ABRvS, 22-01-2014, nr. 201302959/1/R1
ECLI:NL:RVS:2014:120
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
22-01-2014
- Zaaknummer
201302959/1/R1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2014:120, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22‑01‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 22‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 5 februari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Sportcomplex BMR te Mheer" vastgesteld.
201302959/1/R1.
Datum uitspraak: 22 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, wonend te Mheer, gemeente Margraten,
2. [appellant sub 2] en anderen, wonend te Mheer, gemeente Margraten,
3. [appellant sub 3], wonend te Mheer, gemeente Margraten,
en
de raad van de gemeente Eijsden-Margraten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 februari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Sportcomplex BMR te Mheer" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2013, waar [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J. Schoneveld, werkzaam bij DAS rechtsbijstand en de raad, vertegenwoordigd door ing. H. Luth, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door J.M.M. Vossen, werkzaam bij Oranjewoud, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de vereniging BMR, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de uitbreiding van het bestaande sportcomplex gelegen aan De Gelimment te Mheer ten behoeve van de fusie van drie voetbalverenigingen.
Nut en noodzaak
2.1. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] betogen dat de raad niet heeft onderkend dat geen nut en noodzaak voor de in het plan voorziene uitbreiding van het sportcomplex bestaat. Zij voeren hiertoe aan dat in de directe omgeving enkele sportvelden beschikbaar zijn en dat de verenigingen slechts een beperkt aantal leden hebben. [appellant sub 3] voert verder aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de krimp van de bevolking in de omgeving.
2.2. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan noodzakelijk is vanwege de voorgenomen fusie van drie voetbalverenigingen. Volgens de raad hebben deze verenigingen te maken met teruglopende leden- en bezoekersaantallen. De raad heeft een behoefte- en capaciteitsberekening uitgevoerd aan de hand van de normeringen van de KNVB en NOC*NSF, waaruit volgt dat behoefte bestaat aan de in het plan voorziene sportvelden.
2.3. Hetgeen [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] hebben aangevoerd, biedt geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat nut en noodzaak voor de in het plan voorziene uitbreiding van het sportcomplex bestaan. Het plan is opgesteld ten behoeve van de fusie van drie verenigingen. De raad heef een behoefte- en capaciteitsberekening laten uitvoeren door Copier, waarvan de resultaten zijn vastgelegd in de nota 'Behoefte en capaciteitsbepaling' van 6 juni 2012. In deze nota staat dat behoefte bestaat aan twee wedstrijdvelden en een trainingsveld. Dat, zoals [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] stellen, de verenigingen te maken hebben met een teruglopend ledenaantal, betekent niet dat geen nut en noodzaak bestaan voor het plan. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de fusie van drie verenigingen tot gevolg heeft dat een groter gebruik van het sportcomplex zal worden gemaakt. Voor zover [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] stellen dat de raad geen rekening heeft gehouden met de in de omgeving van het sportcomplex gelegen sportvelden, kan dit niet slagen. Zoals de raad heeft toegelicht zijn dit velden die vanwege de fusie vrijkomen en die zullen worden teruggegeven aan het buitengebied. Anders dan [appellant sub 3] ten slotte betoogt, staat in de nota van 6 juni 2012 dat eveneens is gerekend met een krimpende bevolking. Volgens de nota zou dit hooguit betekenen dat in de toekomst een wedstrijdveld minder nodig is.
Landschap
3. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] stellen verder dat het plan zal leiden tot aantasting van het omliggende landschap. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] voeren hiertoe aan dat de afgegraven grond niet zal worden afgevoerd, maar elders in het plangebied zal worden gestort, hetgeen tot verstoring van het glooiende landschap zal leiden. [appellant sub 2] en anderen voeren aan dat de aanleg van de voorziene sportvelden de landschapskarakteristiek zal aantasten en dat de aanleg van een bosplantsoen, zoals opgenomen in het inrichtingsplan, zal leiden tot aantasting van de openheid van het landschap. [appellant sub 2] en anderen betogen voorts dat het plan in zoverre in strijd is met het beleid opgenomen in het Landschapsontwikkelingsplan.
3.1. De raad heeft toegelicht dat het Landschapsontwikkelingsplan het voorziene sportcomplex niet noemt als ongewenste ontwikkeling. Volgens de raad betekent dit dat dit beleid niet aan het plan in de weg staat. Volgens de raad zal het sportcomplex landschappelijk worden ingepast. De sportvelden zullen lager worden aangelegd dan het omliggende landschap, waardoor ze minder nadrukkelijk aanwezig zullen zijn. Verder zullen natuurlijke glooiingen worden getroffen om een overgang te creëren tussen de sportvelden en het buitengebied, aldus de raad.
