Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Indonesië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Protocol
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2017
- Bronpublicatie:
30-07-2015, Trb. 2015, 121 (uitgifte: 10-08-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-07-2017, Trb. 2017, 100 (uitgifte: 07-07-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
Bij de ondertekening van het Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, heden tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Indonesië gesloten, zijn de ondergetekenden overeengekomen, dat de volgende bepalingen een integrerend deel van het Verdrag vormen.
Algemeen
Met inachtneming van mogelijke voorbehouden, opmerkingen of standpunten, naargelang van het geval, bij of ten aanzien van het OESO model belastingverdrag of het commentaar daarbij van een van de twee Staten, leggen de beide Staten de bepalingen van het Verdrag die gelijk zijn of in hoofdzaak gelijk zijn aan de bepalingen van het OESO-model belastingverdrag inzake dubbele belasting naar het inkomen en naar het vermogen uit overeenkomstig het commentaar van de OESO op deze bepalingen op het tijdstip van ondertekening van het Verdrag en overeenkomstig latere wijzigingen ter verduidelijking van dit commentaar van de OESO. De beide Staten leggen met name het in het Verdrag gebezigde begrip ‘uiteindelijk gerechtigde’ uit overeenkomstig de uitlegging daarvan die door de OESO is gepubliceerd op het tijdstip van ondertekening van het Verdrag en overeenkomstig latere wijzigingen ter verduidelijking van een dergelijke uitlegging door de OESO.
I. Ad artikel 3, eerste lid, letter e
In geval een lichaam dat in een Staat voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld en als zodanig aan belasting wordt onderworpen, doch het inkomen van dat lichaam in de andere Staat als inkomen van de gerechtigden tot dat lichaam wordt belast, nemen de bevoegde autoriteiten zodanige maatregelen dat aan de ene kant geen dubbele belasting resteert, doch aan de andere kant voorkomen wordt dat slechts als een gevolg van de toepassing van het Verdrag inkomsten (deels) niet aan belasting worden onderworpen.
II. Ad artikel 4
Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een werkelijke woonplaats in een van de Staten te hebben, wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waarin het schip zijn thuishaven heeft.
III. Ad artikel 5, derde lid
Het is wel verstaan dat vertegenwoordigingen die in Indonesië werkzaam zijn op grond van een vergunning die is afgegeven door het Indonesische Ministerie van Financiën of het Indonesische Ministerie van Handel, geen vaste inrichting vormen, tenzij zij andere zakelijke werkzaamheden uitoefenen dan die welke van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheid hebben.
IV. Ad artikel 7
Indien een onderneming van een van de beide Staten in de andere Staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting worden, voor de toepassing van artikel 7, eerste en tweede lid, de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis van de vergoedingen die aan de werkelijke werkzaamheden van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening zijn toe te rekenen. Met name bij overeenkomsten betreffende het toezicht op, de levering, installatie of constructie van nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting of gebouwen alsmede bij openbare werken, worden, indien de onderneming een vaste inrichting heeft, de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale bedrag van de overeenkomst, maar slechts op basis van dat deel van de overeenkomst dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd. De voordelen die betrekking hebben op dat deel van de overeenkomst dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming, zijn slechts belastbaar in de Staat waarvan de onderneming inwoner is.
V. Ad artikel 7
Bij de toepassing van artikel 7, derde lid, wordt geen aftrek toegestaan ter zake van bedragen — met uitzondering van die wegens werkelijk gemaakte kosten — die door het hoofdkantoor van de onderneming of een van haar andere kantoren aan de vaste inrichting in rekening worden gebracht als royalty's, vergoedingen of andere soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of als commissieloon voor bepaalde diensten of voor het geven van leiding, dan wel, behalve in het geval van een onderneming die het bankbedrijf uitoefent, als interest op gelden die aan de vaste inrichting ter beschikking zijn gesteld. Evenmin wordt bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting rekening gehouden met zodanige bedragen — met uitzondering van die wegens werkelijk gemaakte kosten — die door de vaste inrichting aan het hoofdkantoor van de onderneming of een van haar andere kantoren in rekening worden gebracht.
VI. Ad artikel 9
Het is echter wel verstaan, dat de omstandigheid dat gelieerde ondernemingen overeenkomsten hebben afgesloten, zoals overeenkomsten tot verdeling van kosten of algemene dienstverleningsovereenkomsten, voor of gebaseerd op de toerekening van de kosten van de leiding, de algemene beheerskosten, de technische en zakelijke kosten, kosten voor onderzoek en ontwikkeling en andere soortgelijke kosten, op zichzelf geen voorwaarde is als bedoeld in artikel 9, eerste lid.
VII. Ad artikel 11, derde lid, iii
Een financiële instelling zoals vermeld in artikel 11, derde lid, iii, omvat in het bijzonder: de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden NV en de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden NV.
VIII. Ad artikelen 10, 11 en 12
1
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van de artikelen 10, 11 en 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
2
Het is wel te verstaan dat er geen onderlinge overeenstemming over de wijze van toepassing van de artikelen 10, 11 en 12 vereist is voor de toepassing van deze artikelen.
IX. Ad artikel 12
Met betrekking tot artikel 12, derde lid, omvat de uitdrukking technische diensten studies of onderzoeken van wetenschappelijke, geologische of technische aard, bouwcontracten met inbegrip van de daarbij behorende blauwdrukken, en diensten van raadgevende of toezichthoudende aard.
X. Ad artikel 28
Het is te verstaan dat, niettegenstaande de vierde volzin van artikel 28, eerste lid, deze personen of autoriteiten van de ontvangen inlichtingen gebruik mogen maken voor de heffing van elke nationale belasting en in het geval van Nederland alsmede van sociale zekerheid.
XI. Ad artikel 28
De bepalingen van artikel 28 zijn dienovereenkomstig van toepassing op inlichtingen die naar verwachting van belang zijn voor de tenuitvoerlegging van inkomensafhankelijke regelingen indien de Nederlandse belastingadministratie verantwoordelijk is voor de uitvoering en naleving van dergelijke inkomensafhankelijke regelingen. Inlichtingen die uit hoofde van dit Protocol worden verkregen worden uitsluitend gebruikt ten behoeve van het innen van bijdragen, toekennen van voordelen of vaststellen van de omvang van deze bijdragen en voordelen die voortvloeien uit inkomensafhankelijk regelingen.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN te Jakarta, op 29 januari 2002, in twee originelen, elk in de Nederlandse, de Indonesische en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie tussen de Nederlandse en de Indonesische tekst is de Engelse tekst doorslaggevend.