ABRvS, 31-07-2002, nr. 200200077/1
ECLI:NL:RVS:2002:AE6016
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
31-07-2002
- Zaaknummer
200200077/1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2002:AE6016, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 31‑07‑2002; (Hoger beroep)
Uitspraak 31‑07‑2002
Inhoudsindicatie
-
200200077/1.
Datum uitspraak: 31 juli 2002.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. de raad van de gemeente Hellendoorn,
2. de [rechtspersoon], gevestigd te [plaats]
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Almelo van 27 november 2001 in het geding tussen:
[partij], wonend te [woonplaats]
en
appellant sub 1.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2000 heeft appellant sub 1 (hierna: de raad) voor zover voor dit geschil van belang, een gedeelte van de Campbellweg in Nijverdal, zoals nader aangegeven in een aan het besluit aangehechte tekening, onttrokken aan het openbaar verkeer.
Bij besluit van 31 oktober 2000, verzonden op 7 november 2000, heeft de raad, voor zover van belang, het daartegen door [partij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van commissie voor de bezwaar en beroepschriften van 5 oktober 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 27 november 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door [partij] ingestelde beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit van 7 november 2000 (lees: 31 oktober 2000) vernietigd. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de raad bij brief, ingekomen bij de Raad van State op 7 januari 2002, en appellante sub 2 bij brief ingekomen op 8 januari 2002, hoger beroep ingesteld. De raad heeft het hoger beroep aangevuld bij brief van 4 februari 2002. [Appellante sub 2] heeft haar hoger beroep aangevuld bij brief van 5 februarii 2002. De brieven met aanvulling van de gronden zijn aangehecht.
Na afloop van het vooronderzoek zijn op 19 april 2002 nadere stukken ontvangen van [partij]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 mei 2002, waar de raad, vertegenwoordigd door M. Schuurman, ambtenaar bij de gemeente, en appellante sub 2 vertegenwoordigd door mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Enschede, vergezeld van [gemachtigde] zijn verschenen. Voorts is [partij] verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet (hierna: de wet), in samenhang met artikel 8 van die wet, kan een weg, welke niet door het Rijk, een provincie of waterschap wordt onderhouden en waarop evenmin een waterschap krachtens zijn inrichting of zijn reglement heeft toe te zien, aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van de raad der gemeente waarin de weg is gelegen.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de wet, voor zover hier van belang, heeft iedere belanghebbende bij een weg het recht aan de raad der gemeente, waarin de weg is gelegen, ten opzichte van die weg toepassing van artikel 9 te verzoeken.
2.2. De raad heeft aan zijn besluit van 31 oktober 2000 strekkende tot handhaving van de onttrekking, de overwegingen ten grondslag gelegd dat - samengevat weergegeven - de belangen van [appellante sub 2] enerzijds en van [partij] anderzijds afwegende, het belang van [partij] bij onttrekking aan het openbaar verkeer van een gedeelte van de Campbellweg in Nijverdal, voor zover deze is gelegen tussen de bedrijfsgebouwen en bedrijfsterreinen van [appellante sub 2], zwaarder dient te wegen dan het belang van [partij] bij handhaving van de huidige situatie, aangezien door de onttrekking de beheersbaarheid van het bedrijfsterrein en de veiligheid van het bedrijf en het bedrijfsterrein worden vergroot.
2.3. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat - samengevat weergegeven - de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan om te kunnen stellen dat er zwaarwegende belangen zijn gediend met de onttrekking waartegen het algemeen belang zich niet verzet.
2.4. De Afdeling stelt voorop dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat in het algemeen slechts tot onttrekking aan het openbaar verkeer van een daartoe vele jaren dienende openbare weg kan worden overgegaan, indien sprake is van gewichtige redenen en het algemeen belang zich er niet tegen verzet, en dat ook particuliere belangen zo zwaar kunnen wegen dat zij als gewichtige redenen kunnen worden aangemerkt die een onttrekking kunnen rechtvaardigen.
2.4.1. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet duidelijk is geworden waarop de raad zich baseert als de raad van mening is dat er sprake is van zwaarwegende belangen die het onttrekken van de Campbellweg aan de openbaarheid kunnen rechtvaardigen en dat alleen de belangen van beide particulieren zijn afgewogen en niet het algemeen belang. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de klacht van [partij] over te ondervinden schade niet nader is onderzocht.