3.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Sport" aangewezen gronden bestemd voor: recreatieve doeleinden op sportgebied; sportvoorzieningen; aan sportvoorzieningen ondergeschikte horeca; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "zend-/ontvangstinstallatie", tevens een zend- ontvangstinstallatie; uitsluitend ter plaats van de aanduiding "parkeerterrein", tevens parkeervoorzieningen; speelvoorzieningen; groenvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Ingevolge lid 3.3.1 moet de landschappelijke inpassing en tegenprestatie binnen een termijn van twee jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan zijn aangelegd overeenkomstig het inrichtingsplan en vervolgens aldus in stand te worden gehouden.
Ingevolge lid 3.3.2 wordt onder inrichtingsplan in deze regels verstaan het 'Inrichtingsplan van 9 augustus 2012' opgesteld door Oranjewoud en op 1 oktober 2012 door de gemeente aangepast (bijlage 1 van de regels).
3.3. In het Landschapsontwikkelingsplan, vastgesteld door de raad op 3 maart 2009, staat dat het plangebied ligt in het zuidelijke deel van deelgebied 'Herkenradergrub. Volgens het Landschapsontwikkelingsplan kenmerkt dit deelgebied zich in het westen door de aanwezigheid van oud cultuurlandschap waar het contrast tussen beboste hellingen aan de noordzijde en kleinschalige hellingen aan de zuidzijde bewaard is gebleven. Het oostelijke gedeelte van dit deelgebied wordt gekenmerkt door een zacht glooiend plateau waar grootschalige landbouw plaatsvindt.
3.4. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] stellen terecht dat de openheid van het gebied zal worden aangetast door de aanleg van het sportcomplex en de in het inrichtingsplan voorziene bosplantsoenen rondom de sportvelden. Het beleid opgenomen in het Landschapsontwikkelingsplan sluit het voorziene sportcomplex en de bosplantsoenen echter niet uit. Hoewel [appellant sub 2] en anderen terecht betogen dat in dit beleid staat dat het behoud van de openheid van het landschap een van de uitgangspunten is, betekent dit niet dat alle ontwikkelingen die de openheid aantasten niet zijn toegestaan. Hetgeen [appellant sub 2] en anderen betogen, biedt derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met dit beleid. De raad heeft voorts in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om vanwege de aantasting van de openheid van het gebied tot een andere afweging te komen. De raad heeft hierbij van belang kunnen achten dat het plangebied een beperkt oppervlakte heeft, zodat slechts een klein deel van het open landschap wordt aangetast en een groot deel van de agrarische gronden ten noorden van Mheer onbebouwd zullen blijven. De raad heeft voorts van belang kunnen achten dat het plangebied reeds aan twee zijden is begrensd door woningen in Mheer. De raad heeft ten slotte van belang kunnen achten dat het plangebied, zoals hij ter zitting heeft toegelicht, zorgvuldig zal worden ingepast en dat een natuurlijke overgang tussen de sportvelden en het buitengebied zal worden gecreëerd.
Geluid
4. [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] stellen verder dat het plan zal leiden tot geluidsoverlast ter plaatse van hun woningen. [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] voeren hiertoe aan dat het in opdracht van de raad uitgevoerde geluidsonderzoek van Oranjewoud een aantal onjuistheden bevat die ertoe leiden dat de geluidsbelasting hoger uitvalt dan hetgeen waarvan de raad is uitgegaan. [appellant sub 2] en anderen hebben ter motivering hiervan een notitie opgesteld door LBP Sights overgelegd. [appellant sub 2] en anderen voeren verder aan dat de raad er ten onrechte van is uitgegaan dat het plangebied is gelegen in een stedelijke omgeving. [appellant sub 3] voert aan dat de in het rapport van Oranjewoud gebruikte geluidsvermogensniveaus niet inzichtelijk zijn. Voorts voert [appellant sub 3] aan dat in dit rapport het percentage van de tijd dat spelers en supporters luid roepen is onderschat. Verder voert [appellant sub 3] aan dat geen rekening is gehouden met stemgeluid en fluitgeluid en dat evenmin rekening is gehouden met geluidsbepalende factoren zoals weersomstandigheden en de begroeiing tijdens de jaargetijden. [appellant sub 3] voert voorts aan dat in het rapport niet is ingegaan op geluidsoverlast als gevolg van evenementen die op het voorziene sportcomplex worden gehouden en dat de raad ten onrechte ervan is uitgegaan dat in de toekomstige situatie geen wijzingen met betrekking tot de omroepinstallatie zullen optreden en de hinderbeleving hiervan hetzelfde zal zijn. Ten slotte zijn in het plan ten onrechte geen geluidwerende voorzieningen bij de sportvelden opgenomen.