Einde inhoudsopgave
Wet bescherming Antarctica
Artikel 16
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2010
- Bronpublicatie:
25-03-2010, Stb. 2010, 142 (uitgifte: 01-04-2010, kamerstukken: 31953)
- Inwerkingtreding
01-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-06-2010, Stb. 2010, 231 (uitgifte: 22-06-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Gebiedsbescherming
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De aan een vergunning te verbinden voorschriften kunnen voorts in ieder geval inhouden:
- a.
dat daarbij aangegeven metingen, berekeningen en tellingen worden verricht ter bepaling van de mate waarin de activiteit nadelige gevolgen voor het Antarctisch milieu veroorzaakt;
- b.
dat in een mate als bij het voorschrift aangegeven, onderzoek wordt verricht naar mogelijkheden tot verdergaande bescherming van het Antarctisch milieu dan waarin de andere aan de vergunning verbonden voorschriften voorzien;
- c.
dat de uitkomsten van daarbij aangegeven metingen, berekeningen en tellingen of onderzoeken worden geregistreerd en bewaard dan wel worden gemeld of ter beschikking gesteld van Onze Ministers;
- d.
dat wordt voldaan aan daarbij aangegeven eisen ten aanzien van de vakbekwaamheid van de organisator of in verband met de uitvoering van een activiteit werkzame personen;
- e.
dat aan deelnemers en voor een organisator in verband met de uitvoering van een activiteit werkzame personen schriftelijk instructies worden gegeven om handelen in strijd met de vergunning of de daaraan verbonden voorschriften tegen te gaan en dat toezicht wordt gehouden op het naleven van die instructies;
- f.
dat degene aan wie de vergunning is verleend, financiële zekerheid stelt voor het nakomen van krachtens de vergunning voor hem geldende verplichtingen en ter dekking van zijn aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit door de betrokken activiteit veroorzaakte nadelige gevolgen voor het Antarctisch milieu.
2.
Bij een voorschrift als bedoeld in het eerste lid, onder f, geven Onze Ministers ten minste aan het bedrag waarvoor en de termijn gedurende welke de zekerheid in stand moet worden gehouden, alsmede de voorwaarden waaraan moet worden voldaan alvorens de verplichting kan komen te vervallen.
3.
Bij een voorschrift als bedoeld in het eerste lid, onder f, kunnen nadere eisen worden gesteld voor gevallen waarin aan de verplichting uitvoering wordt gegeven door het sluiten en in stand houden van een verzekering. Daarbij wordt rekening gehouden met hetgeen redelijkerwijs door verzekering kan worden gedekt.
4.
Indien een voorschrift als bedoeld in het eerste lid, onder f, aan een vergunning is verbonden, kunnen Onze Ministers bij het niet nakomen door de houder van de vergunning van een krachtens de vergunning voor hem geldende verplichting waarvoor financiële zekerheid is gesteld, bepalen tot welk bedrag zij verhaal zullen nemen op de gestelde zekerheid. Onze Ministers kunnen het te verhalen bedrag invorderen bij dwangbevel.