhuis) met een garagepoort en een deur, die we aan de hand van zijn mondelinge gegevens identificeren als: [verdachte], geboren op [1972].
Zoals reeds vermeld staan op het perceel twee gebouwen.
Rechts: een soort werkhuis bestaande uit twee compartimenten: een deel is toegankelijk via een deur en het andere gedeelte via een garagepoort.
Links: het woonhuis.
In het werkhuis ontdekken we een synthetisch drugslab dat in werking is. In het eerste gedeelte, toegankelijk via de deur staat een inox ketel, ijzeren gasbekkens en glazen kolven. De vloeistoffen in de ketel en kolven staan te koken. Het is uit dit gedeelte dat [verdachte] kwam op het moment dat wij het perceel betraden.
In het tweede gedeelte van het werkhuis, dat toegankelijk is via de garagepoort, vinden wij een aantal vaten chemicaliën, waarbij er via gaten in de muur verbinding is gemaakt tussen dezen vaten den ketel door middel van slangen.
Bij de huiszoeking in de woning treffen wij de volgende voorwerpen aan:
- 6 transfo’s
- plastic zak met tijdschakelaar, verlengsnoer, dichtingen, koppelstukken voor water.
- 4 groene bussen met plantenstof.
- 4 witte jerrycans van 25 liter met vloeistof.
- 10 witte recipiënten van 5 liter, allen volledig gevuld met een vloeistof waarvan een eerste test positief reageert op BMK. Op elke dop is met een zwarte stift de letter “B” aangebracht.
De 10 vaatjes dragen de vermelding SEASOL.
12.
Een proces-verbaal11.van verhoor van de verbalisanten F.J. van As en C.A.C.J. van Gorp, voor zover inhoudende als op 7 juli 2010 aan de verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 2]:
[getuige 1] en ik zijn in de woning [adres] te Meer, gemeente Hoogstraten, gaan wonen. Ik huur deze woning en de schuren.
Ik gebruik een bus, een Mercedes Vito.
Ongeveer 3 weken geleden was ik in Zundert. Daar kwam ik een man tegen die ik ken als [medeverdachte 1]. Hij vroeg mij of ik nergens ruimte beschikbaar wist. Ik zei dat ik dat wel wist.
Een dag later kwamen wij elkaar tegen op de kermis in Zundert.
[medeverdachte 1] vertelde dat hij mensen wist die ruimte zochten en die daarvoor €4000,-- per week wilden geven. Toen ik [medeverdachte 1] vertelde dat ik een schuur had, zei hij dat ze eerst wilden komen kijken. Ik heb [medeverdachte 1] mijn huisadres gegeven. De andere dag is hij gekomen. Hij was in gezelschap van een man, die [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] heet.
De totale schuur bestaat uit twee gedeelten. Het ene deel noem ik de garage. Daarin zitten twee houten deuren. Daartegen aangebouwd staat een schuur.
We hebben met ons drieën de schuren bekeken. De jongen die bij [medeverdachte 1] was zei dat de schuur goed was. Ze wilden de schuur snel gaan gebruiken. Ze zeiden dat hier en daar wat gaten geboord moesten gaan worden. Ze vertelden dat ze wat slangen door de gaten wilden duwen. We spraken af dat ze dat af zouden tekenen, dan zou ik de gaten boren.
Ze zeiden toen dat ze water nodig hadden. Ik heb hen verteld dat ik tegen de gevel van mijn woning een waterkraan had zitten. Ik vond het goed dat ze daar water tapten.
Ik zou iedere week geld krijgen.
Het weekend voordat de politie binnen viel hebben die jongens die gaten afgetekend.
Ik heb dat weekend wat gaten geboord waar een tuinslang doorheen kon.
Ik ben in dat weekend dat ik de gaten boorde, nog in de schuur en de garage geweest. Toen stonden in de schuur en garage een roestvrij stalen tank. Er stonden witte kannetjes met etiketten met Seasol. Verder stonden er dozen en campingbrandertjes.
Ik heb in de weken na het bezoek van [medeverdachte 1] regelmatig twee mannen bij mij in en bij de schuren gezien. Ik ken die mannen als [medeverdachte 2] en [verdachte].
Als die twee kwamen, kwamen ze samen. Ze kwamen met een Volkswagen Transporter.
De dag voor de inval door de Belgische politie waren [medeverdachte 2] en [verdachte] in de schuren aan het werk. Ze hadden toen water aangesloten op het roestvrij stalen vat. Ik ben in de schuur gaan kijken. Daar stond toen het RVS vat. Hierop zaten twee waterslangen aangesloten.
[Medeverdachte 2] en [verdachte] zeiden dat het water er op de verkeerde plek uitkwam. Ik heb toen gezegd dat ik misschien wel iemand kende die RVS kon lassen.
[Medeverdachte 2] en [verdachte] hebben toen dat lekke bovenstuk van dat RVS vat losgeschroefd.
Na het lassen ben ik met de cilinder naar huis gereden en heb de cilinder in de schuur gezet.
[verdachte] en [medeverdachte 2] waren er niet meer, die zouden ’s morgens terugkomen als de cilinder gemaakt was.
13.
Een proces-verbaal12.van verhoor van de verbalisanten F.J. van As en C.A.C.J. van Gorp, voor zover inhoudende als op 8 juli 2010 aan de verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 2]:
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen jou een politiefoto genummerd PL2030:10:116 (Noot griffier: volgens het opschrift bij de politiefoto, welke staat afgebeeld op pagina 1653 onder dit nummer betreft dit [medeverdachte 2], geboren te [geboorteplaats] op [1971].
Antwoord [getuige 2]:
De persoon op deze foto is de persoon die telkens op en neer reed met het transportbusje. Hij zocht toen contact met [medeverdachte 2] en [verdachte], die al op mijn erf waren. De man op de foto had [medeverdachte 2] en [verdachte] vooraf afgezet bij de schuur en garage op mijn erf. Hierna ging hij boodschappen doen. Ik heb deze man maar een keer gezien.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen aan jou een politiefoto genummerd PL2030:10:130 (Noot griffier: volgens het opschrift bij de politiefoto, welke staat afgebeeld op pagina 1654 onder dit nummer betreft dit [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1972].
