Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018060389, gesloten op 9 januari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Rb. Gelderland, 13-01-2020, nr. 05/880555-18 en 13-650171-16
ECLI:NL:RBGEL:2020:147
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
13-01-2020
- Zaaknummer
05/880555-18 en 13-650171-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2020:147, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 13‑01‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 13‑01‑2020
Inhoudsindicatie
Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging algemene voorwaarden in verband met problematiek Wet USB.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/880555-18 en 13-650171-16 (tul)
Datum uitspraak : 13 januari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de brp op het adres [adres 1] .
Raadsman: mr. K. Karakaya, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
22 maart 2019, 13 en 30 december 2019.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met
13 september 2018 te Harderwijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 13 september 2018 te Harderwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 23,50 gram cocaïne en/of
- 53,73 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Ter zitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario, dat hij uitsluitend in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] kwam om daar met de andere medeverdachten op de PlayStation (FIFA) te kunnen spelen en hij [medeverdachte 1] alleen om een huissleutel heeft gevraagd omdat [medeverdachte 1] tot laat werkte, vindt geen enkele steun in het dossier zodat dit niet aannemelijk is geworden, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft volledige vrijspraak bepleit. Daarbij heeft hij gewezen op de ontkennende verklaringen van verdachte en de omstandigheid dat geen enkele afnemer van cocaïne verdachte als dealer heeft genoemd of aangewezen. De tapgesprekken in het dossier zien niet op verdovende middelen. Verder is primair aangevoerd dat de belastende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] niet betrouwbaar zijn en daarom moeten worden uitgesloten van het bewijs. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 1] niet worden ondersteund door objectief of ander bewijs zodat hiermee terughoudend en behoedzaam moet worden omgegaan. Evenmin is verdachte te linken aan de in de kluis aangetroffen cocaïne. Ook van een nauwe en bewuste samenwerking is volgens de raadsman geen sprake.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 en 2
Gelet op de samenhang tussen feit 1 en 2 zal de rechtbank de van belang zijnde bewijsmiddelen gezamenlijk behandelen, waarbij elk bewijsmiddel slechts is gebruikt voor het feit waarop het volgens zijn inhoud betrekking heeft.
Medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) heeft verklaard dat hij vanaf zo’n acht maanden vóór zijn aanhouding op 13 september 2018 op verzoek van [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) en/of [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) in ruil voor drugs zijn woning aan hen ter beschikking heeft gesteld voor de opslag en bereiding van cocaïne. Enige tijd later heeft/hebben verdachte en/of [medeverdachte 2] een kluis naar zijn woning aan de [adres 2] gebracht, die door hen en medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) werd gebruikt voor de opslag van cocaïne en geld. Alleen zij beschikten over de sleutel van de kluis. Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte een sleutel van zijn woning wilde hebben, maar dat hij dat heeft geweigerd. Als verdachte en de medeverdachten in zijn woning c.q. de kluis wilden zijn, berichtten zij [medeverdachte 1] en vroegen zij hem of hij ‘boven’ was. Voorts heeft [medeverdachte 1] verklaard dat verdachte en de medeverdachten de cocaïne in een plastic zakje in zijn woning brachten, waarna zij bij hem de brokken cocaïne afwogen, uitkookten, versneden en verpakten. Verdachte kwam in de ten laste gelegde periode éénmaal per maand in de woning van [medeverdachte 1] . Ook heeft verdachte tijdens de vakantie van [medeverdachte 2] in de woning van [medeverdachte 1] wel eens geholpen met het bewerken van de cocaïne. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode wel eens naar Amsterdam is gereden in de familieauto van verdachte om ‘boodschappen’ op te halen voor hem. Met ‘boodschappen’ bedoelt hij cocaïne. De cocaïne kreeg hij in Amsterdam van verdachte. Geconfronteerd met camerabeelden van 4 september 2018, heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij die dag in opdracht van [medeverdachte 2] naar [naam] is gegaan en daar een plastic zakje met een witte klomp drugs in ontvangst heeft genomen van een man in een Volkswagen Golf en een donkere jongen. Tevens heeft [medeverdachte 1] verklaard dat medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de ten laste gelegde periode cocaïne hebben verkocht middels een dealtelefoon en dat hij denkt dat zij werken voor verdachte.2.
