RvdW 2013/379
Doorzoeking naar aanleiding van CIE-melding.
HR 05-03-2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2191
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 maart 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, J. Wortel, N. Jörg
- Zaaknummer
11/01588
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- LJN
BZ2191
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Bijzonder strafrecht / Wapens en munitie
Strafprocesrecht / Voorfase
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2013:BZ2191, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑03‑2013
ECLI:NL:HR:2013:BZ2191, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑03‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑09‑2011
- Wetingang
Essentie
Het hof kon oordelen dat de CIE-melding dat verdachte in zijn woning vuurwapens zou hebben voldoende concreet en specifiek was om daaraan het vermoeden te ontlenen van aanwezigheid van wapens op grond waarvan de in art. 49 WWM voorziene opsporingsbevoegdheid mocht worden toegepast. Dat een oordeel over de betrouwbaarheid van die informatie niet kon worden gegeven, is daarmee niet onverenigbaar.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 22 maart 2011, nummer 24/001548-09, in de strafzaak tegen: X. Adv.: mr. V.C. van der ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.