Einde inhoudsopgave
Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2024
- Bronpublicatie:
29-01-2024, Stcrt. 2024, 3299 (uitgifte: 31-01-2024, regelingnummer: 5190227)
- Inwerkingtreding
01-02-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-01-2024, Stcrt. 2024, 3299 (uitgifte: 31-01-2024, regelingnummer: 5190227)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
1.
Het COA draagt zorg voor de centrale opvang van asielzoekers door erin te voorzien dat hen opvang wordt geboden in een opvangvoorziening.
2.
Tot de in het eerste lid bedoelde categorieën asielzoekers aan wie opvang wordt geboden behoren:
3.
Met de in het vorige lid bedoelde categorieën asielzoekers worden gelijkgesteld:
- a.
de vreemdeling wiens asielaanvraag binnen de procedure op het Aanmeldcentrum is afgewezen en ten aanzien van wie een daartoe strekkend en tijdig ingediend verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening om de behandeling van het beroeps- en hoger beroepsschrift in Nederland te mogen afwachten, is toegewezen;
- b.
een alleenstaande minderjarige vreemdeling wiens asielaanvraag binnen de procedure op het Aanmeldcentrum is afgewezen;
- c.
de vreemdeling aan wie de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 of 28 van de Vreemdelingenwet 2000, is verleend en die, met inachtneming van artikel 12, reeds in de centrale opvang verblijft, dan wel verblijft in de handhavings- en toezichtlocatie in afwachting van het betrekken van woonruimte in een gemeente;
- d.
de vreemdeling die een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 heeft ingediend onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid indien sprake is van gezinshereniging met een asielzoeker aan wie met toepassing van deze regeling opvang wordt geboden;
- e.
de vreemdeling die niet in een opvangvoorziening verblijft als bedoeld in artikel 1 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, en die in het bezit wordt gesteld van een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd, of in het bezit wordt gesteld van een asielgerelateerde verblijfsvergunning, vanaf het moment van vergunningverlening tot het moment waarop passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden gerealiseerd, tenzij de vreemdeling reeds van overheidswege in een opvangvoorziening is gehuisvest;
- f.
de vreemdeling wiens uitzetting op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 achterwege blijft, met uitzondering van de vreemdeling die in afwachting is van de definitieve beslissing op zijn verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 en die niet een uitgeprocedeerde asielzoeker is en die evenmin een vreemdeling is die in afwachting is van de uitspraak in hoger beroep in zijn asielprocedure;
- g.
De vreemdeling aan wie in verband met het onderzoek naar de feitelijke toegankelijkheid van de noodzakelijke zorg in zijn land van herkomst voorlopig uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend in afwachting van de definitieve beslissing op zijn verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000;
- h.
de vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft, als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f of h van de Vreemdelingenwet 2000, en zich, naar het oordeel van Onze Minister, feitelijk in dezelfde situatie bevindt als bedoeld in artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000;
- i.
de vreemdeling op wie een besluit als bedoeld in artikel 45, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is;
- j.
de vreemdeling op wie een besluit als bedoeld in artikel 45, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is;
- k.
de vreemdeling aan wie binnen de procedure op het Aanmeldcentrum een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 wordt verstrekt;
- l.
de uitgenodigde vluchteling, ook en indien reeds binnen de procedure op het Aanmeldcentrum een verblijfsvergunning is verleend;
- m.
de vreemdeling wiens asielaanvraag is afgewezen en die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 op grond van een door de president van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens getroffen voorlopige maatregel (‘interim measure’) waarin is bepaald dat de vreemdeling vooralsnog niet mag worden uitgezet;
- n.
de uitgeprocedeerde asielzoeker of de vreemdeling die in afwachting is van de uitspraak in hoger beroep in zijn asielprocedure met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000, die voorafgaand aan de indiening van een aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 onder de beperking ‘medische behandeling’ zijn complete en actuele medische gegevens heeft overgelegd;
- o.
de uitgeprocedeerde asielzoeker aan wie een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 onder de beperking ‘verblijf voor het ondergaan van medische behandeling’ of ‘verblijf vanwege medische noodsituatie’ is verleend op basis van voorafgaand aan de aanvraag overgelegde complete en actuele medische gegevens;
- p.
de uitgeprocedeerde asielzoeker of de vreemdeling die in afwachting is van de uitspraak in hoger beroep in zijn asielprocedure met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000, die voorafgaand aan de aanvraag om verblijf op medische gronden zijn complete en actuele medische gegevens heeft overgelegd;
- q.
de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder m, van de Vreemdelingenwet 2000;
- r.
de vreemdeling die in het bezit is gesteld van een machtiging tot voorlopig verblijf als bedoeld in artikel 1a, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 en voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, tweede lid, van die wet;
- s.
de vreemdeling aan wie op grond van de Afsluitingsregeling Definitieve Regeling langdurig verblijvende kindereneen verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend.
4.
Het COA draagt zorg voor de centrale opvang van andere categorieën vreemdelingen, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, na een verzoek hiertoe van Onze Minister.