Zijn de verklaringen van [medeverdachte 1] betrouwbaar en is er voldoende steunbewijs?
Het standpunt van de raadsman, dat bovenstaande - voor verdachte belastende - verklaringen van [medeverdachte 1] tegenstrijdig, inconsistent en daarom onbetrouwbaar zijn, volgt de rechtbank niet. Zij is van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 1] op voor de tenlastelegging essentiële onderdelen gedetailleerd en voldoende specifiek en concreet zijn. Weliswaar wijken zijn verklaringen op enkele onderdelen van elkaar af, maar naar het oordeel van de rechtbank gaat het dan om kleine en voor het tenlastegelegde niet (voldoende) relevante details. [medeverdachte 1] heeft direct bij zijn aanhouding alsook later als getuige bij de rechter-commissaris steeds consistent verklaard over de rol van verdachte bij het tenlastegelegde. Voorts heeft [medeverdachte 1] er geen belang bij onjuist te verklaren over de betrokkenheid van verdachte, aangezien hij door zijn afgelegde verklaring (ook) van meet af aan zichzelf in ernstige mate heeft belast, terwijl zijn medeverdachten zich (lange tijd) op hun zwijgrecht beriepen. Bovendien worden de verklaringen van [medeverdachte 1] op relevante onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen, die de rechtbank hieronder zal bespreken.
Dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ter zitting van 13 december 2019 beiden als getuige hebben verklaard dat zij (in)direct niet voor verdachte hebben gedeald noch verdovende middelen bij hem hebben ingekocht en evenmin anderszins in drugsgerelateerd verband met verdachte te maken hebben gehad, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daarbij overweegt de rechtbank dat zij dit niet eerder dan ter terechtzitting van 13 december 2019 hebben verklaard en hun verklaringen op dit punt bovendien onvoldoende specifiek en concreet zijn: zij hebben met een beroep op het verschoningsrecht geen nadere informatie verstrekt over specifieke details zoals waar de cocaïne die vandaan kwam, van wie de cocaïne was en/of hoe zij in het bezit van de sleutel van de kluis kwamen. De voor verdachte ontlastende verklaringen van zijn medeverdachten acht de rechtbank derhalve niet aannemelijk geworden.
De rechtbank zal bovenstaande voor verdachte belastende verklaringen van [medeverdachte 1] dan ook voor het bewijs gebruiken.
Ondersteunende bewijsmiddelen
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij veelal verblijft in Amsterdam.3.Ter zitting van
13 december 2019 heeft verdachte verklaard dat hij samen met zijn vrienden, te weten de medeverdachten, wel eens in de woning van [medeverdachte 1] kwam c.q. afsprak, alsmede dat hij [medeverdachte 1] om een huissleutel heeft gevraagd.4.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode heeft gedeald in cocaïne. Hij verkocht hele en halve grammen.5.
Ook medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode heeft gedeald in cocaïne.6.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij op verzoek van verdachte, die een goede vriend van hem is, op 4 september 2018 in een Volkswagen Golf naar pompstation [naam] in Harderwijk is gereden en daar op verzoek van verdachte iets dat hij van verdachte had gekregen aan [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) heeft overhandigd.7.
Telefoonnummers
Uit onderzoek van de politie volgt dat telefoonnummer [telefoonnummer 1] in de ten laste gelegde periode werd gebruikt door verdachte.8.
Telefoonnummer [telefoonnummer 2] staat in de ten laste gelegde periode op naam van medeverdachte [medeverdachte 2] , woonachtig in Harderwijk.9.