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat op grond van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse gemeenten (hierna: VNG-brochure) voor een veldsportcomplex met verlichting een richtafstand tot woningen van derden van 50 m geldt. Volgens de raad wordt niet aan deze afstand voldaan, zodat niet zonder meer gesteld kan worden dat geen belemmeringen aan de orde zijn. De raad heeft om die reden door Oranjewoud een geluidsonderzoek laten verrichten. Volgens de raad staat in het rapport dat naar aanleiding van dit onderzoek is opgesteld dat het voorziene sportcomplex niet zal leiden tot ernstige geluidsoverlast voor omwonenden. Alleen wanneer muziek wordt gespeeld door de omroepinstallatie van het voorziene sportcomplex worden de normen in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit milieubeheer) overschreden. De raad acht deze overschrijding evenwel niet zodanig dat ter plaatse van de omliggende woningen geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
4.2. De raad heeft onderzoek laten verrichten naar eventuele geluidsoverlast voor omwonenden als gevolg van het plan. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport 'Akoestisch onderzoek in het kader van de uitbreiding sportpark te Mheer' van juli 2012 (hierna: het akoestisch rapport), opgesteld door Oranjewoud. In het akoestisch rapport wordt geconcludeerd dat tijdens trainingsdagen en op wedstrijddagen in de avondperiode de geluidsnormen in het Activiteitenbesluit milieubeheer niet worden overschreden. Op wedstrijddagen worden de geluidsnormen in de dagperiode overschreden tot maximaal 65 dB(A). De hoge geluidbelastingen zijn volledig afkomstig van de omroepinstallatie. Op wedstrijddagen wordt ook in de huidige situatie de omroepinstallatie gebruikt, waardoor in de huidige situatie ook de geluidsnormen worden overschreden. Om de overschrijding op te lossen kan de raad door middel van het vaststellen van maatwerkvoorschriften vastleggen dat de omroepinstallatie maximaal twee keer 15 minuten muziekgeluiden mag uitzenden voor de wedstrijd van het eerste elftal en tijdens de rustperiode. In het akoestisch rapport staat ten slotte dat indien geen sprake is van hoorbaar muziekgeluid de geluidsnormen in het Activiteitenbesluit milieubeheer volledig worden gerespecteerd.
4.3. In de notitie 'Zienswijze ontwerp bestemmingsplan' van 29 april 2013, opgesteld door LBP Sights in opdracht van [appellant sub 2] en anderen, staat dat in het akoestisch rapport is uitgegaan van een te korte bedrijfstijd voor wedstrijddagen, trainingsdagen en van de aanwezigheid van het publiek. Voorts is volgens de notitie ten onrechte aangesloten bij de normen in het Activiteitenbesluit milieubeheer, zonder er rekening mee te houden dat ter plaatse van het voorziene sportcomplex sprake is van een zeer laag achtergrondniveau van geluid. Ten slotte ontbreekt in het akoestisch rapport een beoordeling van het cumulatieve effect van het geluid van het voorziene sportcomplex en het geluid van de in de omgeving gelegen schietboom. In de notitie wordt geconcludeerd dat de geluidsbelasting vanwege deze onjuistheden hoger zal uitvallen dan in het akoestisch rapport is geconcludeerd.
4.4. In het deskundigenbericht staat dat in het kader van een ruimtelijke beoordeling van de geluidsaspecten van een sportcomplex geen wettelijke normen gelden. De raad komt bij de beoordeling beleidsvrijheid toe. De raad kan uitgaan van de toetsingssystematiek uit de VNG-Brochure, maar kan ook aansluiten bij de geluidsnormen die in het milieuspoor worden gehanteerd, zoals bijvoorbeeld het Activiteitenbesluit milieubeheer. In het deskundigenbericht staat voorts dat het akoestisch rapport uitgaat van een representatieve bedrijfssituatie, waarbij op doordeweekse avonden trainingen plaats vinden op het trainingsveld en het nieuwe wedstrijdveld. De trainingen beginnen om 17:00 uur en duren tot 22:30 uur. De wedstrijden vinden op zaterdag en zondag plaats. Op zaterdag vinden voornamelijk jeugdwedstrijden plaats tussen 9:00 en 19:00 uur. Op zondag wordt tussen 9:00 en 16:30 uur voornamelijk door senioren gespeeld. Bij het hoofdveld zullen ten tijde van de wedstrijd van het eerste elftal ongeveer 150 toeschouwers aanwezig zijn (speelduur 1,5 uur) en bij de overige elftallen ongeveer 30-50 toeschouwers per wedstrijd (2x 1,5 uur). In het akoestisch rapport zijn de twee wedstrijden op het bijveld op zondag als één wedstrijd samengevoegd, omdat hierdoor gemakkelijk een geluidmodel kon worden opgesteld. Het plan maakt het mogelijk om drie sportvelden aan te leggen waarop wedstrijden gespeeld kunnen worden. Voor het spelen van wedstrijden zullen slechts twee velden worden ingezet. In het deskundigenbericht wordt geconcludeerd dat het akoestisch rapport reële uitgangspunten voor bedrijfstijden en bronsterkte in de representatieve bedrijfssituatie hanteert.
