Hof Leeuwarden, 10-07-2012, nr. 200.089.565/01
ECLI:NL:GHLEE:2012:BX0986
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
10-07-2012
- Zaaknummer
200.089.565/01
- LJN
BX0986
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2012:BX0986, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 10‑07‑2012; (Hoger beroep)
Uitspraak 10‑07‑2012
Inhoudsindicatie
Dexia zaak. Gebonden aan WCAM-overeenkomst
Partij(en)
Arrest d.d. 10 juli 2012
Zaaknummer 200.089.565/01
(zaaknummer rechtbank: 297721 \ CV EXPL 10-6629)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de tweede kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. H.J. Pellinkhof, kantoorhoudende te Assen,
tegen
de buitenlandse vennootschap
Varde Investments Limited,
gevestigd te Dublin,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Varde,
advocaat: mr. P.C.M. Ouwens, kantoorhoudende te Spijkenisse.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 1 februari 2011 door de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 28 april 2011 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Varde tegen de zitting van 15 juni 2011.
Bij herstelexploot van 14 juni 2011 is Varde door [appellante] opgeroepen tegen de zitting van 28 juni 2011.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"te vernietigen het vonnis van de rechtbank te Assen sector kantonrechtszaak/rolnummer 297721\CV expl 10-6629 gewezen tussen [appellante] en Varde opnieuw rechtdoende alsnog de vorderingen van Varde af te wijzen, met veroordeling van Varde in de kosten van het geding."
Bij memorie van antwoord is door Varde verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, appellante niet ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep dan wel het hoger beroep af te wijzen onder bekrachtiging van het thans bestreden vonnis en zo nodig onder verbetering of aanvulling van gronden, dit alles met veroordeling van [appellante] in de kosten van beide instanties."
Ten slotte heeft Varde de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
Procesdossier
- 1.
In het door Varde overgelegde procesdossier ontbreekt productie 3 overgelegd bij conclusie van repliek. Nu die productie betrekking heeft op de beëindigingdatum van de overeenkomsten en deze datum tussen partijen niet in geschil is, zal het hof de zaak afdoen zonder kennis te nemen van deze productie.
De grieven
- 2.
[appellante] heeft twee als zodanig aangeduide grieven opgeworpen.
De beoordeling
- 3.
Tussen partijen staan, als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de niet betwiste inhoud van de overgelegde producties, de volgende feiten vast.
- 3.1.
Dexia Bank Nederland N.V. (hierna: Dexia) is rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V.
- 3.2.
Op naam van [appellante] is op of omstreeks 22 mei 2000 een effectenleaseovereenkomst gesloten met Bank Labouchere N.V. Deze overeenkomst met de naam "WinstVerDriedubbelaar" en het contractnummer [2] had een looptijd van 36 maanden, te rekenen vanaf de eerste aankoopdatum van de effecten. Voorts is op naam van [appellante] op of omstreeks 31 mei 2000 een tweede overeenkomst met de naam "WinstVerDriedubbelaar" gesloten met het contractnummer [1], eveneens met een looptijd van 36 maanden, te rekenen vanaf de eerste aankoopdatum van de effecten.
- 3.3.
Voornoemde overeenkomsten zijn tussentijds geëindigd op 15 januari 2003, nadat de maandtermijnen niet meer werden voldaan. De maandelijkse betalingen (contract [2]: € 227,08 en contract [1]: € 226,98) werden tot op dat moment - in totaal 25 maal - voldaan vanaf het bankrekeningnummer van [appellante]. De opbrengst van de verkoop van de effecten was in beide gevallen ontoereikend om de geleende aankoopsom te voldoen, zodat ter zake een schuld resteerde.
- 3.4.
Tussen partijen is vervolgens een minnelijke regeling, een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW tot stand gekomen, doordat het Gerechtshof Amsterdam bij beschikking van 25 januari 2007 de WCAM-overeenkomst van 8 mei 2006 (hierna: de Duisenbergregeling) algemeen verbindend heeft verklaard en [appellante] niet tijdig een schriftelijke mededeling in de zin van artikel 7:908 lid 2 BW heeft gedaan (de zogenoemde opt-outverklaring).
