RN 2011/34
Ondernemingsrecht. Wat moet worden verstaan onder beklemd vermogen in de zin van art. 2:18 lid 6 BW?
HR 21-01-2011, ECLI:NL:HR:2011:BN8852 (Stichting BPVH/Aegon c.s.)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 januari 2011
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
09/04463
- Conclusie
A-G Vlas
- LJN
BN8852
- Roepnaam
Stichting BPVH/Aegon c.s.
- JCDI
JCDI:ADS883587:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BN8852, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑01‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BN8852, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑10‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑11‑2009
- Wetingang
Essentie
Ondernemingsrecht.
Wat moet worden verstaan onder beklemd vermogen in de zin van art. 2:18 lid 6 BW?
Samenvatting
In het kader van een jaarrekeningprocedure is in geschil de vraag naar de verwerking van het zogenaamd beklemd vermogen in de zin van art. 2:18 lid 6 BW. Vallen alle afzonderlijke vermogensbestanddelen van de omgezette stichting onder de vermogensklem of wordt het batig saldo (de activa minus de passiva) als beklemd vermogen beschouwd? De Ondernemingskamer (OK) oordeelde hierover op 5 augustus 2009. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.