4.5. [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] stellen terecht dat in het akoestisch rapport is uitgegaan van het gebruik van twee sportvelden op zondag, terwijl het plan voorziet in drie sportvelden. Anders dan [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] betogen, betekent dit evenwel niet dat in het akoestisch rapport in zoverre niet is uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden van het plan. De raad en BMR hebben toegelicht dat slechts twee velden geschikt zijn voor wedstrijden en dat het derde veld een trainingsveld betreft dat niet aan de normen voor het spelen van wedstrijden voldoet. Dit betekent dat op zondag een wedstrijd op het hoofdveld en maximaal twee wedstrijden op het bijveld zullen worden gespeeld.
4.5.1. [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] stellen voorts terecht, onder verwijzing naar de notitie van 29 april 2013, dat is gerekend met een geluidsemissie van de groep spelers per veld van 45 minuten, alsmede met een geluidsemissie van 22 minuten van toeschouwers langs het hoofdveld en 45 minuten langs het andere veld. In het akoestisch rapport staat dat voor stemgeluid van de spelers is uitgegaan van 50% van de tijd luid roepen. Bij trainingen is uitgegaan van normaal roepen gedurende 50% van de tijd. Voor het stemgeluid van het publiek langs het veld tijdens de hoofdwedstrijd is uitgegaan van 25% van de tijd luid roepen door ongeveer 200 personen tegelijk. Voor het stemgeluid van het publiek tijden de overige wedstrijden is uitgegaan van 25% van de tijd normaal roepen door 25 personen tegelijk. In het deskundigenbericht staat dat in het akoestisch rapport reële uitgangspunten voor bedrijfstijden van stemgeluid van spelers en toeschouwers in de representatieve bedrijfssituatie zijn gehanteerd. Volgens het deskundigenbericht is het niet realistisch dat spelers gedurende 100% van de wedstrijdtijd luid schreeuwen met een bronsterkte van 94 dB(A). Het uitgangspunt in het akoestisch rapport dat toeschouwers 50% van de tijd zullen schreeuwen tijdens wedstrijden is volgens het deskundigenbericht niet onjuist. Dit impliceert volgens het deskundigenbericht dat de in het akoestisch rapport berekende immissieniveaus geen onderschatting zijn van de werkelijk optredende immissieniveaus. [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] hebben deze conclusie in het deskundigenbericht niet gemotiveerd betwist. De stelling van [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] dat sprake is van langere periodes van geluidsbelasting dan die in het deskundigenbericht als redelijk zijn beoordeeld, kan niet slagen, nu zij deze stelling niet nader hebben gestaafd. Hetgeen [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] betogen, biedt gelet hierop evenmin aanleiding voor het oordeel dat in het akoestisch rapport in zoverre niet is uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden van het plan.
4.5.2. [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] stellen, zoals volgt uit het deskundigenbericht, terecht dat het gehanteerde bronvermogen voor het luid roepen door toeschouwers onderschat kan zijn met 5 dB wanneer een berekeningsformule op grond van de Duitse richtlijn VDI 3770 wordt gehanteerd. Anders dan [appellant sub 3] betoogt, leidt de omstandigheid dat met een alternatieve formule die niet bindend is voorgeschreven een hoger bronvermogen voor het luid roepen door toeschouwers wordt berekend, niet tot het oordeel dat de raad niet van de juistheid van de conclusies in het akoestisch rapport heeft kunnen uitgaan. [appellant sub 3] heeft niet gemotiveerd dat de in het akoestisch rapport gehanteerde berekeningsformule onjuist is. In het deskundigenbericht staat bovendien dat de inschatting is dat deze bron niet maatgevend is, vanwege de dominante rol die het muziekgeluid heeft in de berekende immissieniveaus.
4.5.3. [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] stellen voorts terecht dat in het akoestisch rapport een beoordeling van het cumulatieve effect van het geluid van het voorziene sportcomplex en het geluid van de in de omgeving gelegen schietboom ontbreekt. In het deskundigenbericht staat hierover dat de kans dat een piekniveau van een schot samenvalt met het piekniveau afkomstig van het voorziene sportcomplex zeer klein is. Het niveauverschil bij de woningen tussen beide pieken is dusdanig groot dat het maximale geluidsniveau afkomstig van het voorziene sportcomplex niet of nauwelijks bijdraagt aan het maximale geluidsniveau afkomstig van het schietterrein. [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] hebben deze conclusie in het deskundigenrapport niet betwist. Gelet hierop betekent, anders dan [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] betogen, de omstandigheid dat een beoordeling van het cumulatieve effect van geluid van het sportcomplex en geluid van de schietboom ontbreekt niet dat de raad niet van de juistheid van de conclusies in het akoestisch rapport heeft kunnen uitgaan.