Antwoord [getuige 2]:
Deze man ken ik als [verdachte], waar ik gisteren in mijn eerder afgelegde verklaring over gesproken heb. Ik herken hem voor 100 % als [verdachte]. Deze man was samen met [medeverdachte 1] om te kijken naar de schuur of die goed was.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen jou een politiefoto genummerd PL2030:10:132 (Noot griffier: volgens het opschrift bij de politiefoto, welke staat afgebeeld op pagina 1655 onder dit nummer betreft dit [medeverdachte 2], geboren te [geboorteplaats] op [1982]).
Antwoord [getuige 2]:
Deze man herken ik voor 100% als [medeverdachte 2], waarover ik heb gesproken in mijn eerder afgelegde verklaring.
14.
Een proces-verbaal13.van verhoor van de verbalisanten D.A. Pieters en
L.P. Janssens, voor zover inhoudende als op 7 juli 2010 aan de verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 1], wonende te [adres getuige 1]:
Vraag verbalisanten: Op de dag van aanhouding ben je samen met 2 mannen aangehouden. Wanneer heb je die mannen voor het eerst gezien?
Als verklaring van [getuige 1]:
Dat was de week ervoor, bij ons thuis, buiten voor de schuur.
Die week ervoor heeft [getuige 2], mijn vriend, aan mij gevraagd of ik het goed zou vinden als de schuur een paar dagen verhuurd zou worden. Die mannen stonden toen al op het erf van mij, ter hoogte van de schuur. Eigenlijk heeft [getuige 2] het mij al een week eerder gevraagd toen die mannen er niet bij waren. Toen de mannen erbij waren vroeg [getuige 2] het weer aan mij. Ik heb toen aan [getuige 2] gevraagd waarom zij het nodig hadden. [getuige 2] heeft mij gezegd dat het was om spullen op te slaan. Ik vond het geen probleem. Ik heb toen die beide mannen de hand geschud. Ik herken de mannen met wie ik ben aangehouden als de mannen die de schuur bij mij geleend hebben.
[getuige 2] heeft met die mannen de verdere zaken besproken. [getuige 2] heeft gezegd dat ze op dinsdag de spullen zouden komen brengen.
Die dinsdag zijn ze rond 11 of 12 uur gekomen en hebben spullen binnen gezet, in de schuur. Ze zijn tussendoor ook nog weggeweest, weer om spullen te halen die in de schuur werden gezet.
Ik heb tussendoor steeds gehoord dat ze weg reden, weer terug kwamen dan hoorde ik deuren van een bus open en dicht gaan. Vervolgens hoorde ik dat er dan spullen in die schuur werden gezet. Steeds als ik dat busje hoorde komen keek ik naar buiten. Ze zijn ongeveer 4 of 5 keer weggeweest en teruggekomen. Het waren steeds dezelfde 2 mannen als die met wie ik ben aangehouden.
Kort na etenstijd zijn ze voor het laatst teruggekomen en toen niet meer weggegaan.
Die ochtend werd ik wakker toen de politie binnen stond.
15.
Een proces-verbaal14.van verhoor van de verbalisanten B.G. Verhagen en L.P. Janssens, voor zover inhoudende als op 15 juli 2010 aan de verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 1]:
Opmerking verbalisanten: Wij tonen jou een politiefoto genummerd PL2030:10:132
(Noot griffier: volgens het opschrift bij de politiefoto, welke staat afgebeeld op pagina 2350 gaat het om nummer PL2030:10:130 en betreft dit [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1972]).
Antwoord [getuige 1]:
Deze man op de foto herken ik als de jongen die bij mij de schuur heeft gehuurd. Ook was hij er de eerste keer bij toen [getuige 2] afspraken heeft gemaakt over de huur van de schuur.
De tweede keer was hij er ook met een andere jongen. Ik had hem toen gezien toen hij spullen in de schuur had gezet.
Deze persoon is op dezelfde dag aangehouden als ik. Ik heb hem toen geboeid voor de schuur zien zitten.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen jou een politiefoto genummerd PL2030:10:132 (Noot griffier: volgens het opschrift bij de politiefoto, welke staat afgebeeld op pagina 2351 onder dit nummer betreft dit [medeverdachte 2], geboren te [geboorteplaats] op [1982]).
Als antwoord van [getuige 1]:
Deze man op de foto herken ik. Dat is de jongen die erbij was, die keer toen de spullen in de schuur zijn gezet, samen met die jongen waarvan u hiervoor de foto heeft laten zien.
Ook deze persoon is op dezelfde dag aangehouden als ik. Ik heb hem toen geboeid voor de schuur zien zitten.
16.
Een proces-verbaal15.van verhoor van de verbalisanten J.W.E. van Roozendaal en P.J.L. van den Boogaard, voor zover inhoudende als op 8 juli 2010 aan de verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte 1], wonende te Tilburg, [adres]:
Ik ken [medeverdachte 2].
Ik heb met een Volkswagen Transporter gereden.
Ik ben naar de Gamma gereden, ik kwam van de Hornbach. Het kan goed dat ik daar met [verdachte] naar toe ben gereden.
Op 29 juni 2010 heb ik een beetje op en neer gereden. Op 30 juni 2010 heb ik met de Vito gereden.
Ik moest spullen rijden, dan moest ik naar de Praxis, dan weer naar de Gamma, meer deed ik niet. Bij de Praxis heb ik verhuisdozen gehaald, die heb je ook aangetroffen. Die lagen in de Vitobus. Wat slangenklemmen en slangen, van die dingen. Het was ook sjouwen.
Dan reed ik naar Lommel in België, daar laadde ik 100 liter methanol in. Daarna reed ik naar de camping, daar moest ik spullen inladen. Ik had daar een weegschaal en een paar maatbekers klaargezet om mee te nemen.
Ik heb gewoon van A naar B gereden. Onderweg werd de bus overgenomen.
