Rb. Den Haag, 21-08-2020, nr. C/09/598019 / FA RK 20-5682
ECLI:NL:RBDHA:2020:8254
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
21-08-2020
- Zaaknummer
C/09/598019 / FA RK 20-5682
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2020:8254, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 21‑08‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2020-0249
Uitspraak 21‑08‑2020
Inhoudsindicatie
wijziging van de machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/598019 / FA RK 20-5682
Datum beschikking: 21 augustus 2020
Wijziging van de machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het wijzigen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[de man] ,
hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. C.B. Stenger te Schiphol.
ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 18 augustus 2020, heeft de officier van justitie verzocht om wijziging van de zorgmachtiging, zoals die op 25 mei 2020 ten aanzien van betrokkene is afgegeven.
De officier van justitie heeft verzocht om de zorgmachtiging als volgt te wijzigen/aan te vullen:
- de termijn voor het beperken van de bewegingsvrijheid, het insluiten, het uitoefenen van toezicht en het opnemen in een accommodatie toe te wijzen/te verlengen voor de gehele duur van de zorgmachtiging.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een aanvraag tot wijziging van de zorgmachtiging van 5 augustus 2020 door
[zorgverantwoordelijke]
- een advies van de geneesheer-directeur van 12 augustus 2020;
- een zorgplan van 12 augustus 2020.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [psychiater]
- de officier van justitie A. Baas.
Standpunten ter zitting
Betrokkene heeft verklaard dat hij door de bijwerkingen van de medicatie wordt beperkt en dat hij alles gaat kwijtraken. Volgens betrokkene is er geen sprake van gevaarlijk rijgedrag geweest. Betrokkene heeft aangegeven dat hij ruim een jaar geen medicatie heeft gebruikt en dat hij weer goed bezig was. Volgens betrokkene heeft de GGZ zijn werkgever gebeld, omdat hij zijn medicatie niet kwam ophalen. Betrokkene had naar eigen zeggen een meningsverschil met zijn werkgever, maar verder is er niets met hem aan de hand.
De advocaat heeft hier aan toegevoegd dat betrokkene wel een beetje klaar is met de zorg die hem wordt opgelegd. Betrokkene kan zijn leven buiten niet doorzetten. Er is een arbeidsconflict geweest, echter is het gevaar dat wordt beschreven niet aan de orde.
De advocaat wijst er op dat in de aanvraag tot het wijzigen van de zorgmachtiging het opnemen in een accommodatie is opgenomen, maar niet het insluiten en het uitoefenen van toezicht. De advocaat heeft aangegeven dat het op dit moment niet proportioneel is om deze vormen van zorg op te nemen. Mocht de rechtbank deze vormen van zorg toch opnemen, dan heeft de advocaat verzocht dit te doen voor een maximale periode van zeven of veertien dagen.
De officier van justitie heeft aangegeven dat zonder dat er eerst een noodsituatie heeft plaatsgevonden in overleg met de geneesheer-directeur onderhavig verzoek is ingediend. De officier van justitie heeft zijn verzoek en daarmee ook de vormen van verplichte zorg gehandhaafd. Volgens de officier van justitie zou insluiten mogelijk noodzakelijk kunnen zijn wanneer betrokkene het niet eens is met de behandeling en het toestandsbeeld verslechtert.
De psychiater heeft verklaard dat betrokkene sinds afgelopen maandag is geplaatst op de kliniek intensieve zorg en dat het instellen op de medicatie langer blijkt te duren dan verwacht. Recent is het depot verhoogd van 30mg naar 50mg. Volgens de psychiater wordt primair gezocht naar de juiste dosis medicatie, aangezien betrokkene met de huidige medicatie in het verleden goed functioneerde. Nadat geen rechterlijke machtiging meer liep, is betrokkene gestopt met het innemen van de medicatie en is zijn toestandsbeeld achteruit gegaan. Betrokkene zelf ziet dat niet zo. Er zal pas naar andere medicatie worden overgestapt wanneer betrokkene meer bijwerkingen krijgt of een verhoging van de medicatie onvoldoende effect heeft. Het switchen van medicatie is altijd een risico-moment tijdens een behandeling. Een opname is volgens de psychiater in ieder geval nog tot en met 5 november 2020 noodzakelijk. De psychiater heeft tot slot aangegeven dat insluiten zich niet heeft voorgedaan in de accommodatie waar betrokkene nu verblijft en dat ook niet valt te verwachten dat dit nodig zal zijn.
Beoordeling
Ontvankelijkheid officier van justitie
Het verzoek van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 8:12 Wvggz. Tijdens de behandeling van het verzoek ter zitting is gebleken dat er geen sprake is van toegepaste tijdelijke verplichte zorg voor de duur van meer dan drie dagen. De officier van justitie heeft dit ter zitting toegelicht, waarom voor deze aanpak is gekozen in overleg met de geneesheer-directeur. Het wordt als onwenselijk gezien dat gewacht zou moeten worden met het aanvragen van een wijziging van de zorgmachtiging, totdat een noodsituatie is ontstaan Inhoudelijk wordt thans verzocht om een wijziging/aanvulling van de in de zorgmachtiging opgenomen vormen van verplichte zorg.