4.5.4. Voorts staat in het deskundigenbericht dat, anders dan [appellant sub 3] stelt, rekening is gehouden met de meteocorrectieterm en de aard van de bodem op het immissieniveau ter plaatse van geluidgevoelige objecten. Met de invloed van vegetatie is volgens het deskundigenbericht geen rekening gehouden, waardoor de geluidsbelasting met 1 dB kan zijn overschat. Het plan voorziet voorts ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels niet in het gebruik van de gronden voor het houden van evenementen, zodat, anders dan [appellant sub 3] stelt, geen aanleiding bestaat dat hiermee in het akoestisch rapport rekening had moeten worden gehouden.
Conclusie geluid
4.6. Anders dan [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] betogen heeft de raad in redelijkheid kunnen aansluiten bij de geluidsnormen in het Activiteitenbesluit milieubeheer voor zijn beoordeling of het plan zal leiden tot onaanvaardbare geluidshinder. Anders dan [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] betogen, gelden deze geluidsnormen ongeacht het heersende achtergrond geluid. In het akoestisch rapport staat, zoals overwogen in 4.2, dat tijdens trainingsdagen en op wedstrijddagen in de avondperiode deze geluidsnormen niet worden overschreden. Op wedstrijddagen worden de geluidsnormen in de dagperiode vanwege de omroepinstallatie overschreden tot maximaal 65 dB(A). Hetgeen [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] hebben aangevoerd leidt, gelet op hetgeen overwogen in 4.5 tot en met 4.5.4, niet tot het oordeel dat het akoestisch rapport niet op deugdelijke en zorgvuldige wijze tot stand is gekomen of dat dit niet inzichtelijk en concludent is. Hetgeen zij hebben aangevoerd leidt voorts niet tot het oordeel dat de hierin opgenomen conclusies onjuist zijn. De raad heeft zich gelet hierop niet ten onrechte, onder verwijzing naar het akoestisch rapport, op het standpunt gesteld dat aan de geluidsnormen in het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt voldaan indien geen muziek wordt gespeeld door de omroepinstallatie van het voorziene sportcomplex. De raad heeft zich voorts niet ten onrechte, onder verwijzing naar het akoestisch rapport, op het standpunt gesteld dat louter vanwege het gebruik van de omroepinstallatie om muziek mee af te spelen op wedstrijddagen de geluidsnormen in het Activiteitenbesluit milieubeheer zullen worden overschreden. De raad heeft hierover toegelicht dat deze geluidshinder thans ook aan de orde is en dat door middel van maatwerkvoorschriften regels zullen worden gesteld aan het gebruik van de omroepinstallatie om de overlast zo veel als mogelijk te beperken. De stelling van [appellant sub 3] dat de raad er ten onrechte van is uitgegaan dat in de toekomstige situatie geen wijzingen optreden met betrekking tot de omroepinstallatie, kan niet slagen. De raad en BMR hebben toegelicht dat de omroepinstallatie, evenals in de huidige situatie, enkel wordt gebruikt tijdens wedstrijden van het eerste elftal.
De raad heeft zich gelet op het voorgaande in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het voorziene sportcomplex niet tot zodanige geluidshinder zal leiden dat ter plaatse van de omliggende woningen niet langer sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor zover [appellant sub 3] betoogt dat uit het akoestisch rapport volgt dat in zijn tuin sprake is van een hogere geluidsbelasting, geldt dat de raad dit in redelijkheid aanvaardbaar heeft kunnen achten, nu een tuin in het Activiteitenbesluit milieubeheer niet als geluidsgevoelig object is aangemerkt. Voor zover [appellant sub 3] betoogt dat de raad ten onrechte niet heeft voorzien in geluidswerende voorzieningen rondom de sportvelden, kan dit niet slagen. Ingevolge artikel 3, lid 3.2.2, aanhef en onder f, van de planregels maakt het plan het mogelijk om geluidswerende voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m op te richten. In het deskundigenbericht staat hierover evenwel dat de door [appellant sub 3] gewenste geluidswerende voorzieningen in de nabijheid van de sportvelden in akoestisch opzicht niet doelmatig zijn.
Water
5. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] stellen voorts dat het plan zal leiden tot verstoring van de waterhuishouding in het gebied. [appellant sub 1] en anderen voeren hiertoe aan dat de afgegraven grond niet zal worden afgevoerd, maar elders in het plangebied zal worden gestort. [appellant sub 2] en anderen betogen dat in de planregels ten onrechte niet dwingend is vastgelegd dat maatregelen worden getroffen ter voorkoming van overlast vanwege hemelwater. [appellant sub 3] voert aan dat de gewijzigde waterhuishouding zal leiden tot schade aan het landschap.