Er is ook aan mij gevraagd of ik een stoomapparaat kon kopen. Het klopt dat dit was van die persoon waar ik voor was gaan rijden.
Ik heb van die persoon gewoon geld gekregen om dat apparaat te kopen. Ik had in totaal €300,-- of zo gekregen, want ik moest ook nog Methanol gaan halen en betalen.
Je kunt het daar zo ophalen.
17.
Een proces-verbaal16.van verhoor van de verbalisanten J.W.E. van Roozendaal en P.J.L. van den Boogaard, voor zover inhoudende als op 8 juli 2010 aan de verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte 1], wonende te Tilburg, [adres]:
Vraag: Op 29 juni 2010 ben je met de Volkswagen bus naar Melis caravanhandel aan de [straatnaam] te Tilburg. Wat deed je daar?
Antwoord [medeverdachte 1]: ja, we hebben gasflessen gehaald. Ik was daar met [verdachte].
[verdachte] heeft afgerekend.
Bij de King Cuisine heb ik vaten geladen en deksels. Het waren blauwe vaten en meniekleurige vaten.
Ik ben naar de camping gereden met de VW bus. Ik heb daar jerrycans geladen.
18.
Een proces-verbaal17.van de verbalisanten L.A.P. Janssens en C.A.C.J. van Gorp, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
Op 30 juni 2010 werd een doorzoeking ter inbeslagname verricht in een caravan, gelegen aan de [adres camping]. De caravan had als nummer [nummer].
Tijdens deze doorzoeking werden diverse goederen in beslag genomen:
- -
een beschrijving productieproces;
- -
In slaapkamer: een zwarte weekendtas met een nog werkende weegschaal;
- -
Buiten op terras rechts van caravan: 2 lege 1 liter flessen methanol;
- -
In kast lab ruimte 5 liter jerrycan methanoletiket 20% inhoud amfetamine olie;
- -
In kast lab ruimte amfetamine in vacuümzak, gewogen 1,85 kg, plus monster;
- -
Op bed lab ruimte witte speciekuip met restant amfetamine;
- -
Op bed lab ruimte vacuümmachine merk Henkelman type Mini Jumbo, met restanten amfetamine;
- -
Onder bed lab ruimte keukenweegschaal Soehne type retro max 5 kg met amfetamine resten;
- -
Op de kast in lab ruimte doos met doorzichtige plastic zak met cafeïne resten en 1 vacuümzak met resten cafeïne;
- -
In hoek lab ruimte roerstok met resten amfetamine;
- -
In lab ruimte op tafeltje 20 cm deksel van een pan met cafeïneresten;
- -
In lab ruimte op tafeltje halve oranje maatbeker met cafeïneresten;
- -
In lab ruimte op tafeltje 1 porseleinen soepkom met cafeïneresten;
- -
In badkamer 5 liter jerrycan amfetamine olie geur;
- -
In badkamer 5 liter jerrycan amfetamine olie geur;
- -
In badkamer 5 liter jerrycan methanol restant 10% inhoud;
- -
In badkamer 5 liter jerrycan methanol leeg;
- -
In doucheruimte emmer met 3 plastic bakjes en gele spatel;
- -
In Praxisdoos 1 voor TV in emmer 5 liter jerrycan methanol 15% inhoud;
- -
In Praxisdoos 1 voor TV weegschaal, merk CAS, model SW-1S;
- -
In Praxisdoos 2 voor TV 25 liter jerrycan vermoedelijk zwavelzuur met opschrift;
- -
In Praxisdoos 2 voor TV roestvast stalen garde;
- -
In Praxisdoos 2 voor TV vacuümzakken;
- -
In Praxisdoos 2 voor TV doosje PH tester;
- -
In Praxisdoos 2 voor TV hobbymes geel;
- -
In kast lab ruimte vacuümzakken maat 30 bij 50;
- -
In kast lab ruimte hobbymes geel met restant wit poeder;
- -
Tussen caravan en WC hok 25 liter jerrycan 20% gevuld met heldere vloeistof en monster;
- -
Tussen caravan en WC hok 25 liter jerrycan 5% inhoud heldere vloeistof met witte kristallen en monster;
- -
Tussen caravan en WC hok 25 liter jerrycan rose met zwavelzuur 60% inhoud en monster;
- -
Tussen caravan en WC 10 liter jerrycan rond met tapkraan 60% inhoud mogelijk BMK en monster;
- -
Tussen caravan en WC hok 10 liter jerrycan 30% inhoud heldere vloeistof mogelijk zeep en monster;
19.
Een proces-verbaal18.van de verbalisant P.J.J.M. Bakx, voor zover
inhoudende als relaas van deze verbalisant:
Op 30 juni 2010 werd door de officier van justitie mondeling gevorderd om onder leiding van de rechter-commissaris tot doorzoeking ter inbeslagneming over te gaan in onder andere een chalet op camping [camping].
Resultaat doorzoeking chalet [nummer] en voormalig toiletgebouw:
Uit de aangetroffen goederen kan worden afgeleid dat hier vermoedelijk de kristallisatie van amfetamine olie met zwavelzuur en methanol plaatsvond. Er werden een speciekuip en wat aanverwante zaken aangetroffen zoals 1,9 kg (het hof begrijpt: afgerond) amfetamine en lege dozen van Seasol. Soortgelijke verpakkingen werden in België aangetroffen en bleken BMK te bevatten.
20.
Een proces-verbaal19.van verhoor van de verbalisanten A. van Gijzel en C.A.C.J. van Gorp, voor zover inhoudende als op 6 juli 2010 aan de verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 3]:
Ik ben eigenaar van camping [camping].
De caravans zijn eigendom van de mensen zelf en de grond waarop ze staan huren ze van ons.
Met betrekking tot de stacaravan op nummer [nummer] wil ik opmerken dat [andere naam medeverdachte 2] deze caravan in het voorjaar, omstreeks april 2010, van mij heeft gekocht.
Deze man heeft zich bij ons gelegitimeerd met een rijbewijs op naam van [andere naam medeverdachte 2].
Opmerking verbalisanten:
Er werd een foto getoond van een manspersoon en gevraagd werd of getuige de op de foto afgebeelde persoon kende.