De rechtbank overweegt het volgende. De wet koppelt in artikel 8:12, vierde tot en met zevende lid, Wvggz een wijziging van de zorgmachtiging aan een noodzakelijk geachte wijziging en aanvulling van de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging en het zorgplan, als gevolg van toegepaste, niet in de zorgmachtiging opgenomen tijdelijk verplichte zorg. Een los daarvan staande wijziging van de zorgmachtiging kent de huidige wet niet hetgeen aanleiding zou kunnen zijn te concluderen dat een wijziging van de zorgmachtiging in een dergelijk geval niet mogelijk is. Dat zou pas mogelijk zijn wanneer eerst tijdelijk verplichte zorg is toegepast van een vorm die niet in de zorgmachtiging is opgenomen of waarvan de in de zorgmachtiging opgenomen duur is geëxpireerd en die langer dan drie dagen zal gaan duren en derhalve een wijziging van de zorgmachtiging vereist.
Gelet op de in artikel 6:4, tweede lid, Wvggz opgenomen mogelijkheid om in afwijking van het zorgplan andere vormen van verplichte zorg op te nemen in de zorgmachtiging, in combinatie met de in artikel 8:12 Wvggz opgenomen (beperkte) mogelijkheid tot wijziging van de zorgmachtiging, is de rechtbank van oordeel dat ook wanneer er, in strikte zin, geen sprake is van een noodzakelijke aanpassing van de zorgmachtiging vanwege toegepaste tijdelijk verplichte zorg, de officier van justitie ontvankelijk is in een dergelijk wijzigingsverzoek. Eerder is dit al door onder meer de rechtbank Noord-Nederland in dezelfde zin beslist op 22 april 2020 (ECLI:NL:RBNNE:2020:1771).
De rechtbank zal dan ook overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
Ten aanzien van betrokkene is op 25 mei 2020 een zorgmachtiging afgegeven. Uit de aanvraag van de zorgverantwoordelijke, welke door de geneesheer-directeur is ingediend vergezeld van zijn advies hierover, blijkt dat de in deze zorgmachtiging genoemde vormen van verplichte zorg niet (langer) volstaan.
De rechtbank overweegt als volgt. Betrokkene is thans overgeplaatst naar de kliniek intensieve zorg voor een langere klinische behandeling. Onder meer opname bleek noodzakelijk te zijn, hetgeen in de eerdere zorgmachtiging niet was opgenomen. Het instellen op de medicatie duurt langer dan verwacht door het stoppen met de medicatie.
De medicatie heeft momenteel onvoldoende effect waardoor de medicatie recent is verhoogd van 30mg naar 50mg. Het is van belang dat de accommodatie de effecten van deze verhoging klinisch kan monitoren. Zoals blijkt uit de verklaring van de psychiater kan bij onvoldoende effect of bij het optreden van bijwerkingen worden overwogen over te stappen naar andere medicatie. Het instellen op andere medicatie kan zes tot acht weken in beslag nemen, mocht dit noodzakelijk blijken. Wanneer betrokkene nu naar huis zou gaan en de behandeling opnieuw zou staken, bestaat het risico dat de incidenten, zoals beschreven in de stukken en in de politiemutaties, die zich hebben voorgedaan zich weer zullen herhalen. Betrokkene is immers nog bezig met de instelling op medicatie en stabilisatie. Het effect van de verhoging van de medicatie moet nog zichtbaar worden. Een langere klinische opname acht de rechtbank dan ook noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden.
Betrokkene verzet zich tegen de wijziging/aanvulling van de vormen van verplichte zorg zoals verzocht door de officier van justitie. Betrokkene vindt een opname, medicatie en (ambulante) behandeling niet nodig. Hij is klaar met de GGZ en wil met rust gelaten worden.
Gebleken is echter dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde met de zorgmachtiging beoogde effect hebben. De voorgestelde gewijzigde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief en veilig. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van deze zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is met de voorgestelde wijziging voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen in die zin dat:
- de termijn voor het beperken van de bewegingsvrijheid wordt verlengd voor de resterende duur van de machtiging;
- de termijn voor het opnemen in een accommodatie wordt verlengd voor de resterende duur van de machtiging.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de termijn voor het insluiten te verlengen. Niet gebleken is dat in de huidige accommodatie insluiten noodzakelijk is geweest en uit de verklaring van de psychiater volgt dat ook niet valt te verwachten dat dit noodzakelijk zal zijn. Het uitoefenen van toezicht hangt samen met het insluiten, zodat de rechtbank het verlengen van de termijn hiervan eveneens niet noodzakelijk acht. Het verzoek tot het verlengen van de termijn van insluiten en het uitoefenen van toezicht op betrokkene zal daarom worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
wijzigt de op 25 mei 2020 verleende zorgmachtiging ten aanzien van:
[de man] ,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- beperken van de bewegingsvrijheid voor de resterende duur van de machtiging;
- opnemen in een accommodatie voor de resterende duur van de machtiging;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 5 november 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. van den Dries, rechter, bijgestaan door K.D. van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 augustus 2020. | ||
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 augustus 2020. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. | ||