5.1. Ingevolge artikel 3, lid 3.4, onder a en 2, van de planregels kan het college van burgemeester en wethouders nadere eisen stellen ten aanzien van voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing, een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.
5.2. De raad heeft onderzoek laten verrichten naar de gevolgen van het plan op de waterhuishouding in het plangebied. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport 'Toelichting watertoets: Uitbreiding voetbalvelden BMR te Mheer' van 19 juni 2012, opgesteld door Oranjewoud. In dit rapport zijn de aandachtspunten ten aanzien van de waterhuishouding geïnventariseerd. Een van de aanbevelingen betreft de aanleg van voldoende bergingscapaciteit. Wanneer de aanbevelingen die in het rapport zijn genoemd in acht worden genomen, heeft de voorgestane ontwikkeling geen nadelige gevolgen voor de huidige afwatering. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] hebben dit rapport niet betwist. De raad heeft toegelicht dat de aanbevelingen in het rapport bij de uitvoering van het plan in acht zullen worden genomen. De raad heeft een extract van het bestek voor de voorziene uitbreiding van het sportcomplex overgelegd waarin staat dat in overeenstemming met het beleid van het waterschap en de gemeente een waterberging zal worden aangelegd aan de zijde van één van de twee voorziene wedstrijdvelden. Binnen de bestemming "Sport" wordt deze waterberging mogelijk gemaakt.
Anders dan [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] betogen, heeft de raad zich gelet hierop terecht op het standpunt gesteld dat het plan niet zal leiden tot verstoring van de waterhuishouding in het plangebied. Anders dan [appellant sub 3] betoogt, zal derhalve ook geen sprake zijn van schade aan het landschap vanwege wateroverlast. Dat het college van burgemeester en wethouders ingevolge artikel 3, lid 3.4, onder a en 2, van de planregels nadere eisen kan stellen ten aanzien van voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek, leidt, anders dan [appellant sub 2] en anderen betogen, niet tot een ander oordeel. Dit betekent niet dat de door de raad in overeenstemming met het rapport van 19 juni 2012 te nemen maatregelen om wateroverlast te voorkomen onvoldoende zullen zijn.
Flora en fauna
6. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] voeren verder aan dat het plan leidt tot verstoring van de in het plangebied aanwezige dassen. Volgens [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] wordt het plangebied door dassen gebruikt als foerageergebied en zal dit door de uitvoering van het plan worden verstoord.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat hij onderzoek heeft laten verrichten naar de aanwezigheid van dassen en dat hieruit volgt dat het plan niet leidt tot aantasting van de verblijfplaats van de das in de nabijgelegen burcht en evenmin leidt tot een wezenlijke aantasting van de kwaliteit van het foerageergebied.
6.2. De raad heeft onderzoek laten verrichten naar de gevolgen van het plan op de flora en fauna in het plangebied. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport 'Quickscan inclusief aanvullend onderzoek flora en fauna: Ontwikkeling Sportcomplex Mheer in de gemeente Eijsden-Margaten' van 19 september 2012 (hierna: het flora en faunarapport), opgesteld door Croonen adviseurs. In dit rapport staat dat een bureaustudie en veldonderzoek is verricht naar de mogelijk in het plangebied voorkomende plant- en diersoorten. Volgens het flora en faunarapport is de conclusie dat niet kan worden uitgesloten dat het plangebied deel uitmaakt van het territorium van de dassen. Om te bepalen of de burcht deel uit maakt van een actief territorium en of de geplande werkzaamheden effect hebben op de burcht is nader onderzoek noodzakelijk. In het rapport staat voorts dat in augustus en september van 2012 aanvullend onderzoek is gedaan en dat is geconstateerd dat de dassenburcht actief in gebruik is en dat het omliggende gebied daadwerkelijk fungeert als foerageergebied voor de dassen. De meeste sporen van het foerageergedrag vanuit de burcht liggen echter niet in de richting van het toekomstige uitbreidingsgebied voor het sportpark. De beperkte oppervlakte in combinatie met de daadwerkelijke functie van het agrarisch gebied op de planlocatie als foerageergebied leidt tot de conclusie dat de das geen negatieve effecten zal ondervinden van het plan. Verlichting op het sportpark kan leiden tot verstoring van foeragerende dassen in het aangrenzende landbouwgebied. Deze verstoring is niet wenselijk maar wordt beoordeeld als niet van wezenlijke invloed op de kwaliteit van het leefgebied van de das, aldus het flora en faunarapport.