Als verklaring van voornoemde [getuige 3]:
De man op de foto herken ik als [medeverdachte 2]. Deze man heeft zich bij ons gelegitimeerd met een rijbewijs op naam van [andere naam medeverdachte 2].
Ik zie nu duidelijk dat de foto die u mij toont afwijkt van de foto op het rijbewijs van [andere naam medeverdachte 2]. De man op de foto van het rijbewijs ken ik niet.
21.
Het onder voetnoot nr. 1 genoemde relaas-proces-verbaal van de verbalisant Schijven, voor zover inhoudende als relaas van deze verbalisant (pag. 47):
De eigenaar van de camping, [getuige 3] werd als getuige gehoord. Hij verklaarde over het gebruik en de koop van caravan [nummer] door [andere naam medeverdachte 2]. Hij herkende [andere naam medeverdachte 2] van een aan hen getoonde foto. Deze getoonde foto betrof een foto van [medeverdachte 2].
22.
Een proces-verbaal20.van de verbalisanten L.A.P. Janssens en C.A.C.J. van Gorp, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
Op 30 juni 2010 werd een doorzoeking ter inbeslagname verricht in een woning, gelegen aan de [adres verdachte] te Tilburg en de garagebox aan de [adres garagebox] te Tilburg. Deze garagebox werd gehuurd door de bewoners van [adres verdachte] te Tilburg.
Tijdens deze doorzoeking werden diverse goederen in beslag genomen:
- 1 kassabon van Multimate;
- 1 kassabon van Hornbach;
- 1 weegschaal;
- 1 gripzakje mogelijk verdovende middel;
- 904 gram gedroogde hennep toppen, achter linkerschot zolder;
- 1 destillatiekolom glas, in tas achter linkerschot zolder;
- 1 destillatiekolom glas, in tas achter linkerschot zolder;
- 1 destillatiekolom glas, in tas achter linkerschot zolder;
- 1 gasbrander, in tas achter linkerschot zolder;
- 1 PVC-slang, in tas achter linkerschot zolder;
- 1 gaskraan, in tas achter linkerschot zolder;
- 1 grijze tas waarin de 6 laatst vermelde goederen werden bewaard;
- 4 jerrycans, inhoudende een onbekende vloeistof, aangetroffen in de garagebox [adres], behorende bij de woning [adres] Tilburg.
23.
Een proces-verbaal21.van de verbalisanten L.A.P. Janssens en C.A.C.J. van Gorp, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
Op 30 juni 2010 werd in de garage, kadastraal bekend als [adres garagebox], behorende bij de woning gelegen aan de [straatnaam] (het hof begrijpt: [adres verdachte]) te Tilburg een zoeking verricht.
In deze garage werden chemicaliën aangetroffen, waaronder zwavelzuur en methanol, welke kunnen worden gebruikt ten behoeve van de productie van amfetamine via de Leukart synthese. Tevens werd een jerrycan met afvalstoffen aangetroffen met daarin vermoedelijk restanten van amfetamine productie.
24.
Een proces-verbaal22.van de verbalisant L.A.P. Janssens, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
Bij de doorzoeking van de woning, [adres verdachte] te Tilburg op 30 juni 2010 werd een hoeveelheid verdovende middelen aangeboden welke in beslag werd genomen en mij ter beschikking werd gesteld.
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
981 gram (bruto) oude hennep/hennepafval verpakt in een plastic gripzak.
De genoemde plantdelen werden herkend als materiaal van het geslacht Cannabis, beter bekend als hennep.
Uit de aangeboden hoeveelheid materiaal werd door mij een representatief monster genomen dat werd gewogen en gewaarmerkt.
Dit monster werd getest conform het gestelde in de ‘Forensisch technische norm 120.02’ waarbij gebruik werd gemaakt van MMC Cannabis test.
De test gaf een positieve reactie, indicatief voor THC zijnde de werkzame stof in hennep, vermeld op Lijst-II-onderdeel b van de Opiumwet.
25.
Een proces-verbaal23.van verhoor van de verbalisanten D.A. Pieters en F.J. van As, voor zover inhoudende als op 19 juli 2010 aan de verbalisanten afgelegde verklaring van [verdachte], wonende te [adres] te Tilburg:
Garagebox nummer [nummer], waarvan mij 2 foto’s worden getoond, ( het hof begrijpt: garagebox [adres garagebox]) is mijn garagebox. Daar staan mijn visspullen in. Ik huur die garagebox.
26.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep als volgt:
Ik erken dat ik op 30 juni 2010 in mijn woning, gelegen aan de [adres verdachte] te Tilburg, ongeveer 900 gram hennep aanwezig heb gehad.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte behoort te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Daartoe zijn de volgende verweren gevoerd.
Tussentijdse beëindiging van het onderzoek
De verdediging leidt uit de door de politie opgemaakte processen-verbaal af dat het onderzoek tegen de verdachte en zijn veronderstelde mededaders op 22 juni 2010 is beëindigd. Daarmee zou ook een einde zijn gekomen aan de geldigheidsduur van alle tot dan gegeven bevelen tot toepassing van dwangmiddelen.
Bij de latere hervatting van het onderzoek zou in elk geval zijn verzuimd om nieuwe bevelen tot stelselmatige observatie te geven; de sindsdien uitgevoerde observaties zouden daarom onrechtmatig zijn en de daarmee onmiddellijk of middellijk verkregen resultaten zouden van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Het hof heeft hieromtrent, aan de hand van het relaas-proces-verbaal met betrekking tot aanvang en verloop van het gehele onderzoek, nummer 29-244825 dd. 13 december 2010, het volgende vastgesteld.
Het met de codenaam Tomos aangeduide opsporingsonderzoek werd begonnen naar aanleiding van op 28 mei 2010 ontvangen CIE-informatie dat twee met name genoemde personen zouden beschikken over een mobiel laboratorium voor de productie van amfetamine.
