Rb. Midden-Nederland, 02-07-2020, nr. C/16/504475 / FA RK 20-3741
ECLI:NL:RBMNE:2020:2748
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
02-07-2020
- Zaaknummer
C/16/504475 / FA RK 20-3741
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2020:2748, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 02‑07‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Beschikking)
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2020-0219
Uitspraak 02‑07‑2020
Inhoudsindicatie
Rechterlijke machtiging verzocht voor de duur van twee jaar (artikel 24 e.v. Wzd). Rechtbank kan de machtiging slechts verlenen voor de duur van zes maanden. Er is geen sprake van een machtiging tot opname en verblijf volgend op een eerdere machtiging.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/504475 / FA RK 20-3741
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 2 juli 2020, naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot opname en verblijf voor de duur van twee jaar als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1963 te distrikt [naam distrikt] , Suriname,
wonende en verblijvende te [adres] , [postcode] , [woon-/verblijfplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.W. Veldhuijsen.
1. Procesverloop
1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 23 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 7 maart 2019;
- de aanvraag d.d. 2 juni 2020;
- de medische verklaring van 20 mei 2020, opgesteld en ondertekend door [A] , psychiater;
- een verklaring van de zorgaanbieder [naam verpleeghuis] , van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen d.d. 28 mei 2020;
- het zorgplan d.d. 29 mei 2020;
- een afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en benoemd;
- een verslag stemmingsonderzoek d.d. 26 oktober 2018 opgesteld [B] , psycholoog, [organisatie 1] ;
- een neuropsychologisch onderzoek d.d. 26 oktober 2015 opgesteld door [C] , GZ-psycholoog, [organisatie 2] .
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft vanwege de coronamaatregelen telefonisch plaatsgevonden op 2 juli 2020 in het gebouw van de rechtbank.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene en zijn advocaat mr. M.W. Veldhuijsen;
- mevrouw [D] , teamleider.
- mevrouw [E] , zorgvertegenwoordiger,
- de heer [F] , huisarts,
- de heer [G] , mentor.
Betrokkene, de teamleider, de zorgvertegenwoordiger en de huisarts waren in dezelfde ruimte. De overige personen bevonden zich in afzonderlijke ruimtes.
1.3.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan. De kennisgeving mondelinge uitspraak is per beveiligde mail aan de advocaat van betrokkene en aan de zorgaanbieder toegestuurd.
2. Beoordeling
2.1.
Betrokkene heeft verklaard dat het goed gaat met hem en dat hij vindt dat hij meer vrijheden kan en moet hebben. Daarnaast wil hij graag naar Amsterdam verhuizen, omdat zijn broers en zussen daar wonen.
2.2.
De mentor van betrokkene heeft naar voren gebracht dat hij betrokkene heeft aangemeld bij een zorginstelling in Amsterdam. Het betreft een open afdeling met eigen voorzieningen en intensieve begeleiding. Verder heeft de mentor verklaard achter de aanvraag van de rechterlijke machtiging te staan, want het is verstandig de machtiging achter de hand te hebben voor het geval betrokkene terugvalt in gebruik.
2.3.
De zorgvertegenwoordiger heeft namens de zorgaanbieder verklaard dat betrokkene erg verslavingsgevoelig is. In december 2019 en begin 2020 heeft betrokkene meerdere terugvallen in alcoholgebruik gehad. Verder ervaart betrokkene veel stress en onrust van de zitting. Om dit te voorkomen is de rechterlijke machtiging verzocht voor de duur van twee jaar. Ten slotte heeft de zorgvertegenwoordiger naar voren gebracht op zoek te zijn naar een geschikte plek voor betrokkene in Amsterdam.
2.4.
De advocaat heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene vindt dat er geen reden is voor een gedwongen opname. Subsidiair heeft de advocaat bepleit voor toewijzing van de rechterlijke machtiging voor de duur van zes maanden in plaats van de verzochte twee jaar. CIZ heeft het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging op 23 juni 2020 ingediend bij de rechtbank, terwijl de vorige machtiging afliep op 21 juni 2020. Er is dus geen sprake van een opvolgende machtiging.
2.5.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan de ziekte van Korsakov, die gelijkgesteld wordt met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap.
2.6.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.
2.7.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt.Betrokkene heeft intensieve begeleiding nodig bij de zelfzorg en bij zorg voor zijn leefomgeving. Hij heeft geen ziektebesef en geen inzicht in zijn eigen disfunctioneren. Betrokkene overschat zijn zelfredzaamheid en is van mening dat hij zelfstandig kan wonen en werken. Hierdoor kan betrokkene niet adequaat om hulp vragen als dat nodig is.
2.8.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.9.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.10.
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf.
2.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd.
De rechtbank overweegt voor wat betreft de geldigheidsduur van de machtiging als volgt.
Op grond van artikel 39, vierde lid Wzd heeft een machtiging tot opname en verblijf een geldigheidsduur van zes maanden. In het vijfde lid van dit artikel is bepaald dat indien een cliënt al op grond van een machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie verblijft, de rechter de eerstvolgende machtiging tot opname en verblijf kan verlenen met een geldigheidsduur van ten hoogste twee jaren ten aanzien van cliënten met een psychogeriatrische aandoening.
Betrokkene is tot en met 21 juni 2020 bij [naam verpleeghuis] opgenomen geweest op grond van een machtiging tot voortgezet verblijf ingevolge de Wet Bijzondere opneming psychiatrische ziekenhuizen. Het CIZ verzocht de rechtbank op 23 juni 2020 een rechterlijke machtiging af te geven voor betrokkene met een geldigheidsduur van twee jaar. Op het moment van indiening van het verzoek verbleef betrokkene niet (meer) met een rechterlijke machtiging in de accommodatie. Betrokkene is vervolgens van 22 juni 2020 tot de datum van deze beschikking, te weten 2 juli 2020, opgenomen geweest in de accommodatie zonder machtiging. Er is dan ook geen sprake van een machtiging tot opname en verblijf volgend op een eerdere machtiging, zodat geen toepassing kan worden gegeven aan hetgeen in artikel 39, vijfde lid Wzd is bepaald en een geldigheidsduur van ten hoogste twee jaren niet aan de orde is.
De rechtbank zal daarom de machtiging op grond van artikel 39, vierde lid Wzd verlenen voor de duur van zes maanden. De machtiging geldt aldus tot en met 2 januari 2021.
3. Beslissing
De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1963 te distrikt [naam distrikt] , Suriname,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 2 januari 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 2 juli 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. van den Boogaard, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. Y. van der Linden als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 14 juli 2020. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. | ||