NJ 1914, p. 545
HR, 27-02-1914
HR 27-02-1914, ECLI:NL:HR:1914:140
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27 februari 1914
- Magistraten
Jhr. Mr. S. Laman Trip. Raden: Mrs. C. Krabbe; B. C. J. Loder; J. A. A. Bosch; A. P. L. Nelissen.
- Zaaknummer
[27021914/NJ_1914,_p._545]
- Conclusie
Mr. R. B. Ledeboer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS147149:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1914:140, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑02‑1914
- Wetingang
(BW art. 1196.)
Samenvatting
Eischeres in eersten aanleg, die de vordering, welke zij in rechte geldend wilde maken, tijdens den loop van het geding in pand gaf, bleef na die in-pandgeving wel bevoegd om. den met pandrecht bezwaarden eigendom harer vordering desverkiezende aan anderen over te dragen, doch was niet meer bevoegd om, hetzij het bedrag der inschuld van den schuldenaar te vorderen, hetzij eigenmachtig de hoegrootheid der inschuld in een met den schuldenaar gevoerd geding te doen vaststellen; met laatstgenoemde bevoegdheid zou aan den pandgever een niet te rechtvaardigen middel zijn gegeven om door te groote inschikkelijkheid tegenover den schuldenaar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.