Op 1 juni 2010 gaf de officier van justitie bevelen tot het opnemen van telecommunicatie en tot stelselmatige observatie, zoals bedoeld in de artikelen 126m respectievelijk 126g van het Wetboek van Strafvordering. Ten aanzien van het opnemen van telecommunicatie gebeurde dit met machtiging van de rechter-commissaris. Op 22 juni 2010 werd besloten het onderzoek te staken, omdat dit nog geen concreet zicht had opgeleverd op het genoemde mobiele laboratorium en het daarom beter werd geacht om de beschikbare onderzoekscapaciteit voor andere doelen in te zetten. Op bevel van de officier van justitie werd dientengevolge het opnemen van telecommunicatie op diezelfde dag omstreeks 14.15 uur beëindigd. Het onderzoek werd echter in zoverre voortgezet, dat de laatst opgenomen telecommunicatie nog werd verwerkt. Daaruit werd opgemaakt dat alsnog zicht bestond dat op korte termijn een concreet onderzoeksresultaat zou kunnen worden behaald. Dit was voor de officier van justitie aanleiding om, met machtiging van de rechter-commissaris, opnieuw te bevelen dat telecommunicatie zou worden opgenomen. Het opnemen werd diezelfde dag, vanaf ongeveer 17.25 uur, hervat.
De vraag is thans of ook aan de (bevelen tot) observatie een einde was gekomen en daarom ook daartoe nieuwe bevelen hadden moeten worden gegeven.
Voor de beantwoording van deze vraag acht het hof het volgende van belang. Het besluit tot staken van het onderzoek werd niet genomen omdat niet langer werd voldaan aan de eis, dat voldoende verdenking van misdrijf bestond, maar omdat men zijn prioriteiten elders wenste te leggen. De situatie, bedoeld in artikel 126g lid 7 en 126m lid 8 jo. 126l lid 6 jo. 126g lid 7 van het Wetboek van Strafvordering (namelijk dat niet langer werd voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor het toepassen van de betreffende dwangmiddelen), deed zich dan ook niet voor. Het besluit tot staking van het onderzoek werd slechts gedeeltelijk uitgevoerd, door beëindiging van het opnemen van telecommunicatie. Voor het overige is het onderzoek in elk geval in zoverre blijven doorlopen, dat men voortging met het verwerken van onderzoeksgegevens, met het kennelijke doel om daaraan, indien nodig, consequenties te verbinden. In zoverre is het slechts bij een voornemen tot staking gebleven. De alsnog verwerkte onderzoeksgegevens waren van dien aard dat – op een moment, gelegen tussen 14.15 en 17.25 uur op 22 juni 2010 – werd besloten om dit voornemen niet verder ten uitvoer te brengen en, integendeel, ook het opnemen van telecommunicatie, nauwelijks drie uur na de beëindiging ervan, te hervatten. In het proces-verbaal wordt dan ook treffend gesproken van een ‘doorstart’.
Bij deze gang van zaken kan er, naar het oordeel van het hof, van worden uitgegaan dat het onderzoek op 22 juni 2010, ofschoon daartoe wel was besloten, niet daadwerkelijk is gestaakt, zodat ook aan de lopende bevelen tot observatie geen einde is gekomen en, omdat het geval bedoeld in artikel 126g lid 7 van het Wetboek van Strafvordering zich niet voordeed, ook geen einde behoefde te komen.
Het door de verdediging gevoerde verweer wordt daarom verworpen.
De stille sms
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat tijdens het onderzoek tegen de verdachte gebruik is gemaakt van een niet wettelijk geregeld dwangmiddel, de zogenaamde stille sms, stealth sms of stealth ping. Daardoor zou op intensieve en stelselmatige wijze inbreuk zijn gemaakt op diens privacy. Volgens de verdediging zou dit moeten leiden tot uitsluiting van het onmiddellijk of middellijk hieruit verkregen bewijs.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende. In het tegen de verdachte uitgevoerde opsporingsonderzoek is, met toestemming van de officier van justitie, een aantal malen gebruik gemaakt van stille sms. Daartoe is, voor zover kon worden vastgesteld, verspreid over vijf dagen een aantal van in totaal ongeveer 90 sms-berichten gezonden naar een telefoontoestel waarvan werd aangenomen dat het door de verdachte werd gebruikt. Door toepassing van bijzondere software wist men te bereiken dat dit telefoontoestel bij ontvangst van het sms-bericht, zonder dat het voor de houder van het toestel zichtbaar was, contact maakte met het telecommunicatienetwerk. Vervolgens kon, door na te gaan met welke zendmast het telefoontoestel contact maakte, globaal worden vastgesteld waar het zich bevond. Vooropgesteld dat het toestel door de verdachte werd gedragen, zou daarmee ook diens verblijfplaats globaal kunnen worden gelokaliseerd. Op deze wijze hoopte men een draaiend amfetaminelaboratorium te kunnen opsporen. Dat is uiteindelijk ook gelukt.
De eerste vraag die beantwoord moet worden is, of op deze wijze in betekenende mate inbreuk wordt gemaakt op de privacy van de persoon, die het telefoontoestel bij zich heeft waarnaar de stille sms wordt gezonden. Het hof meent dat deze vraag in het onderhavige geval ontkennend dient te worden beantwoord. Wanneer wordt aangenomen dat inderdaad vijf dagen lang, gedurende een periode van tussen zes en twaalf uur, om het half uur door het verzenden van een stille sms globaal is vastgesteld waar het betreffende telefoontoestel zich bevond, werd daardoor een slechts zo beperkt beeld verkregen van de bewegingen van de persoon, die de telefoon droeg, dat van een betekenende inbreuk op diens privacy geen sprake was. Dit wordt naar het oordeel van het hof niet anders, wanneer een en ander geschiedt in combinatie met de inzet van andere dwangmiddelen die de persoonlijke levenssfeer raken, zoals observatie en het opnemen van communicatie, wanneer die inzet door de vereiste wettelijke bevelen en machtigingen is gedekt.
Het hof stelt daarom vast dat de inzet van stille sms, in een mate als boven beschreven, geen afzonderlijke wettelijke regeling behoeft om rechtmatig te kunnen zijn. Dit is wellicht anders wanneer, zoals technisch mogelijk lijkt, de frequentie van verzending sterk wordt opgevoerd.