Uit onderzoek van de politie volgt verder dat telefoonnummer [telefoonnummer 3] in de ten laste gelegde periode in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte 5] , een broer van [medeverdachte 2] , en dat telefoonnummer [telefoonnummer 4] in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte 3] .10.
[telefoonnummer 5] is het nummer van de dealtelefoon, die de politie op 13 september 2018 heeft aangetroffen bij [medeverdachte 3] .11.
Tapgesprekken
Telefoongesprek van 12 juli 2018 tussen [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1]
[telefoonnummer 2] : Ik heb twee mensen en dan ga ik die die andere voorbereiden
[telefoonnummer 1] : (…) pak jij… zodat je 100 (honderd) van die andere kan afmaken.
[telefoonnummer 1] : (…) pak jij nog 35 en gooi die samen (..)
[telefoonnummer 2] : Wat jij wilt (…)
[telefoonnummer 2] : En de prijs, hoeveel is die? Dezelfde toch?
[telefoonnummer 1] : (…) haal maar iets eraf.
[telefoonnummer 2] : oké, is goed. Ga ik tegen hem zeggen dat ik het daar vandaan heb gehaald bij
jou.
[telefoonnummer 1] : ja, gewoon dezelfde.
Telefoongesprek van 12 juli 2018 tussen [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1]
[telefoonnummer 2] : Wat ga jij tegen (…) zeggen, 33?
[telefoonnummer 1] : Ja man.
[telefoonnummer 2] : Oké is goed. En ga jij die voor een plastic zakje betalen?
[telefoonnummer 1] : Ja.
[telefoonnummer 2] : Moet ik die een beetje breken (brokken maken)
[telefoonnummer 1] : Is perfect, is juist.
Telefoongesprek van 24 juli 2018 om 14:46 uur tussen [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1]
: (…) Waar zit je, is die ander al boven of niet?
[telefoonnummer 2] : Nee, hij is gewoon aan het werk. (…) Als hij eerder thuis is, laat hij het mij
weten.
[telefoonnummer 1] : Je hebt ook geen sleutel?
[telefoonnummer 2] : Nee.
Op 24 juli 2018 om 14:47 uur belt [telefoonnummer 1] uit naar medeverdachte [medeverdachte 1] .
Telefoongesprek van 24 juli 2018 om 14:48 uur tussen [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1]
: Hij is hier kwart voor vier is hij hiero Harderwijk.
[telefoonnummer 2] : Is goed man zie je boven.
[telefoonnummer 1] : YO.
Telefoongesprek van 30 juli 2018 tussen [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1]
: Heb jij al boodschappen gedaan of ben je nu nog niet in Harderwijk?
[telefoonnummer 2] : Ik ben van het weekend geweest, ik weet de stand van zaken niet precies.
Telefoongesprek van 1 augustus 2018 tussen [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2]
[telefoonnummer 1] : (…) Mijn zusje heeft een kleine auto, kan ze aan [medeverdachte 1] geven (...)
[telefoonnummer 2] : Ja, is goed dan stuur ik [medeverdachte 1] zo naar je huis.
Telefoongesprek van 2 augustus 2018 tussen [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1]
: Is het gisteren allemaal gelukt?
[telefoonnummer 2] : Ik heb voor het weekend niet meer nodig.
[telefoonnummer 1] : Ik heb weer andere, mijn zus komt nog in de buurt.
[telefoonnummer 1] : Dan zie ik het wel tegemoet.
Telefoongesprek van 6 augustus 2018 tussen [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1]
: (…) Is het gelukt?
[telefoonnummer 2] : (…)Het is helemaal kapot net als de eerste keer.
[telefoonnummer 1] : (…) Hoe heet het gewoon koken.
[telefoonnummer 2] : Komt goed.
Telefoongesprek van 1 augustus 2018 tussen [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2]
[telefoonnummer 1] : Wanneer is die systeem weer open?
