NJ 1951/259
Betekenis van de aantekening als bedoeld in art. 398 1.1. Sv.
HR 17-10-1950, ECLI:NL:HR:1950:194, m.nt. Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 oktober 1950
- Magistraten
Mrs Fick, Feber, Rombach, Vrij, van Berckel
- Zaaknummer
[17101950/NJ_1951-259]
- Conclusie
Conclusie Adv.-Gen. Mr Hooykaas.
- Noot
Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS109403:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1950:194, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑10‑1950
- Wetingang
(Sv art. 398.)
Essentie
Betekenis van de aantekening als bedoeld in art. 398 1.1. Sv.
Samenvatting
Ten onrechte beslist de Rb., dat de aantekening bedoeld in art. 398 1.1. Sv. tegenover de betwisting van de juistheid daarvan geen bewijskracht heeft.
Art. 398 1.1. Sv., ter vereenvoudiging van het rechtsgeding bij het Kantongerecht bepalende, dat in de daar bedoelde gevallen de ter terechtzitting gedane afstand van rechtsmiddelen zal worden vermeld in de door den Kantonrechter te waarmerken aantekening van de opgelegde straf of maatregel op het dubbel van de dagvaarding of oproeping, heeft de strekking aan deze vermelding bewijskracht toe te kennen betreffende ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.