Voorts merkt het hof op dat het gebruik van stille sms op zichzelf geen bijzondere risico’s oproept voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing, zodat ook om die reden geen bijzondere wettelijke grondslag voor dit opsporingsmethode is vereist. Dat neemt echter niet weg dat enige nadere regeling, ten behoeve van de transparantie van het strafproces, wel aanbevelenswaardig is.
De volgende vraag is, of het gebruik van stille sms niet onder één van de reeds wettelijk erkende dwangmiddelen moet worden gebracht, en daarom dient te voldoen aan de in verband daarmee gestelde voorwaarden.
Wordt het gebruik van stille sms wellicht gedekt door een bevel tot stelselmatige observatie als bedoeld in artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering, dan wel door een bevel als bedoeld in artikel 126m of 126n van het Wetboek van Strafvordering (opnemen van communicatie respectievelijk verstrekking van gegevens over een gebruiker van een communicatiedienst)? Het hof beantwoordt ook deze vraag in ontkennende zin. Artikel 126n biedt voor deze veronderstelling geen enkel aanknopingspunt.
In artikel 126m wordt weliswaar gesproken van een technisch hulpmiddel, maar daarbij wordt uitsluitend gedoeld op een technisch hulpmiddel waarmee communicatie wordt opgenomen. Dat is hier niet aan de orde. Bij het technische hulpmiddel, waarvan sprake is in artikel 126g lid 3, en dat wordt ingezet ter ondersteuning van stelselmatige observatie, moet blijkens de wetsgeschiedenis in het bijzonder worden gedacht aan peilzenders, peilbakens en camera’s. Anders dan de verdediging meent het hof dat het gebruik van stille sms, in elk geval voor zover dit een beperkte frequentie heeft, de ontvangende telefoon niet tot een peilbaken maakt. De opvatting dat bij technische hulpmiddelen, in de zin van dit voorschrift, alleen moet worden gedacht aan daartoe binnen het justitiële apparaat bestemde technische apparatuur wordt ondersteund door de in artikel 126ee van het Wetboek van Strafvordering gestelde eis, dat zij moeten voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde regels. Daarvan kan immers bij een willekeurig telefoontoestel geen sprake zijn. Anders dan de verdediging meent het hof dat ook de technische ontwikkeling er niet toe kan leiden dat het begrip ‘technische hulpmiddelen’ wordt uitgebreid tot een heel andere categorie dan kennelijk door de wetgever is beoogd.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat stille sms zelf, noch de daarbij ingezette apparatuur, kan worden opgevat als een ‘technisch hulpmiddel’ in de zin van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering. Dit Besluit kan daarop niet van toepassing zijn omdat, zoals hierboven overwogen, geen sprake is van een technisch hulpmiddel als bedoeld in de voorschriften, genoemd in artikel 126ee aanhef en onder a van het Wetboek van Strafvordering. Het gebruik van stille sms kan ook taalkundig niet worden aangemerkt als de inzet van een technisch hulpmiddel, maar moet veeleer worden gezien als een (niet wettelijke geregelde) opsporingsmethode.
Door de verdediging is aangevoerd dat de rechter-commissaris, door het enkele feit dat hij er bij het aanvragen van telefoontaps niet op is gewezen dat dit ook de deur zou openen voor de inzet van stille sms, werd misleid. Het hof kan de verdediging hierin niet volgen, al was het alleen al omdat deze wetenschap (zo de rechter-commissaris daar al niet over beschikte) geen invloed van enige betekenis kan hebben gehad op de beslissing omtrent het afgeven van een tapmachtiging.
Voor zover de verdediging heeft gesuggereerd dat de rechter-commissaris, toen hem om machtiging werd gevraagd voor toepassing van het dwangmiddel, omschreven in artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering, of op enig moment nadat hij deze machtiging had verleend, op de hoogte had moeten worden gebracht van de inzet van stille sms, zodat hij deze bij zijn oordeelsvorming had kunnen betrekken, is dat een eis die niet in de wet is terug te vinden en ook niet op ongeschreven regels kan worden gebaseerd.
De derde vraag, die naar het oordeel van het hof dient te worden beantwoord, is of stille sms in het onderhavige geval wellicht op zodanige wijze is gebruikt dat inbreuk werd gemaakt op de regels van een eerlijk proces. Niet kon worden vastgesteld of de inzet berustte op een tevoren opgesteld en van waarborgen voorzien plan.
Er bestond weliswaar een door de politie ontwikkeld en ter terechtzitting in hoger beroep door de advocaat-generaal overgelegd ‘GSM-Concept’, maar kennelijk ging het hier niet om een voldragen protocol en dit Concept blijkt ook niet volledig te zijn gevolgd.
De inzet van stille sms is daarentegen - overigens ook weer in afwijking van het ‘GSM-plan’- wel tevoren besproken met en goedgekeurd door de ter zake bevoegde officier van justitie. Van de inzet is bovendien bij proces-verbaal melding gemaakt. Naar het oordeel van het hof zijn dit dwingende voorwaarden, waarvan niet afgeweken mag worden.
Doordat uitgangspunt is, dat de inzet van stille sms door de verdachte niet wordt bemerkt, behoefde niet te worden gevreesd dat hij daardoor tot strafbare feiten zou worden gebracht waarop zijn opzet niet was gericht. Voor zover de persoonlijke levenssfeer van de verdachte in het geding was, waren maatregelen getroffen om de inbreuk daarop zo gering mogelijk te houden, door beperking van het aantal verzonden sms-berichten.
In het kader van eisen van proportionaliteit en subsidiariteit overweegt het hof dat, gelet op de bedreiging voor de volksgezondheid, die uitgaat van het ongecontroleerd op de markt brengen van amfetamine, en de gevaren voor omwonenden, die een illegaal amfetaminelaboratorium kan opleveren, het lokaliseren van dit laboratorium dringend was geboden. Het gebruik van stille sms was onder de gegeven omstandigheden bovendien passend, in die zin dat geen opsporingsmethode voorhanden was dat meer kans op slagen bood.