[telefoonnummer 2] : Hij zegt tegen mij, half 11 gaat hij weer open. Van half 11 tot 5 uur.
[telefoonnummer 1] : (…) Dat gezeur. (…) die motherfucker moet gewoon eerder thuis zijn.
[telefoonnummer 1] : Ik bedoel boven. Je kon niet bij boven, kon je niet bij, zei je.
[telefoonnummer 2] : Nee.
[telefoonnummer 1] : Je moet sowieso van hem sleutel pakken…als er een keer nood is…begrijp je…je moet altijd sleutel hebben van daar
[telefoonnummer 2] : Ja, heb ik vaak geprobeerd.
Gekraak en dan een andere mannelijke stem
[telefoonnummer 1] : (…) We moeten even zo’n sleuteltje van, voor het geval er een keer echt nood
komt...dat we niet de hele tijd op jou moeten wachten, afhankelijk zijn van
wanneer jij komt.
De andere stem: Ja dan moet sleutel maar.
Telefoongesprek van 1 september 2018 tussen [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2]
[telefoonnummer 1] : Ligt alles hier boven? ... Geld hier?
[telefoonnummer 2] : Boven heb je misschien een paar tientjes liggen
[telefoonnummer 1] : Heh? En die van maandag, dinsdag, woensdag?
[telefoonnummer 2] : maandag, dinsdag, woensdag, 770 euro heb je …moest ik naar Amsterdam
overmaken.
[telefoonnummer 1] : Waar is het geld van vorige week dan?
[telefoonnummer 2] : vorige week…Jij bent toch maandag zelf gekomen…Heb je toch afgerekend.
Telefoongesprek van 5 september 2018 om 15:25 uur tussen [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1]
: Hoeveel heb je daar?
[telefoonnummer 2] : 8 barkies, zoals ik zei.
[telefoonnummer 1] : (…) moet meer zijn. (…) Ik heb meer nodig.
Telefoongesprek van 4 september 2018 om 16:57 uur tussen [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 5]
[telefoonnummer 2] : Kan je even naar de [naam] ?
[telefoonnummer 5] : Ja is goed (…)
om 17:06 uur
[telefoonnummer 2] : Hoe lang ben je bij [naam] ?
[telefoonnummer 5] : 5 minuten
[telefoonnummer 2] : Gas erop, die jongen heeft haast.
om 17:11 uur
[telefoonnummer 5] : Bij [naam] , zei je toch? Ik zie niemand.
[telefoonnummer 2] : Geen donkere jongen? (…) Blijf aan de lijn.
Telefoongesprek van 5 september 2018 om 18:02 uur tussen [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3]
: Er is helemaal niks meer boven.
[telefoonnummer 2] : Er ligt nog 7 en 17. 7 goeie en 17 van die mindere.
[telefoonnummer 3] : Die zijn al op.
[telefoonnummer 2] : Dan moet je bijmaken.12.
Ook de gebruikers van [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 4] hebben in de ten laste gelegde periode regelmatig contact met elkaar. Op onder meer 11 augustus 2018 heeft [telefoonnummer 4] een spraakbericht gestuurd waarin hij tegen [telefoonnummer 1] zegt dat deze contact moet opnemen met zijn matties, dat zij [medeverdachte 2] snel iets moeten geven.13.
Tussenconclusie tapgesprekken
De rechtbank concludeert dat bovenstaande telefoongesprekken zijn gevoerd tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] , [medeverdachte 2] en diens broer [medeverdachte 5] en door [medeverdachte 2] en een gebruiker van de dealtelefoon, gelet op de context: medeverdachte [medeverdachte 1] . Immers, hebben zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 4] verklaard dat zij op 4 september 2018 hebben afgesproken bij [naam] . [medeverdachte 4] was daar op verzoek van verdachte, [medeverdachte 1] op verzoek van [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat er een klomp drugs is overhandigd. [medeverdachte 4] heeft verklaard dat het om geld zou gaan. De rechtbank vindt de verklaring van [medeverdachte 4] op dit onderdeel, gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] in samenhang bezien met de tapgesprekken, echter niet geloofwaardig. Uit die tapgesprekken volgt immers dat door verdachte en medeverdachten woorden als ‘boodschappen’, ‘boven’, ‘voorbereiden’, ‘breken’, ‘sleutel’, ‘hoe het heet koken’, ‘bijmaken’ worden gebruikt.