6.3. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] hebben het flora en faunarapport niet betwist. De enkele niet nader gemotiveerde stelling van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] dat het plan volgens hen leidt tot verstoring van het foerageergebied van de das is hiertoe onvoldoende. Voor zover [appellant sub 2] en anderen onder verwijzing naar een notitie van Belangencomité STOP stellen dat het leefgebied van de das vanwege de komst van de voetbalvelden afneemt en de das mogelijk hinder ondervindt van de verlichting, geldt dat dit gegeven in het flora en faunarapport is onderkend en om die reden aan de conclusies van dit rapport geen afbreuk kan doen. De raad heeft zich derhalve niet ten onrechte, onder verwijzing naar dit rapport, op het standpunt gesteld dat de das geen negatieve effecten zal ondervinden van het plan.
Licht
7. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] betogen verder dat de in het plan voorziene lichtmasten zullen leiden tot lichthinder ter plaatse van hun woningen. Zij voeren hiertoe aan dat de raad er in de berekening van de lichthinder ten onrechte van is uitgegaan dat sprake is van een stedelijke omgeving.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat een onderzoek is verricht naar de lichthinder van de in het plan voorziene lichtmasten en dat hieruit volgt dat wordt voldaan aan de lichthindereisen die door de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde zijn opgelegd. Omdat sprake is van een woongebied is volgens de raad uitgegaan van het omgevingstype 'stedelijk gebied'.
7.2. De raad heeft onderzoek laten verrichten naar eventuele lichthinder als gevolg van het plan. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport 'Lichthinderonderzoek BMR Mheer' van 19 juni 2012 (hierna: het lichtrapport), opgesteld door Oostendorp Nederland. In dit rapport staat dat zich ter plaatse van de woningen van [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] aan de Burgemeester Beckersweg een maximale verticale verlichtingssterkte van 0,02 lux zal voordoen en dat zich hier een maximale verlichtingsintensiteit van 860 cd zal voordoen. In de plantoelichting staat dat hiermee ruim kan worden voldaan aan de maximale verticale verlichtingssterkte van 10 lux en maximale lichtintensiteit van 10.000 cd voor het omgevingstype 'stedelijk gebied'.
7.3. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] hebben het lichtrapport niet betwist. Het betoog dat in dit onderzoek ten onrechte is uitgegaan van het omgevingstype 'stedelijk gebied' kan niet slagen. Zelfs indien zou moeten worden uitgegaan van het omgevingstype 'landelijk gebied' wordt ruim voldaan aan de hiervoor geldende maximale verticale verlichtingssterkte van 5 lux en maximale lichtintensiteit van 7.500 cd. De raad heeft zich gelet hierop in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot onevenredige lichthinder ter plaatse van de percelen van [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3].
Verkeer
8. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] betogen verder dat het plan zal leiden tot verkeersoverlast op de toegangsweg naar het sportcomplex. Zij voeren hiertoe aan dat de raad ten onrechte de piekbelasting op de weg als gevolg van het voorziene sportcomplex niet heeft beoordeeld. Voorts voeren [appellant sub 1] en anderen aan dat de raad niet heeft onderkend dat de toegangsweg mogelijk op wedstrijddagen niet meer toegankelijk is voor de brandweer. [appellant sub 2] en anderen voeren verder aan dat de raad geen rekening heeft gehouden met het verkeer richting de nabijgelegen schietboom. [appellant sub 3] voert verder aan dat geen rekening is gehouden met de op de toegangsweg gelegen wegversmallingen en parkeervlakken, die tot een gevaarlijke situatie kunnen leiden. Voorts is geen onderzoek gedaan naar de verkeersstromen op de andere in de omgeving gelegen wegen.
8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat onderzoek is verricht naar de verkeersveiligheid op de toegangsweg naar het sportcomplex. Volgens de raad volgt uit dit onderzoek dat de toegangsweg de toekomstige verkeersstroom kan verwerken, zodat geen gevaarlijke situaties zullen ontstaan.
8.2. De raad heeft onderzoek laten verrichten naar de verkeersveiligheid op de toegangsweg naar het voorziene sportcomplex. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport 'Verkeersnotitie project Planontwikkeling uitbreidingsplannen BMR te Mheer' van 21 september 2012 (hierna: het verkeersrapport), opgesteld door R&L Consultants. In dit rapport staat dat de maatgevende toekomstige verkeersstromen die worden gegenereerd door het nieuwe voetbalcomplex op 100 motorvoertuigen per uur op weekenddagen uitkomen. De achtergrondintensiteit van de toegangsweg is geschat op basis van een vergelijkbare weg, wat neer komt op 11 motorvoertuigen per uur extra. De totale intensiteit van de toegangsweg wordt dus 111 motorvoertuigen per uur. In het rapport staat voorts dat de capaciteit van de toegangsweg is geschat op basis van basiscapaciteiten gegeven door het CROW handboek wegontwerp en dat deze 300 motorvoertuigen per uur bedraagt. In het rapport wordt geconcludeerd dat de toekomstige intensiteit-capaciteit-verhouding van de toegangsweg op weekenddagen op 0,37 ligt. Pas bij een intensiteit-capaciteit-verhouding van 0,7 zullen problemen optreden. De toegangsweg zal de verkeersgeneratie in de toekomst dus aan kunnen.