Ambtshalve stelt het hof evenwel vast dat de wijze van verslaglegging ernstig te wensen overliet. Het aanvankelijk opgemaakte proces-verbaal maakt geen expliciete melding van het gebruik van stille sms. Er wordt gesproken over de inzet van “een technisch hulpmiddel”. Het proces-verbaal wekt bovendien de indruk dat slechts een enkele maal daarvan gebruik werd gemaakt; de werkelijkheid was anders. Slechts door de inspanning van de verdediging kon worden achterhaald in welke mate van stille sms gebruik is gemaakt. Ook van het voorafgaand overleg met en de toestemming van de officier van justitie – zoals gezegd, naar het oordeel van het hof dwingende eisen – is pas gebleken uit een brief van 30 januari 2013. Deze onvolledige verslaglegging brengt mee dat de inzet van de betreffende opsporingsmethode aanvankelijk onvoldoende toetsbaar was.
Het hof is echter van oordeel dat aan deze gebreken geen consequenties behoeven te worden verbonden, nu uiteindelijk voldoende duidelijkheid over de inzet van de onderhavige methode is verkregen. Van inbreuk op het recht op een eerlijk proces is (uiteindelijk) dan ook geen sprake geweest.
Medeplegen van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten
Uit de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte met [medeverdachte 2] huurder was van de schuur (de in feit 3 genoemde loods) aan de [adres] te Meer, waarin het drugslaboratorium is aangetroffen.
Voorts is de verdachte samen met [medeverdachte 2] aangehouden in de nabijheid van de schuur.
Hun bij de Belgische politie afgelegde verklaring dat zij bezig waren met opruimwerkzaamheden en dat zij geen idee hadden te maken te hebben met een drugslaboratorium acht het hof op grond van het hierna volgende hoogst onaannemelijk.
Uit observaties is gebleken dat op meerdere plaatsen goederen/voorwerpen zijn aangeschaft door verdachte en een of meer medeverdachten, die gebruikt kunnen worden voor en ten behoeve van de productie van amfetamine.
De aanschaf van deze goederen wordt voorts bevestigd door [medeverdachte 1]. Dergelijke goederen zijn op locaties in Kerkdriel en Meer aangetroffen.
Op deze laatste locatie, de locatie waar het laboratorium is aangetroffen, is voorts waargenomen dat verdachte samen met een medeverdachte voorwerpen/goederen heeft gebracht en overgeladen.
Verdachte heeft ook daadwerkelijk handelingen verricht in die zin dat hij daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de opbouw van een laboratorium.
Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel, dat de verdachte bij de uitvoering van de feiten zo bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn medeverdachten dat sprake is van het medeplegen van –kort gezegd- het met anderen voorbereidingshandelingen plegen voor de productie van amfetamine en opzettelijk bereiden van amfetamine.Gelet op het bovenstaande kunnen naar het oordeel van het hof de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen worden
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1:hij in de periode van 1 juni 2010 tot en met 30 juni 2010 te Meer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine heeft bereid, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3:hij in de periode van 1 juni 2010 tot en met 30 juni 2010 te Tilburg en Kerkdriel en Meer (België), tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen voorwerpen en vervoermiddelen en stoffen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die delicten;
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders toen en daar:
- grondstoffen en hardware bestemd voor de productie van amfetamine voorhanden en aanwezig gehad;
- ruimten ter beschikking gehad.
4:hij op 30 juni 2010 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 900 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1e van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 3 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 2de, van de Opiumwet juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1e van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 4 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij artikel 3, aanhef en onder C, van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid, van de Opiumwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft voor wat betreft de op te leggen strafsoort en de hoogte van de op te leggen straf gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend;
- de omstandigheid dat verdachte zich om deze gevolgen niet heeft bekommerd en kennelijk slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin;
- de belangrijke rol van de verdachte bij het opzetten van het amfetaminelaboratorium
- het feit dat de verdachte een hoeveelheid hennep aanwezig heeft gehad.
Het hof heeft daarbij ten voordele van de verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat ter zake van de strafbare feiten relatief korte pleegperiodes bewezen zijn verklaard.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 juni 2013, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld terzake van soortgelijke delicten.
- de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Alles tegen elkaar afwegende acht het hof, met de advocaat-generaal, oplegging van een straf als opgelegd in eerste aanleg door de rechtbank, passend en geboden.
Het hof zal derhalve een gevangenisstraf, vrijheidsbeneming medebrengend van na te melden duur, opleggen.
Met oplegging voorts van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Gelet daarop acht het hof geen termen aanwezig om een lagere straf, als door de raadsman verzocht, op te leggen.
Beslag
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep afstand gedaan van alle onder hem in beslag genomen papieren bescheiden.
Voorts blijkt uit het dossier dat een aantal in beslag genomen voorwerpen reeds zijn teruggegeven aan de rechthebbende.
Het hof zal over deze voorwerpen dan ook geen beslissing meer nemen.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, die volgens de verklaring van verdachte aan hem toebehoren, worden verbeurd verklaard, nu de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot hetwelk het onder 4 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Ten aanzien van de overige, hierna te noemen, in beslag genomen voorwerpen zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10, 10a, 11 en 13 van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Heeft hiervoor de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, voorzover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod;
2.
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
4.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 weegschaal (325959)
- 1 glas, destillatiekolom in handdoek (326230)
- 1 glas, destillatiekolom in handdoek (326235)
- 1 glas, destillatiekolom in handdoek (326238)
- 1 gasinstallatie, gasbrander (326252)
- 1 PVC-slang (326274)
- 1 gasinstallatie, messing gaskraan (326276)
- 1 boodschappentas, kleur grijs (326277)
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 904 gram hennep toppen (326209)
- 1 stuk hennep, afval, 55 gram ( 348978).
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 mobiele telefoon, Nokia 1203-2, kleur wit, inclusief oplader (325905)
- 1 mobiele telefoon, Nokia 1208 (325906)
- 1 tas, kleur geel, van de Jumbo (326107)
- 1 stuk isolatiemateriaal (326242).
