Warenwetbesluit honing
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 05-12-2003
- Bronpublicatie:
20-11-2003, Stb. 2003, 492 (uitgifte: 04-12-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-12-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2003, Stb. 2003, 492 (uitgifte: 04-12-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
De waren, krachtens § 3 aangeduid als honing, bloemenhoning, nectarhoning, honingdauwhoning, raathoning, raatbrokken in honing, brokhoning, lekhoning, slingerhoning, pershoning of gefilterde honing voldoen aan de volgende vereisten:
- a.
de waar heeft een normale geur en smaak;
- b.
de waar vertoont geen begin van gisting;
- c.
de waar is zoveel mogelijk vrij van organische of anorganische vreemde bestanddelen;
- d.
de waar is niet op zodanige wijze verwarmd dat de natuurlijke enzymen zijn vernietigd of in aanzienlijke mate onwerkzaam zijn gemaakt;
- e.
de zuurtegraad van de waar is niet kunstmatig gewijzigd; en
- f.
aan de waar zijn geen pollen noch enig ander bestanddeel dat specifiek is voor honing onttrokken, tenzij dit bij het verwijderen van vreemde anorganische of organische stoffen onvermijdelijk is.
2.
Het eerste lid, onder f, is niet van toepassing op de krachtens § 3 als gefilterde honing aangeduide waar.
3.
De krachtens § 3 als bakkershoning aangeduide waar voldoet aan de volgende eisen:
- a.
de waar is zoveel mogelijk vrij van organische of anorganische vreemde bestanddelen; en
- b.
de zuurtegraad van de waar is niet kunstmatig gewijzigd.