Rb. Arnhem, 09-07-2007, nr. 07/355F, 07/356F en 07/357F
ECLI:NL:RBARN:2007:BB6630
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
09-07-2007
- Zaaknummer
07/355F, 07/356F en 07/357F
- LJN
BB6630
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2007:BB6630, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 09‑07‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 09‑07‑2007
Inhoudsindicatie
Omzetting surseance van betaling naar faillissement in plaats van Wsnp. Boedelschulden (in faillissement van VOF waarvan verzoekers/schuldenaren vennoot waren) en schone lei.
Partij(en)
Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Insolventienummers: 07/355 F, 07/356 F en 07/357 F / rd
Datum beschikking: 9 juli 2007
Beschikking verzoek intrekking surseance van betaling onder gelijktijdige faillietverklaring
in de surseance van betaling van
de vennootschap onder firma [naam, adres en inschrijfnr. KvK]
en haar vennoten
[vennoot 1] en
[vennoot 2],
nader te noemen de schuldenaren.
De beoordeling
De waarnemend bewindvoerder heeft een verzoek gedaan tot intrekking van de surseance van betaling onder gelijktijdige faillietverklaring van de schuldenaren.
Uit het verzoek blijkt dat de schuldenaren met het desbetreffende verzoek instemmen en afzien van het recht hierop te worden gehoord.
Uit het verzoek van de bewindvoerder en uit voornoemd verhoor in raadkamer blijkt voldoende duidelijk dat het vooruitzicht niet bestaat dat de schuldeisers na verloop van tijd zullen kunnen worden bevredigd, en dat de staat van de boedels zodanig is, dat de schuldenaren verkeren in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
Uit de correspondentie van de bewindvoerder blijkt dat de vennoten een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zouden willen doen. Op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad (14 oktober 2005, JOR 2005/308) is het niet mogelijk om een faillissement dat uit een surseance van betaling voortvloeit in een schuldsaneringsregeling om te zetten. In dit geval is omzetting van de surseance van betaling van de vennoten in een schuldsaneringsregeling niet wenselijk. Het is immers zeer wel mogelijk dat in het hierna uit te spreken faillissement van de VOF boedelschulden ontstaan die niet uit de boedel voldaan kunnen worden. De vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor deze niet betaalde boedelschulden, maar deze zullen niet onder een – eventuele – schone lei van de schuldsaneringsregeling vallen. Het risico bestaat dat de vennoten na een succesvolle schuldsaneringsregeling aansprakelijk blijven voor onbetaalde boedelschulden van het faillissement van de vennootschap onder firma. Daarnaast is het niet mogelijk om op korte termijn te beslissen over het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling van de vennoten, terwijl de aanwezigheid van werknemers maakt dat haast geboden is. Reden voor het niet op korte termijn kunnen beslissen is dat het in dienst hebben van werknemers tijdens de schuldsaneringsregeling steeds tot het ontstaan van nieuwe schulden leidt in verband met de loonverplichtingen. Bovendien ontbreekt de tijd om het onderzoek naar aanwezigheid van afwijzingsgronden als genoemd in art. 288 Faillissementswet te doen. Om deze redenen wordt vastgelegd dat vennoten – in weerwil van genoemde jurisprudentie en voor zover later blijkt dat de boedelschulden uit het boedelsaldo voldaan kunnen worden – het recht behouden om omzetting van het faillissement in een schuldsaneringsregeling te verzoeken.
In het verzoekschrift is het verzoek gedaan om toepassing van artikel 63a Faillissementswet. Dit verzoek kan worden toegewezen.
De rechtbank overweegt dat de faillissementen een hoofdinsolventieprocedure (artikel 3 lid 1 IVO) betreffen.
De beslissing:
De rechtbank:
trekt in de aan de schuldenaren verleende surseance van betaling onder gelijktijdige faillietverklaring van de schuldenaren;
benoemt tot rechter-commissaris het lid van deze rechtbank
mr. B.J. Engberts;
stelt aan tot curator mr. C.W. Houtman, Postbus 1126, 6501 BC Nijmegen;
geeft last aan de curator tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen;
bepaalt dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op tot de boedels .
behorende goederen of tot opeising van goederen die zich in de macht van de gefailleerden of de curator bevinden voor een periode van twee maanden niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechter-commissaris.
bepaalt dat deze beschikking onmiddellijk door de griffier wordt aangekondigd in de Staatscourant.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. Verspui, rechter, op 9 juli 2007 te 16.30 uur.
de griffier de rechter