8.3. Het betoog van [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] dat in het verkeersrapport niet is gekeken naar de piekbelasting op de toegangsweg op wedstrijddagen berust op een onjuiste lezing van het rapport. In het rapport staat dat is gerekend met de extra verkeersgeneratie van het sportcomplex op weekenddagen waarop de wedstrijden op het sportcomplex worden gespeeld. Anders dan [appellant sub 3] verder stelt is in het verkeersrapport rekening gehouden met de op de toegangsweg gelegen wegversmallingen en parkeervlakken. In het rapport staat dat de capaciteit van de toegangsweg is verlaagd van 500 tot 300 motorvoertuigen per uur vanwege de aanwezigheid van een wegversmalling, langsparkeervakken en fietsers op de rijbaan. [appellant sub 2] en anderen stellen terecht dat in het verkeersonderzoek niet staat dat rekening is gehouden met de verkeersaantrekkende werking van de in de nabijheid van het voorziene sportcomplex gelegen schietboom. In het deskundigenbericht staat evenwel dat slechts één schietpaal is geplaatst, zodat hier geen wedstrijden met grote aantallen deelnemers kunnen worden gehouden. Volgens het deskundigenbericht is de schietboom alleen op vrijdagavonden in gebruik en zijn ongeveer acht personen op trainingsavonden aanwezig. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de verkeersaantrekkende werking van de schietboom zodanig is, dat de raad, vanwege de omstandigheid dat hiermee geen rekening is gehouden, niet van de juistheid van de conclusie in het verkeersrapport heeft kunnen uitgaan. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] hebben het rapport overigens niet betwist. De raad heeft zich derhalve niet ten onrechte, onder verwijzing naar dit rapport, op het standpunt gesteld dat de toegangsweg de verkeersgeneratie van het voorziene sportcomplex kan verwerken en dat geen verkeersonveilige situatie zal ontstaan. De raad heeft zich gelet hierop voorts niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de situatie waarbij de toegangsweg op wedstrijddagen niet meer toegankelijk is voor de brandweer zich niet zal voordoen.
Economische uitvoerbaarheid
9. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] voeren verder aan dat het plan niet economisch uitvoerbaar is. [appellant sub 1] en anderen voeren aan dat de raad een onjuiste inschatting heeft gemaakt van de kosten die met het plan zijn gemoeid en dat hij geen rekening heeft gehouden met eventuele verzoeken om planschade. [appellant sub 3] voert aan dat de verenigingen te maken hebben met een afnemend ledenaantal. [appellant sub 3] voert voorts aan dat ten onrechte geen exploitatieplan is vastgesteld.
9.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de kosten die met de ontwikkeling zijn gemoeid in de begroting van de gemeente zijn gereserveerd. De gemeente is voorts eigenaar van alle gronden in het plangebied, zodat geen exploitatieplan hoeft te worden opgesteld.
9.2. In het raadsvoorstel bij het besluit van de raad tot het vaststellen van het bestemmingsplan zijn de financiële aspecten opgenomen. Volgens de balans is met het plan in totaal € 1.159.212,00 gemoeid. [appellant sub 1] en anderen stellen terecht dat bij een aantal kostenposten € 0 is opgenomen, maar dit betekent niet dat de financiële onderbouwing van het plan ondeugdelijk is. De raad heeft toegelicht dat voor de post 'tijdelijke huishouding' geen kosten hoeven te worden gemaakt omdat de oude accommodatie van een van de verenigingen hiervoor zal worden gebruikt totdat het in het plan voorziene sportcomplex is aangelegd. Voorts heeft de raad toegelicht dat andere kostenposten op € 0 zijn ingeschat omdat deze reeds zijn verwerkt in andere op de balans opgenomen kostenposten. Ten slotte stellen [appellant sub 1] en anderen terecht dat in de balans geen kostenpost voor planschade is opgenomen, maar de raad heeft toegelicht dat de reden hiervan is dat in de reguliere begroting van de gemeente een kostenpost voor planschade is opgenomen. [appellant sub 1] en anderen hebben de juistheid van de toelichting van de raad niet betwist. Gelet hierop biedt hetgeen zij hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de economische onderbouwing van het plan ondeugdelijk is. De raad heeft voorts toegelicht dat de kosten die met de ontwikkeling zijn gemoeid in de begroting van de gemeente zijn gereserveerd. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] hebben dit standpunt niet betwist. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op voorhand in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan economisch uitvoerbaar is. Voorts heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat geen aanleiding bestaat voor het opstellen van een exploitatieplan, nu de gemeente eigenaar is van alle gronden in het plangebied.
Conclusie
10. De beroepen zijn ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Schaaf
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2014
523.