Rb. Arnhem, 28-04-2010, nr. 10/334
ECLI:NL:RBARN:2010:BM4027
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
28-04-2010
- Zaaknummer
10/334
- LJN
BM4027
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2010:BM4027, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 28‑04‑2010; (Herziening)
Uitspraak 28‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Samenvatting: de door verzoekster ingediende verzoeken zijn door de rechtbank gemotiveerd afwezen. Deze afwijzingen betreffen inhoudelijke beslissingen die in beginsel niet ter toetsing aan de wrakingskamer van de rechtbank voorliggen. Dit zou anders zijn als de afwijzing van de verzoeken gemotiveerd zou zijn door argumenten die de schijn van vooringenomenheid van de rechters wekken. Hiervan is de wrakingskamer niet gebleken. Met name is niet gebleken dat de gewraakte rechters al een standpunt hebben ingenomen over de al dan niet bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK ARNHEM
Wrakingskamer
Registratienummer: 10/334
Beschikking 28 april 2010
inzake
[verzoeker],
thans gedetineerd te P.I.V. Breda, verzoekster tot wraking,
en
mrs. E.G. Smedema, J.M. Hamaker en M.A.E. Somsen,
in hun hoedanigheid van respectievelijk voorzitter en leden van de meervoudige kamer in de zaak met parketnummer 05/900486-06.
1. Procedure
1.1
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van de zaak met parketnummer 05/900486-06 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mrs. Smedema, Hamaker en Somsen.
1.2
Mrs. Smedema, Hamaker en Somsen hebben mondeling aangegeven niet in de wraking te berusten.
1.3
Op 28 april 2010 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekster is niet in persoon verschenen, doch heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.J.B.G. van Kleef. Mrs. Smedema, Hamaker en Somsen zijn in persoon verschenen. Voorts is verschenen officier van justitie mr. M.H. de Weert.
1.4
De wrakingskamer heeft aan het einde van de zitting op 28 april 2010 mondeling uitspraak gedaan en het verzoek afgewezen. Hieraan is de volgende motivering ten grondslag gelegd.
2. Wettelijk kader
2.1
Gelet op artikel 512 SV dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM (en artikel 14 lid 1 IVBPR) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3. Het verzoek en verweer
3.1
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat niet is uitgesloten dat mrs. Smedema, Hamaker en Somsen enige vooringenomenheid hebben, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Reden hiervoor is dat zij hebben geweigerd de zaak met parketnummer 05/900486-06 aan te houden om deze te voegen met een andere zaak tegen verdachte, welke andere zaak deel uitmaakt van een politieonderzoek bekend onder de naam ‘[naam]’ [verder: de “[naam]zaak”], en hebben geweigerd om diverse getuigen te horen.
3.2
Mrs. Smedema, Hamaker en Somsen kunnen zich met verzoeksters standpunt niet verenigen en hebben te kennen gegeven dat zij er geen prijs op stellen een nadere reactie te geven.
3.3.
Mr. de Weert heeft namens het Openbaar Ministerie het standpunt verwoord dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.
4. De motivering van de beslissing
4.1
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van de zaak met parketnummer 05/900486-06, welke zaak onderdeel uitmaakt van het onderzoek bekend onder de naam ‘[naam onderzoek]’, heeft verzoekster gevraagd om aanhouding van de behandeling om de zaak te voegen althans gelijktijdig te behandelen met de “[naam]zaak”, omdat zij in onderhavige zaak niet vrijelijk zou kunnen verklaren vanwege de consequenties die dat kan hebben voor de voorlopige hechtenis in die “[naam]zaak”. Daarnaast is verzocht om aanhouding van onderhavige zaak om enkele nader genoemde getuigen uit het onderzoek ‘[naam]’ te kunnen horen.
Na schorsing ter zitting heeft de meervoudige kamer van de rechtbank besloten beide zaken niet te voegen.
De rechtbank heeft hiertoe, blijkens de overgelegde zittingsaantekeningen die kennelijk bij het proces-verbaal terechtzitting horen, kort weergegeven, overwogen dat,
- -
nu de verdachte niet ter zitting is verschenen het door haar gemachtigde geschetste dilemma, voor zover aanwezig, zich tijdens het onderzoek ter terechtzitting niet voordoet,
- -
de rechtbank voorts niet inziet in hoeverre genoemd dilemma wordt weggenomen door de verzochte voeging en
- -
de eventuele gevolgen voor de voorlopige hechtenis in de “[naam]zaak” niet worden beschermd door artikel 6 EVRM.
Voorts ziet de rechtbank geen aanleiding om een aantal door de verdediging verzochte getuigen te horen, omdat het verzoek daartoe al eerder is afgewezen, er geen nieuwe argumenten zijn aangevoerd en daartoe ook ambtshalve geen noodzaak is gebleken..
4.2
De onpartijdigheid van de rechters moet worden beoordeeld aan de hand van een subjectieve toets, waarbij het gaat om de persoonlijke overtuiging van bepaalde rechters in een bepaalde zaak, en aan de hand van een objectieve toets, waarbij moet worden vastgesteld of de rechters voldoende waarborgen boden om iedere gerechtvaardigde twijfel uit te sluiten. Wat laatstgenoemde toets betreft, kan zelfs schijn van partijdigheid van belang zijn. Het gaat om het vertrouwen dat de rechterlijke macht in een democratische samenleving het publiek moet inboezemen. De vrees voor partijdigheid moet wel objectief gerechtvaardigd geacht kunnen worden.
4.3
Uit het proces-verbaal van de zitting met de daarbij behorende zittingsaantekeningen blijkt dat beide door verzoekster ingediende verzoeken door de rechtbank gemotiveerd zijn afwezen. Deze afwijzingen betreffen inhoudelijke beslissingen die in beginsel niet ter toetsing aan de wrakingskamer van de rechtbank voorliggen. Dit zou anders zijn als de afwijzing van de verzoeken gemotiveerd zou zijn door argumenten die de schijn van vooringenomenheid van de rechters wekken. Hiervan is de wrakingskamer niet gebleken. Met name is niet gebleken dat de gewraakte rechters al een standpunt hebben ingenomen over de al dan niet bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Ook anderszins is dit niet aannemelijk gemaakt.
4.4
Van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden is dan ook niet gebleken. De wrakingsgronden van verzoekster falen. Dit leidt ertoe dat het verzoek tot wraking zal worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
wijst het wrakingsverzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. T.P.E.E. van Groeningen, voorzitter, D.S.M. Bak, en F.J.H. Hovens en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.M.B. van Eeten op 28 april 2010.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.