NJB 2013/201:Onrechtmatige overheidsdaad. Overschrijding beslistermijn. Een huurder van een Amsterdams pand vraagt op 28 november 2006 een vergunning aan voor de uitoefening van het prostitutiebedrijf in het pand. De burgemeester vraagt een Bibobadvies en ontvangt dat op 25 juli 2007. Bij besluit van 4 september 2007 verleent hij de vergunning. De huurder en de verhuurder van het pand vorderen schadevergoeding wegens overschrijding van de wettelijke beslistermijn. HR: 1. Maatstaf. De enkele omstandigheid dat een bestuursorgaan een besluit neemt met overschrijding van de wettelijke beslistermijn, is onvoldoende voor het oordeel dat aansprakelijkheid bestaat voor schade. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig die meebrengen dat het bestuursorgaan in strijd handelt met de in het maatschappelijk verkeer jegens een belanghebbende in acht te nemen zorgvuldigheid. 2. Wettelijke beslistermijn. Opschorting. De wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, wordt opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het Bibob-advies is gevraagd en eindigt met de dag waarop dit advies is ontvangen, zij het maximaal voor acht weken. Voor die opschorting is geen nadere handeling van de gemeente noodzakelijk. 3. Benadeelde. Belanghebbende. Voor aansprakelijkheid jegens een benadeelde bij overschrijding van een (wettelijke) beslistermijn, is niet vereist dat de benadeelde belanghebbende is in de zin van de Awb. 4. Causaal verband. Als de (niet benutte) mogelijkheid om de beslistermijn op grond van art. 1.5 lid 2 APV te verlengen al niet in de weg staat aan het aannemen van onrechtmatigheid van de termijnoverschrijding, kan in ieder geval niet zonder meer worden uitgegaan van causaal verband, aangezien de schade ook zou zijn ontstaan indien (en voor zover) de gemeente die mogelijkheid wel zou hebben benut