Rb. Noord-Holland, 08-02-2017, nr. 4945194 \ CV EXPL 16-3671
ECLI:NL:RBNHO:2017:1617
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
08-02-2017
- Zaaknummer
4945194 \ CV EXPL 16-3671
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2017:1617, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 08‑02‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2017/1128
NTHR 2017, afl. 3, p. 150
Uitspraak 08‑02‑2017
Inhoudsindicatie
Dexia-zaak. Verklaring voor recht gegeven op vordering van wettelijk vertegenwoordiger van minderjarige dat effectenlease-overeenkomst voor rekening van minderjarige rechtsgeldig is vernietigd. Verweer van Dexia dat restitutievordering is verjaard, wordt verworpen. De verjaringstermijn op grond van artikel 3:309 BW neemt eerst een aanvang indien vast komt te staan dat de vernietiging doel treft, wat in deze procedure pas het geval is.
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 4945194 \ CV EXPL 16-3671
datum uitspraak: 8 februari 2017
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
Inzake
[eiser] in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [de minderjarige]
te [plaats]
eiser
hierna te noemen respectievelijk [eiser] en [de minderjarige]
gemachtigde mr. G. van Dijk (Leaseproces)
tegen
de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V.
te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen Dexia
gemachtigde mr. T.R. van Ginkel
De procedure
[eiser] heeft Dexia op 18 maart 2016 gedagvaard. Dexia heeft geantwoord. Tot voor kort werden bij alle locaties van de rechtbank Noord-Holland soortgelijke zaken behandeld. De desbetreffende bij de locaties Alkmaar en Zaandam dienende zaken zijn overgedragen aan de locatie Haarlem om de behandeling te bespoedigen.
Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft [eiser] schriftelijk op het antwoord gereageerd. Dexia heeft een schriftelijke reactie gegeven op de repliek van [eiser] .
De feiten
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio-Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio-Lease) en Dexia Bank Nederland N.V.. Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
[de minderjarige] is geboren op [geboortedatum] 1999.
Vertegenwoordigd door haar vader heeft [de minderjarige] op 12 juni 2001 de volgende effectenleaseovereenkomsten met Dexia gesloten:I. KoersExtra met contractnummer [contractnummer 1]II. KoersExtra met contractnummer [contractnummer 2] ,hierna te noemen de Overeenkomsten.
Bij brief van 17 januari 2006 heeft de moeder van [de minderjarige] aan Dexia onder meer het volgende geschreven: Betreft: contracten (…) [contractnummer 1] , [contractnummer 2] ten name van (…) [de minderjarige]
Mij is onlangs gebleken dat mijn echtgenoot, middels door hem verrichte rechtshandelingen, tussen mijn minderjarige kinderen en uw bank (c.q. uw rechtsvoorganger) bovengenoemde effectenleasecontracten tot stand heeft doen komen. Mijn echtgenoot had hiervoor niet mijn toestemming en was hiertoe niet gemachtigd door de kantonrechter, hoewel deze machtiging op grond van artikel 1:345 BW wel was vereist. Nu deze machtiging ontbreekt beroep ik mij op de vernietigingsgrond zoals opgenomen in artikel 1:347 BW, hetgeen tot gevolg heeft dat de gesloten contracten met terugwerkende kracht geacht moet worden niet tot stand te zijn gekomen.
Bij brief van 17 maart 2006 heeft Dexia laten weten dat zij de vernietigingsverklaringen niet aanvaardt en dat zij alle aansprakelijkheid van de hand wijst.
Bij brief van 22 september 2015 heeft [de minderjarige] zelf de vernietiging van de overeenkomsten ingeroepen.
De vordering
[eiser] vordert – na vermindering van eis - samengevat een verklaring voor recht dat de overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd met veroordeling van Dexia tot terugbetaling van al hetgeen ten behoeve van [de minderjarige] krachtens de overeenkomsten aan Dexia is betaald. Daarnaast wordt veroordeling van Dexia gevorderd tot betaling van rente over de aan Dexia betaalde bedragen vanaf de onderscheiden betaaldata alsook vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke kosten en de kosten van het geding.
De vernietigingsverklaring van de moeder van [de minderjarige] is tijdig en rechtsgeldig gedaan.
De bevoegdheid tot vernietiging, die [de minderjarige] als minderjarige op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW heeft zoals in dit geschil, blijft gedurende haar minderjarigheid gelden en die bevoegdheid kan uit haar naam worden uitgeoefend door de wettelijk vertegenwoordiger.
Dexia heeft de voor [de minderjarige] betaalde bedragen te kwader trouw ontvangen. Dexia behoorde niet alleen te weten dat voor het aangaan van de Overeenkomsten machtiging van de kantonrechter nodig was, maar zij wist dat ook, gelet op haar interne notitie die [eiser] als productie 11 bij dagvaarding heeft overgelegd. Dexia dient de betaalde bedragen aan [de minderjarige] als onverschuldigd betaald terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de betreffende betaaldata.
