Einde inhoudsopgave
Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft
Artikel 25 [Berekening aanvullende kapitaaltoereikendheid; algemene eisen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2014
- Bronpublicatie:
04-12-2013, Stb. 2013, 525 (uitgifte: 13-12-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2013, Stb. 2013, 552 (uitgifte: 19-12-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verzekeringsrecht / Algemeen
1.
Ongeacht welke van de in artikel 23, tweede lid, bedoelde methoden wordt toegepast, betrekt de onderneming, bedoeld in artikel 23, het totale solvabiliteitstekort van een dochteronderneming bij de berekening, indien het groepslid een dochteronderneming is en zij een solvabiliteitstekort of, indien het groepslid een niet-gereglementeerde entiteit uit de financiële marktsector is, een theoretisch solvabiliteitstekort heeft.
2.
Indien de Nederlandsche Bank coördinator is en zij van oordeel is dat de aansprakelijkheid van de moederonderneming die een gedeelte van het kapitaal van de dochteronderneming in eigendom heeft, strikt en ondubbelzinnig tot dat gedeelte van het kapitaal beperkt is, kan zij besluiten dat de onderneming het solvabiliteitstekort van die dochteronderneming proportioneel in aanmerking neemt. Indien tussen de groepsleden geen kapitaalbanden bestaan, bepaalt de Nederlandsche Bank, indien zij coördinator is, na overleg met de relevante toezichthoudende instanties, het gedeelte van het solvabiliteitstekort dat de onderneming bij de berekening betrekt, rekening houdend met de aansprakelijkheid waartoe de bestaande betrekkingen aanleiding geven.
3.
Ongeacht welke van de in artikel 23, tweede lid, bedoelde methoden wordt toegepast:
- a.
is het meerdere malen gebruiken van vermogensbestanddelen die voor de berekening van het eigen vermogen in aanmerking komen op het niveau van het financiële conglomeraat of de creatie van eigen vermogen binnen de groep niet toegestaan; met het oog daarop zijn de relevante regels van de desbetreffende sectorale voorschriften van overeenkomstige toepassing;
- b.
betrekt de onderneming bij de berekening van de aanwezige solvabiliteit voor iedere deelsector in het financieel conglomeraat de eigenvermogensbestanddelen als omschreven in de voor die deelsector geldende sectorale voorschriften; indien er een tekort aan eigen vermogen is op het niveau van het financiële conglomeraat, betrekt de onderneming bij die berekening alleen de eigenvermogensbestanddelen die op grond van elk van de sectorale voorschriften in aanmerking komen;
- c.
houdt de onderneming bij de berekening van het eigen vermogen van het financiële conglomeraat rekening met de beperkingen die voor de berekening van het eigen vermogen gelden op grond van de voor elk van de deelsectoren geldende sectorale voorschriften;
- d.
betrekt de onderneming bij de berekening van het eigen vermogen van het financiële conglomeraat alleen het eigen vermogen voorzover dit effectief overdraagbaar en beschikbaar is tussen de verschillende groepsleden in het licht van de doeleinden van de kapitaaltoereikendheidsvoorschriften;
- e.
berekent de onderneming het theoretische solvabiliteitsvereiste voor een niet-gereglementeerd groepslid uit de financiële marktsector volgens de regels waaraan dat groepslid krachtens de desbetreffende sectorale voorschriften zou moeten voldoen indien het een gereglementeerde entiteit van die specifieke deelsector zou zijn;
- f.
berekent de onderneming het theoretische solvabiliteitsvereiste van een gemengde financiële holding in overeenstemming met de sectorale voorschriften van de belangrijkste deelsector in het financiële conglomeraat.