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat bovenstaande gesprekken betrekking hebben op de aanvoer, bereiding en verkoop van cocaïne en dat verdachte daarbij een substantiële - sturende - rol heeft gehad, gelet op onder meer zijn uitlatingen over het halen en bereiden van de drugs, de financiën van de drugshandel en de toegang tot de kluis met drugs. De voor verdachte ontlastende verklaring die door verdachtes zus bij de rechter-commissaris is afgelegd, acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk gelet op het hiervoor aangehaald tapgesprek van 1 augustus 2018. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt bovendien dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten zodat het medeplegen eveneens bewezen kan worden.
Overige (ondersteunende) bewijsmiddelen
Op 14 september 2018 heeft de politie in een kluis in de woning van [medeverdachte 1] , gelegen aan de [adres 2] , 25,50 en 53,73 gram cocaïne aangetroffen.14.
Op 16 september 2018 heeft de politie bij fouillering van [medeverdachte 2] een sleutel aangetroffen. Uit onderzoek blijkt dat deze sleutel past op bovenstaande in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen kluis met cocaïne.15.
Bewijsoverwegingen feit 1 en 2
Op grond van al het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten cocaïne heeft vervoerd, verwerkt, verkocht, afgeleverd en op 13 september 2018 opzettelijk aanwezig heeft gehad in een kluis in de woning van [medeverdachte 1] . Het door verdachte geschetste alternatieve scenario, dat hij enkel samen met de medeverdachten in de woning van [medeverdachte 1] kwam en hem uitsluitend om een huissleutel heeft gevraagd om bij hem thuis een computerspel te spelen, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen en wordt niet aannemelijk gevonden door de rechtbank.
3. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met
13 september 2018 te Harderwijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
telkens opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 13 september 2018 te Harderwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 23,50 gram cocaïne en/of
- 53,73 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. De strafbaarheid van het feit
De feiten zijn strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd en verwezen naar de bepleite integrale vrijspraak.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gezien de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij is onder meer rekening gehouden met:
- het uittreksel justitiële documentatie van verdachte, gedateerd 30 oktober 2019;
- reclasseringsadviezen, gedateerd 21 december 2018 en 14 maart 2019.
Verdachte heeft in een periode van zo’n acht maanden een drugslijn in cocaïne geëxploiteerd in Harderwijk. Verdachte zorgde voor en coördineerde de aanvoer van de cocaïne. Ook bepaalde hij de verkoopprijs en regelde hij dat de cocaïne kon worden verhandeld, bereid en verpakt vanuit de woning van een mededader. In laatst genoemde woning heeft de politie in een kluis een grote handelsvoorraad van ruim 75 gram cocaïne aangetroffen. De mededaders sloten telefonisch deals met de afnemers, waarna de cocaïne op de afgesproken plaats op straat of in een auto aan hen werd verstrekt. Gelet op het uitgebreide contactenbestand in de bij de mededaders aangetroffen dealtelefoons, hebben zij een groot aantal drugsgebruikers bediend. De mededaders droegen een deel van opbrengst van de handel af aan verdachte.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs zoals cocaïne schadelijk is voor de volksgezondheid en om deze reden door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijsten I zijn geplaatst. Daarnaast leidt de handel in harddrugs vaak tot ernstige nevencriminaliteit, die niet zelden gepaard gaat met geweldsdelicten. Voorts werkt het criminele geld dat ermee wordt verdiend ondermijnend in de samenleving. Hierdoor ondervinden anderen (ernstige) overlast van dit soort feiten en wordt de samenleving als geheel ernstige schade toegebracht.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij bij het bewezenverklaarde slechts zijn eigen financiële gewin voor ogen heeft gehad en geen acht heeft geslagen op de negatieve gevolgen, zoals hierboven zijn beschreven. Door zijn handelen heeft verdachte een actieve bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Gelet op de ernst van de feiten en de periode waarin verdachte de drugslijn heeft geëxploiteerd, komt alleen een forse gevangenisstraf in aanmerking.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar die spreken niet in zijn voordeel. Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij in binnen- en buitenland al vaker is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk delict, evenals voor andere misdrijven. Kennelijk hebben de hiervoor aan hem (deels) voorwaardelijk opgelegde (gevangenis)straffen niet kunnen voorkomen dat hij is gerecidiveerd, terwijl hij bovendien nog in een proeftijd liep.