- 3.5.
Dexia heeft haar vordering op [appellante] aan Varde gecedeerd. Van de cessie
is mededeling in de zin van artikel 3:94 BW gedaan aan [appellante].
Het geschil en de beslissing van de kantonrechter
- 4.
Varde heeft in eerste aanleg aangevoerd dat [appellante] gebonden is aan de Duisenbergregeling, nu [appellante] niet tijdig een opt-outverklaring heeft ingediend. Uit dien hoofde heeft Varde van [appellante] ter zake van de beëindigde effectenleaseovereenkomsten een bedrag van € 20.030,60 gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente over € 16.280,52 vanaf de dag der dagvaarding, de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. [appellante] heeft zich verweerd tegen de vordering door te stellen dat zij geen contractspartij is bij de effectenleaseovereenkomsten, maar dat haar broer zonder haar toestemming gebruik heeft gemaakt van haar naam en bankrekening en haar handtekening heeft vervalst. Zij heeft voorts een beroep op verjaring gedaan. De kantonrechter heeft het beroep op verjaring verworpen, heeft overwogen dat het voor risico van [appellante] komt dat haar broer de mogelijkheid had gebruik te maken van haar bankrekening en heeft de vordering van Varde toegewezen.
Bespreking van de grieven
- 5.
Grief 1. luidt: "Ten onrechte heeft de rechtbank te Assen in het bestreden vonnis d.d. 1 febr. 2011 overwogen dat zij ([appellante]) niet tijdig Dexia op de hoogte heeft gesteld van de omstandigheid dat een ander dan zij op haar naam de overeenkomsten heeft afgesloten."
Grief 2. luidt: "Ten onrechte overweegt de rechtbank dat er geen onderzoeksplicht zou bestaan voor Dexia om de identiteit van de contractant te verifiëren, althans dat daartoe onvoldoende zou zijn gesteld en/of gebleken."
De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
- 6.
[appellante] heeft in de toelichting op de grieven aangevoerd dat de onder 3.2. genoemde overeenkomsten niet rechtsgeldig tot stand zijn gekomen, aangezien haar broer met behulp van vervalste handtekeningen voornoemde overeenkomsten heeft afgesloten en opdracht tot automatische incasso van de maandelijkse termijnen van haar bankrekening heeft gegeven. Nadat zij het misbruik heeft ontdekt heeft zij daarvan Dexia in kennis gesteld en melding gedaan bij de politie, aldus [appellante].
- 7.
Varde heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de stellingen van [appellante].
- 8.
Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat [appellante] geen opt out-verklaring heeft afgelegd bij de daartoe in de WCAM-overeenkomst aangewezen notaris. [appellante] is daarmee aan de WCAM-overeenkomst gebonden. De WCAM-overeenkomst is een vaststellingsovereenkomst (LJN: BO5822), een overeenkomst dus waarbij partijen een onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, beëindigen door zich te binden aan een vaststelling daarvan (artikel 7:900 lid 1 BW). De WCAM-overeenkomst bepaalt (in artikel 14) onder meer dat de gerechtigden aan Dexia kwijting verlenen ter zake van alle vorderingen die voortvloeien uit of verband houden met de geldigheid en het aangaan van de effectenlease-overeenkomsten. [appellante] is een gerechtigde in de zin van dit artikel. De verweren die [appellante] voert ten aanzien van de geldigheid en het aangaan van de effectenleaseovereenkomsten kunnen, gelet op het bepaalde in artikel 14 WCAM, dan ook niet tot afwijzing van de vordering van Varde leiden. De grieven falen.
- 9.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 8. is overwogen behoeft hetgeen verder door partijen is gesteld geen behandeling.
De slotsom.
Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellante] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep voor wat betreft het geliquideerd salaris voor de advocaat begroot op
€ 1.158 (tarief III / 1 punt).
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van Varde tot aan deze uitspraak op € 1.769,- aan verschotten en € 1.158,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. J.H. Kuiper, voorzitter, M.M.A Wind en I. Tubben en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 10 juli 2012 in bijzijn van de griffier.