Deze zaak hangt samen met de zaak met griffienummer S 10/01101 en de zaak met griffienummer S 10/01099, waarin heden eveneens wordt geconcludeerd.
HR, 20-12-2011, nr. 10/01098
ECLI:NL:HR:2011:BT8768
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20-12-2011
- Zaaknummer
10/01098
- Conclusie
Mr. Silvis
- LJN
BT8768
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BT8768, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑12‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BT8768
ECLI:NL:PHR:2011:BT8768, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑10‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BT8768
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑12‑2011
Inhoudsindicatie
Geen schriftuur houdende middelen ingediend. N.o. cassatieberoep.
20 december 2011
Strafkamer
nr. 10/01098
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 26 februari 2010, nummer 21/002313-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren M.A. Loth en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 20 december 2011.
Conclusie 11‑10‑2011
Mr. Silvis
Partij(en)
Conclusie inzake:1.
[Verdachte]
1.
Verdachte is bij arrest van 26 februari 2010 door het gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, wegens ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod’, veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Daarnaast heeft het hof beslissingen genomen over inbeslaggenomen voorwerpen.
2.
In deze zaak is geen schriftuur ingediend.
3.
Nu verdachte niet binnen de bij wet gestelde termijn bij de Hoge Raad een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen door een raadsman, kan verdachte niet worden ontvangen in zijn beroep in cassatie.
4.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑10‑2011