Aldus gewezen door
mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter,
mr. J.M. Reijntjes en mr. P.M. Frielink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van A. van Baast, griffier,
en op 15 augustus 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J. Huurman-van Asten en mr. J.M. Reijntjes zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 15‑08‑2013
Het activiteitenjournaal van leden van het observatieteam van politie (het hof begrijpt hierna, gelet op het dossier, telkens: opsporingsambtenaren van politie), d.d. 24 juni 2010, pagina’s 2090 tot en met 2092;
Het activiteitenjournaal, d.d. 28 juni 2010, pagina’s 2114 tot en met 2118;
Het activiteitenjournaal, d.d. 30 juni 2010, pagina’s 2148 t/m 2151;
Het activiteitenjournaal, d.d. 30 juni 2010, pagina’s 2191 tot en met 2193;
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, Korps landelijke Politiediensten, Dienst nationale Recherche, Unit Dieptespecialisatie & Innovatie, Team Forensische Opsporing, dd. 30 juni 2010, opgemaakt door de verbalisant R.F. de Vrij, hoofdinspecteur van politie, pagina’s 2185 en 2186;
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, Midden en West Brabant, Divisie Recherche, Unit Zware Criminaliteit, dd. 13 december 2010, opgemaakt door de verbalisant J.D.M. Schijven, generalist Tactische Recherche van politiepagina 1982.
Het –louter als geschrift gebezigd- proces-verbaal van de Gerechtelijke Politie, DJP (DIR bestrijding van crim tegen personen, Centrale Dienst Drugs, 1040 Brussel, opgemaakt door genoemde B. Goovaerts en J. Griep, dd.12 juli 2010, pagina’s 1088 t/m 1091.
Het –louter als geschrift gebezigd- deskundigenrapport van F. van Durme, gerechtelijk deskundige aan het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, afdeling drugs en Toxicologie, d.d. 28 juli 2010, pagina’s 1218 t/m 1225.
Het –louter als geschrift gebezigd- proces-verbaal van de Federale Gerechtelijke Politie, te Turnhout, opgemaakt door genoemde P. Debeu, gesloten dd. 1 juli 2010, pagina’s 1155 t/m 1158.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, Midden en West Brabant, Divisie Recherche, Unit Zware Criminaliteit, dd. 7 juli 2010, opgemaakt door de verbalisanten F.J. van As en C.A.C.J. van Gorp, respectievelijk Senior en generalist Tactische Recherche van politie, pagina’s 1639 t/m 1645.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, Midden en West Brabant, Divisie Recherche, Unit Zware Criminaliteit, dd. 8 juli 2010, opgemaakt door de verbalisanten F.J. van As en C.A.C.J. van Gorp, respectievelijk Senior en generalist Tactische Recherche van politie, pagina’s 1661 t/m 1664.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, Midden en West Brabant, Divisie Recherche, Unit Zware Criminaliteit, dd. 7 juli 2010, opgemaakt door de verbalisanten D.A. Pieters en L.P.Janssens, beiden generalist Tactische Recherche van politie, pagina’s 2339 t/m 2343.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, Midden en West Brabant, Divisie Recherche, Unit Zware Criminaliteit, dd. 15 juli 2010, opgemaakt door de verbalisanten B.G Verhagen en L.P.Janssens, beiden generalist Tactische Recherche van politie, pagina’s 2344 t/m 2348.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, Midden en West Brabant, Divisie Recherche, Unit Zware Criminaliteit, dd. 8 juli 2010, opgemaakt door de verbalisanten W.E. van Roozendaal en P.J.L. van den Boogaard, respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie, pagina’s 2276 t/m 2283.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, Midden en West Brabant, Divisie Recherche, Unit Zware Criminaliteit, dd. 8 juli 2010, opgemaakt door de verbalisanten W.E. van Roozendaal en P.J.L. van den Boogaard, respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie, pagina’s 2267 t/m 2274.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, Midden en West Brabant, Divisie Recherche, Unit Zware Criminaliteit, dd. 7 juli 2010, opgemaakt door de verbalisanten L.A.P. Jansens en C.A.C.J. van Gorp, beiden generalist Tactische Recherche van politie, (map IBN van het dossier TOMOS 205A10013), pagina’s 186 t/m 192.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, Midden en West Brabant, Divisie Recherche, Unit Zware Criminaliteit, dd. 30 november 2010, opgemaakt door de verbalisant P.J.J.M. Bakx, senior Tactische Recherche van politie, pagina 1233 t/m 1243.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, Midden en West Brabant, Divisie Recherche, Unit Zware Criminaliteit, dd. 8 juli 2010, opgemaakt door de verbalisanten W.E. van Roozendaal en P.J.L. van den Boogaard, respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie, pagina’s 2267 t/m 2274.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, Midden en West Brabant, Divisie Recherche, Unit Zware Criminaliteit, dd. 6 december 2010, opgemaakt door de verbalisanten L.A.P. Jansens en C.A.C.J. van Gorp, beiden generalist Tactische Recherche van politie, (map IBN van het dossier TOMOS 205A10013), pagina’s 51 t/m 55.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, Korps Landelijke Politiediensten, Dienst Nationale Recherche, Unit Dieptespecialisme & Innovatie, Team Forensische Opsporing, Groep LFO, dd. 6 juli 2010, opgemaakt door de verbalisant A.J. van Rijn hoofdinspecteur van politie, (map IBN van het dossier TOMOS 205A10013), pagina’s 69 en 70.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, Midden en West Brabant, Divisie Recherche, Unit Zware Criminaliteit, dd. 7 juli 2010, opgemaakt door de verbalisanten L.A.P. Janssens, generalist Tactische Recherche van politie, (map IBN van het dossier TOMOS 205A10013), pagina’s 71 en 72.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie, Midden en West Brabant, Divisie Recherche, Unit Zware Criminaliteit, dd. 19 juli 2010, opgemaakt door de verbalisanten D.A. Pieters en F.J. van As, respectievelijk generalist en Senior Tactische Recherche van politie, pagina 795.