Verder heeft de rechtbank bij de strafoplegging rekening gehouden met de toepasselijke LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voor de rechtbank weegt zwaar dat verdachte bij het bewezenverklaarde een leidende/ initiërende en coördinerende rol heeft gehad.
Alles afwegend, vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
15 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, passend en geboden. De straf valt gelet op de rol van verdachte, de oriëntatiepunten en de recidive hoger uit dan de strafeis van de officier.
8. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling van
6 februari 2019 van de officier van justitie, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank van Amsterdam van 14 december 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren voor een geweldsdelict in de zaak met parketnummer 13/650171-16. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De proeftijd is ingegaan op 29 december 2016. De politierechter van deze rechtbank heeft de proeftijd in bovenstaande zaak bij beslissing van 11 september 2018 verlengd met één jaar.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de proeftijd met één jaar wordt verlengd en zich op het standpunt gesteld dat het bewezenverklaarde ziet op een ander soort feit dan waarvoor verdachte in bovenstaande zaak is veroordeeld.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman gepleit voor afwijzing van de vordering, subsidiair voor verlenging van de proeftijd en meer subsidiair voor omzetting van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in een taakstraf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte het bewezenverklaarde heeft gepleegd, terwijl hij nog in een proeftijd liep in de zaak met parketnummer 13/650171-16. Zoals hierboven is opgenomen, is de proeftijd reeds verlengd op 11 september 2018. Artikel 14f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat de rechter de proeftijd (slechts) éénmaal kan verlengen. Verdere verlenging van de proeftijd is dan ook niet mogelijk.
De rechtbank overweegt ambtshalve het navolgende.
Op 1 januari 2020 is in werking getreden de Wet USB (Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, Staatsblad 2017, 82). Met de invoering van die wet staat tegen een TUL-beslissing algemene voorwaarden geen hoger beroep meer open (art. 6:6:7 in combinatie 6:6:22 Sv).
Dit betekent dat de beslissing van de rechter in eerste aanleg tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling wegens overtreding van (doorgaans) de algemene voorwaarde, te weten het plegen van een nieuw strafbaar feit tijdens de proeftijd, meteen onherroepelijk en executeerbaar is, ook in het geval hoger beroep wordt ingesteld tegen de veroordeling voor dat nieuwe strafbare feit. De TUL-beslissing algemene voorwaarde wordt derhalve na de beslissing door de rechtbank losgekoppeld van de uiteindelijke beoordeling van die nieuwe strafzaak, terwijl die nieuwe strafzaak de grondslag vormt voor een dergelijke TUL-vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is gezien de wetgevingsgeschiedenis onvoldoende duidelijk dat hiermee de situatie is onderkend en bedoeld te ondervangen dat in hoger beroep vrijspraak volgt. In dat geval doet zich de situatie voor dat niet bewezenverklaard wordt dat verdachte een (nieuw) strafbaar feit heeft gepleegd, terwijl dan inmiddels de eerdere - en van het rechterlijk oordeel in die nieuwe strafzaak afhankelijke - beslissing tot tenuitvoerlegging wegens het plegen van dat nieuwe strafbare feit onherroepelijk en executeerbaar is.