Het verweer
Dexia heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering, waarop voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
De beoordeling.
1. Dexia heeft betwist dat de overeenkomsten zijn gesloten voor rekening van [de minderjarige] en dat machtiging van de kantonrechter ex artikel 1.345 BW nodig was. Alle betalingen onder de Overeenkomsten zijn verricht door en voor rekening van de wettelijke vertegenwoordiger. Omdat [de minderjarige] kennelijk niet zelf beschikte over de middelen om aan haar aanzienlijke verplichtingen te voldoen, kan het niet anders zijn dan dat [eiser] beoogde die betalingen zelf te voldoen.
2. De kantonrechter is van oordeel dat uit de Overeenkomsten blijkt dat het gaat om een belegging door [de minderjarige] met een geleende som geld en dat zij aansprakelijk is voor betaling van de rente en de terugbetaling van de geleende hoofdsom. De Overeenkomsten zijn dus afgesloten voor rekening en risico van de [de minderjarige] . Met [eiser] wordt overwogen dat de omstandigheid dat de betalingen feitelijk door de wettelijke vertegenwoordiger (in casu de vader) zijn verricht, slechts inhoudt dat een betalingsverplichting van [de minderjarige] - als contractant - is nagekomen. Die betalingen dienen te worden aangemerkt als komend voor rekening en risico van [de minderjarige] . Dat betekent dat het standpunt van Dexia daarover niet wordt gevolgd.
3. [eiser] had dus op grond van art. 1:345 lid 1 onder d BW in samenhang met art. 1:253k BW machtiging van de kantonrechter nodig om de Overeenkomsten aan te gaan. Niet in geschil is dat voor het aangaan van de Overeenkomsten geen machtiging van de kantonrechter is gevraagd of verkregen. Dit betekent dat de Overeenkomsten in beginsel op grond van art. 1:347 BW vernietigbaar zijn. Op deze vernietigingsgrond kan slechts een beroep worden gedaan van de zijde van de minderjarige, aldus het slot van artikel 1:347 lid 1 BW.
4. Dexia heeft in reactie op de brief van de moeder van [de minderjarige] laten weten haar vernietigingsverklaring van 17 maart 2006 niet te aanvaarden. [de minderjarige] heeft op 22 september 2015 zelf de vernietiging ingeroepen.
5. Dexia heeft aangevoerd dat de verjaringstermijn van de restitutievordering is verstreken, nu tussen de datum van de vernietigings-verklaring en het uitbrengen van de dagvaarding meer dan vijf jaar is verstreken. Dit betoog gaat niet op. Dexia heeft niet ingestemd met de buitengerechtelijke vernietiging. Zij stelde zich op het standpunt dat de Overeenkomst niet voor rekening van [de minderjarige] was aangegaan. De verjaringstermijn op grond van artikel 3:309 BW neemt dan ook eerst een aanvang indien vast komt te staan dat de vernietiging doel treft. Dat is pas in deze procedure komen vast te staan, zodat [eiser] daarmee pas daadwerkelijk in staat is de aanspraak van [de minderjarige] geldend te maken. Het zou overigens in strijd zijn met de beschermingsgedachte van artikel 1:345/347 BW dat een uit de vernietiging voortvloeiende restitutievordering eerder zou kunnen verjaren dan de vernietigingsvordering zelf.
6. De Overeenkomsten zijn rechtsgeldig vernietigd en dat heeft tot gevolg dat deze met terugwerkende kracht vervallen (art. 3:53 lid 1 BW). Zij vormen dus geen rechtsgrond meer voor hetgeen ter uitvoering van de Overeenkomsten is verricht. [eiser] kan de door/voor [de minderjarige] verrichte prestaties als onverschuldigd betaald terugvorderen.
7. Dexia heeft zich beroepen op verrekening met de bedragen die [de minderjarige] heeft ontvangen aan dividend en andere uitkeringen. In zijn conclusie van repliek heeft [eiser] erkend dat conform het door Dexia overgelegde overzicht van de effectenlease-overeenkomsten (productie 1 bij conclusie van antwoord) Dexia € 696,00 en € 8,43 aan [de minderjarige] heeft uitgekeerd, zodat het saldo aan inleg € 2.721,52 bedraagt. [eiser] heeft zijn vordering echter niet met die bedragen verminderd. De vordering zal daarom worden afgewezen voor zover betrekking hebbend op de uitgekeerde bedragen.