2.4.2. De Afdeling kan de rechtbank in dit oordeel niet volgen.
Anders dan de rechtbank, acht de Afdeling voldoende aannemelijk gemaakt dat, wanneer [appellante sub 2] beschikt over het te onttrekken gedeelte van de Campbellweg, en de tot dan toe gescheiden bedrijfsterreinen zullen worden samengevoegd en afgesloten zullen zijn door een rond het gehele terrein aan te brengen hekwerk, de veiligheid van de terreinen en die van de bedrijfsgebouwen zullen worden bevorderd. Het terrein zal voor onbevoegden immers niet meer toegankelijk zijn. Dat de beheersbaarheid van het bedrijfsterrein toeneemt, is een vanzelfsprekend gegeven.
2.5. De Afdeling kan de rechtbank evenmin volgen in haar oordeel dat de raad ten onrechte geen zelfstandig onderzoek heeft ingesteld naar de door [appellante sub 2] aangedragen belangen. Zoals de raad terecht heeft betoogd valt, gezien de wijze van totstandkoming van het besluit, waarbij omwonenden, onder wie [partij], zijn gehoord, maar ook zijn geïnformeerd over de doelstelling van de onttrekking, niet in te zien waarom er vervolgens nog een specifiek op de belangen van [appellante sub 2] gericht onderzoek zou moeten worden ingesteld. Deze belangen zijn immers door de uitgebreide voorbereiding van het besluit genoegzaam bekend geworden, evenals de feiten en omstandigheden die aan die belangen ten grondslag liggen. Dat de raad alleen maar is afgegaan op de enkele mededeling van [appellante sub 2] welke belangen voor haar zwaar wegen, vindt dan ook geen steun in de stukken.
2.6. Anders dan de rechtbank overweegt, valt uit het besluit en de daaraan ten grondslag liggende stukken wel op te maken in hoeverre het algemeen belang zich al dan niet verzet tegen de onttrekking. Zoals blijkt uit het verhandelde in de hoorzitting van 9 maart 2000, waarin zienswijzen over de voorgenomen onttrekking zijn behandeld en uit de overige stukken, staat vast dat de Campbellweg vóór 1988 diende als ontsluitingsweg voor de vestigingen van Ten Cate alsmede voor de aan deze weg gelegen woningen. De functie als ontsluitingsweg is afgenomen doordat in de loop der jaren woningen aan deze weg door [appellante sub 2] zijn aangekocht. Een functie als doorgaande weg heeft de Campbellweg nimmer gehad, ook niet na 1988, alleen voor fietsers en wandelaars die het station ten zuiden van de Campbellweg willen bereiken. Deze verkeersdeelnemers, die voor dit stuk weg 10% deel uitmaken van het verkeer tegen 90% bestemmingsverkeer voor [appellante sub 2], kunnen na onttrekking gebruik maken van de G. van der Muelenweg, voorzien van fiets- en voetpad. Aan het gedeelte van de Campbellweg waarop de onttrekking ziet, liggen uitsluitend percelen van [appellante sub 2]. Alle andere percelen aan die weg blijven bereikbaar via het openbaar te houden gedeelte.
Kennelijk is de raad ervan uitgegaan dat het verkeer dat van de Campbellweg gebruik maakt niet van dien aard is dat het algemeen belang zich tegen onttrekking verzet.
2.7. Blijkens de stukken is de schade die [partij] heeft gesteld als gevolg van de onttrekking, ter zitting van de commissie voor de bezwaarschriften aan de orde geweest. Dat de raad er verder geen consequenties aan heeft verbonden staat er niet aan in de weg dat [partij] de raad kan verzoeken een vergoeding ter zake toe te kennen.
2.8. De gelijkluidende beroepen van de raad en [appellante sub 2] zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [partij] bij de rechtbank alsnog ongegrond verklaren.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Almelo van 27 november 2001, 00/961 BESLUI V1 A;
III. verklaart het door [partij] bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Koning, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. De Koning
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2002.
221.