Eenvoudig gezegd: de betrokkene moet straf ondergaan (de eerdere voorwaardelijke veroordeling) om een reden (plegen nieuw strafbaar feit) die later geen stand blijkt te houden (alsnog vrijspraak). Dit komt er op neer dat die verdachte de eerdere voorwaardelijke straf dan dus heeft of zal ondergaan, niet omdat hij voor een nieuw strafbaar feit onherroepelijk is veroordeeld, maar alleen omdat hij verdachte is geweest in een nieuwe strafzaak.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever zich hierover heeft uitgelaten.
De rechtsvraag die hier aan de orde is, raakt aan fundamentele principes, zoals voortvloeiend uit de onschuldpresumptie en zoals neergelegd in (thans) artikel 6:1:16 Sv (557 Sv oud). Weliswaar voorziet de wet in een aantal uitzonderingen op het uitgangspunt dat een rechterlijke uitspraak pas ten uitvoer wordt gelegd als deze onherroepelijk is, maar deze gevallen zijn daarbij met waarborgen omringd (bijv. art. 6:6:6 Sv). Daarvan is bij artikel 6:6:7 Sv geen sprake. Bij (gedeeltelijke) vrijspraak in hoger beroep kan de in die strafzaak wegens overtreding van de algemene voorwaarde in eerste aanleg gelaste tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf desondanks worden voortgezet met een beroep op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Niet goed denkbaar is, dat deze onbillijke uitkomst is beoogd. Naar het oordeel van de rechtbank is dit gevolg van het bepaalde in art. 6:6:7 Sv in strijd met artikelen 5 en 6 EVRM (het recht op vrijheid en het recht op een eerlijk proces).
Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de vordering tenuitvoerlegging van de eerdere voorwaardelijke veroordeling wegens het plegen van een nieuw strafbaar feit dient te worden afgewezen, ook al acht de rechtbank de feiten in deze zaak bewezen.
9. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14g, 14h, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
10. De beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 14 december 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden in de zaak met parketnummer 13/650171-16.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. T. Bertens en mr. A. Erades, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 januari 2020
Mr. A. Erades is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 13‑01‑2020
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] p. 1297, 1300-1304, 1306-1308, 1310, proces-verbaal getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van 11 februari 2019, p. 7-10, 12-13 en proces-verbaal getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van 25 februari 2019, p. 3.
Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 1372.
Verklaring afgelegd door verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 13 december 2019.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , PL0600-2018060389-208, p. 3-5 (niet doorgenummerd).
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , PL0600-2018060389-208, p. 3-5 (niet doorgenummerd).
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , nummer 2018060389-06022019.115, p. 3-5 (niet doorgenummerd).
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] p. 884.
Proces-verbaal bevindingen onderzoek historische printgegevens telefoon [verdachte] p. 489-490.
Proces-verbaal verblijfplaats [medeverdachte 2] p. 302.
Proces-verbaal bevindingen opmaken tijdlijn p. 467, gelezen in onderlinge samenhang met proces-verbaal van bevindingen p. 318.
Proces-verbaal van bevindingen aantreffen dealtelefoon [medeverdachte 3] p. 700-701 en het proces-verbaal vergelijking nummers p. 704-705.
Gesprekken p. 322, 327, 333-335, 338, 342, 348, 350, 353, 355, 361-362, 463-464, 484-485.
Proces-verbaal van bevindingen opmaken tijdlijn in combinatie met betrokkenheid verdachte p. 477, 479-480.
Het proces-verbaal in beslagname kluis p. 847-848, gelezen in onderlinge samenhang met het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen p. 607 en rapporten van het NFI p. 613 en 615.
Proces-verbaal van bevindingen p. 849.