8. Wat de rente betreft wordt (onder verwijzing naar meergemeld arrest van 16 februari 2016 van het hof Den Haag) als volgt overwogen.Dexia heeft aangevoerd dat zij ten tijde van de ontvangst van de betalingen onder de Overeenkomsten te goeder trouw was, zodat zij eerst vanaf het moment van verzuim gehouden is de wettelijke rente te vergoeden, dat is vanaf 17 januari 2006. Daartegenover heeft [eiser] gesteld dat uit een interne notitie van (de rechtsvoorganger van) Dexia uit 2001 blijkt dat Dexia er reeds toen van op de hoogte was dat in geval een overeenkomst met een minderjarige werd gesloten machtiging van de kantonrechter was vereist (productie 11 bij repliek) en dat het derhalve aannemelijk is dat (de voorganger van) Dexia dit ook bij het aangaan van de Overeenkomsten wist.Dit standpunt en de motivering daarvan zijn door Dexia niet weersproken.Nu niet in geschil is dat Dexia ervan op de hoogte was dat zij de Overeenkomsten met een minderjarige sloot en zij onvoldoende heeft betwist dat zij wist dat de wettelijk vertegenwoordiger daarvoor machtiging van de kantonrechter nodig had, moest zij beseffen dat vernietiging van de Overeenkomsten zou kunnen volgen met het gevolg dat onverschuldigd was betaald.Gesteld noch gebleken is dat ook (de vader van) [de minderjarige] zich hiervan bewust was, zodat er geen aanleiding bestaat voor een uitzondering op de regel dat de ontvanger geacht wordt te kwader trouw te zijn, indien hij een goed accepteert, wetende of vermoedende dat het hem niet verschuldigd is.Dat betekent dat Dexia te kwader trouw was in de zin van art. 6:205 BW, zodat het verzuim is ingetreden op het moment van de ontvangst van de verschillende betalingen. De rente is daarom toewijsbaar vanaf de onderscheiden tijdstippen van die ontvangsten.
9. [eiser] vordert daarnaast voorwaardelijk, voor het geval Dexia een kredietregistratie aan het Bureau Kredietregistratie (BKR) in Tiel heeft doorgegeven op naam van [eiser] , veroordeling van Dexia tot doorhaling daarvan. Hij heeft echter tegenover het gemotiveerde verweer van Dexia dat geen registratie van [de minderjarige] bij de BKR (meer) bestaat, dat deel van de vordering onvoldoende onderbouwd; het had op de weg van [eiser] gelegen om na te gaan of van een registratie bij de BKR sprake is (geweest). Dat betekent dat de vordering in zoverre wordt afgewezen.
10. Ook vordert [eiser] vergoeding van de buitengerechtelijke kosten, vast te stellen conform Rapport Voorwerk II. Dexia heeft zich daartegen verzet, omdat de vordering is verjaard, de dubbele redelijkheidstoets niet kan doorstaan, omdat de kosten niet zijn gespecificeerd en als zij al zijn gemaakt niet meer omvatten dan het opstellen van een eenvoudig briefje. Bovendien mag niet zonder meer bij Rapport Voorwerk II worden aangesloten, aldus Dexia. Daarnaast verzoekt Dexia om matiging.Zomin als de hoofdvordering is verjaard zoals hiervoor is overwogen, is naar het oordeel van de kantonrechter dit deel van de vordering verjaard, zodat dat verweer wordt verworpen.heeft in de procedure een aantal mails en brieven overgelegd waaruit blijkt dat Leaseproces mede voor [de minderjarige] een groot aantal werkzaamheden heeft verricht om voor de groep van voormalige minderjarigen die een effectenleaseovereenkomst hebben gesloten, waaronder [eiser] , voldoening buiten rechte te verkrijgen. Daarmee is voldoende aannemelijk gemaakt dat er buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. Een vergoeding conform Rapport Voorwerk II is naar het oordeel van de kantonrechter zowel op zichzelf als qua omvang redelijk. Aangezien [eiser] geen hoofdsom vordert waaruit de vergoeding zich eenvoudig kan laten afleiden, zal de kantonrechter om discussie hierover te voorkomen de vergoeding schattenderwijs vaststellen op € 714,- inclusief 19 % btw.
11. De slotsom van het voorgaande is dat de primaire vordering van [eiser] zal worden toegewezen (onder aftrek van hetgeen Dexia reeds heeft (terug)betaald), evenals de buitengerechtelijke kosten. De vordering tot doorhaling van de BKR-registratie zal worden afgewezen.
12. Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
13. Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Daarbij wordt Dexia ook veroordeeld tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt.
De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart voor recht dat de Overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd;
- veroordeelt Dexia om al hetgeen door en ten behoeve van [de minderjarige] krachtens de Overeenkomsten aan Dexia is betaald aan [de minderjarige] terug te betalen, waarop hetgeen Dexia reeds aan [de minderjarige] heeft (terug)betaald in mindering dient te worden gebracht, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van de door en ten behoeve van [de minderjarige] gedane betalingen tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt Dexia tot betaling aan [de minderjarige] van de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten, vastgesteld op € 714,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt Dexia tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 94,19
griffierecht € 79,00
salaris gemachtigde € 400,00,en veroordeelt Dexia tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
- verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.