NJB 2021/855:Aanvang termijn bezwaarschrift tegen de kennisgeving dat vervangende hechtenis wordt toegepast: de bezwaartermijn van veertien dagen vangt aan na de rechtsgeldige betekening – d.w.z.: de betekening overeenkomstig art. 36e Sv – van de kennisgeving dat vervangende hechtenis wordt toegepast; zie art. 6:6:23 lid 1 Sv. Uit niets vloeit voort dat van een andere ingangsdatum van de bezwaartermijn moet worden uitgegaan in het geval de betekening niet ertoe leidt dat de kennisgeving de veroordeelde bereikt of de inhoud daarvan niet te zijner kennis is gekomen. Niet relevant is dus het moment waarop de veroordeelde daadwerkelijk van de kennisgeving op de hoogte is geraakt. Een en ander geldt ook voor het equivalent van de bezwaarschriftenprocedure in het jeugd- en jongvolwassenenstrafrecht als vervat in art. 6:6:23 Sv. De Hoge Raad zet uiteen dat de wet voorziet in verschillende voorschriften die beogen de veroordeelde zoveel mogelijk ervan op de hoogte te brengen dat hij tot een taakstraf is veroordeeld of dat hij bij de tenuitvoerlegging daarvan in verzuim is