NJ 1939/1011
Een aannemer cedeert zijne vordering op den aanbesteder, oorspr. gedaagde (verweerder in cassatie) op 3 Augustus 1934 aan eischer tot cassatie (oorspr. eischer), welke overdracht eerst op 18 Juli 1935 aan verweerder is beteekend. Op 20 Maart 1935 heeft verweerder van de onderaannemers eene vordering op den aannemer overgenomen, welke overdracht op 23 Maart 1935 aan den aannemer is beteekend. Kan verweerder zich tegenover eischer op compensatie beroepen? Rechtb.: neen. Hof: ja. Cassatieberoep verworpen.
HR 31-03-1939, ECLI:NL:HR:1939:228, m.nt. Prof. Mr. Paul Scholten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 maart 1939
- Magistraten
Mrs. Visser, van Gelein Vitringa, Fick, Nypels, Meckmann
- Zaaknummer
[31031939-/NJ_1939-1011]
- Conclusie
Mr. Berger
- Noot
Prof. Mr. Paul Scholten
- JCDI
JCDI:ADS163843:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1939:228, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑03‑1939
- Wetingang
(BW art. 668, 1467.)
Essentie
Een aannemer cedeert zijne vordering op den aanbesteder, oorspr. gedaagde (verweerder in cassatie) op 3 Augustus 1934 aan eischer tot cassatie (oorspr. eischer), welke overdracht eerst op 18 Juli 1935 aan verweerder is beteekend. Op 20 Maart 1935 heeft verweerder van de onderaannemers eene vordering op den aannemer overgenomen, welke overdracht op 23 Maart 1935 aan den aannemer is beteekend. Kan verweerder zich tegenover eischer op compensatie beroepen? Rechtb.: neen. Hof: ja. Cassatieberoep verworpen.
Samenvatting
Verweerder mocht, krachtens den regel van art. 668, tweede lid, B. W., toen hij in Maart 1935 de vordering op den aannemer verwierf ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.