type:coll: 613.
Rb. Noord-Nederland, 18-10-2017, nr. C/17/157358 / KGZA 17-253
ECLI:NL:RBNNE:2017:5251
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
18-10-2017
- Zaaknummer
C/17/157358 / KGZA 17-253
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2017:5251, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 18‑10‑2017; (Kort geding)
Uitspraak 18‑10‑2017
Inhoudsindicatie
Executiegeschil, Schorsing tenuitvoerlegging, Maatstaf, Nieuw feit na uitspraak in eerder aanleg. Zwaarwegend belang.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/157358 / KG ZA 17-253
Vonnis in kort geding van 18 oktober 2017
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaten mrs. J.S. Knot en M. Dijsselhof te Groningen,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.R. Gans te Groningen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding;
- -
de mondelinge behandeling op 10 oktober 2017;
- -
de pleitnotitie van de zijde van [eiser] ;
- -
de pleitnotitie van de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag aan wie hotel/restaurant " [naam restaurant 1] ", gelegen aan de [adres 2] [plaats] (hierna: [naam restaurant 1] ), toekomt. Beide partijen stellen zich op het standpunt dat zij [naam restaurant 1] hebben gekocht van de erven van de heer [naam1] (hierna: [naam1] ).
2.2.
Het geschil tussen partijen heeft geleid tot een procedure die bij deze rechtbank aanhangig is gemaakt onder zaak-/rolnummer C/17/139640 / HA ZA 15-20. De rechtbank heeft in deze zaak op 6 juli 2016 een tussenvonnis en op 23 augustus 2017 een eindvonnis gewezen.
2.3.
In het eindvonnis heeft de rechtbank [eiser] in reconventie onder meer tot het volgende veroordeeld:
"3.4. veroordeelt [eiser] om uiterlijk drie dagen voor het verlijden van de akte van levering van [naam restaurant 1] door [naam1] c.s. aan [gedaagde] [naam restaurant 1] met de zijnen te ontruimen, waarbij geldt dat [gedaagde] de datum van het verlijden van de betreffende leveringsakte uiterlijk twee weken voor die datum ordentelijk en schriftelijk aan [eiser] dient mee te delen en dat de datum van het verlijden van de betreffende leveringsakte niet mag liggen binnen een termijn van zes weken na betekening van dit vonnis;
3.5.
veroordeelt [eiser] om alles na te laten wat de levering van [naam restaurant 1] aan [gedaagde] belemmert;
3.6.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 5.000,- per afzonderlijke veroordeling voor iedere dag dat hij in gebreke blijft aan het onder 3.3., 3.4. of 3.5. bepaalde te voldoen, tot een maximum van € 100.000,- per afzonderlijke veroordeling is bereikt"
2.4.
[gedaagde] heeft het eindvonnis op 31 augustus 2017 aan [eiser] laten betekenen.
2.5.
[naam5] , de zoon van partijen (hierna: [naam5] ), heeft op 19 september 2017 een schriftelijke verklaring gegeven, die - voor zover hier van belang - het volgende inhoudt:
"Reden van verklaring
De reden van dit schrijven is dat ik mijn kant van het verhaal van wat zich op 4 januari 2014 heeft voorgedaan, en de context waarin dit gebeurde, graag goed op papier wil zetten. Omdat ik die bewuste dag het gesprek heb gefaciliteerd wordt mijn naam veelvuldig genoemd en wordt mijn 'mening' mogelijk aangehaald. Ik vind het belangrijk dat mijn mening, en perceptie op die dag, goed gedocumenteerd is zodat daar geen misverstand over kan bestaan en er geen mogelijkheid bestaat om deze te verdraaien. Ik wil hiermee dus transparantie bieden naar beide partijen.
Daarbij vind ik het belangrijk, nu er zoveel op het spel staat, dat een eventueel oordeel van de rechter op zo volledig mogelijke informatie kan worden gemaakt. Ik heb geprobeerd met mijn ouders de grondbeginselen te leggen voor een oplossing van de gehele situatie waarbij wij allemaal gelukkig kunnen worden. Achteraf kan helaas gesteld worden dat deze inspanningen niet het gewenste effect hebben gehad.
(…) Ik wil hiermee voor eens en voor altijd mijn verhaal vertellen over de gebeurtenissen en intenties van die bewuste dag en het daarbij laten.
Het is voor mij lang gelden, in de afgelopen vier jaar is er veel gebeurd in mijn leven. Daarbij komt dat ik de gebeurtenissen rondom deze dag ook wat heb verdrongen. Veel details, met name op deze bewuste dag zijn mij daardoor niet meer volledig bekend.
Ik heb dit naar eer en geweten opgeschreven met een objectieve blik en van uit de intentie van die dag, zonder partij te kiezen. Mocht het zo zijn dat er aanvullende vragen zijn op dit stuk dan zal ik die enkel beantwoorden wanneer ik wordt opgeroepen door de rechtbank en deze op dat moment worden gesteld.
(…)
De dag van 4 januari
(…) De dag van 4 januari begon voor mij, (…) als een grote verassing toen mijn moeder en [naam2] plotseling op de stoep stonden om mij 'op te komen halen'. Zij wensten direct opvolging te geven aan mijn verzoek en deze middag nog op [plaats] bij elkaar te komen. (…) Ik heb toen mijn vader op de hoogte gesteld dat we die middag (4januari) nog bij elkaar moesten komen om tot een oplossing te komen. (…)
Ik heb hem toen laten weten dat het gesprek aan de keukentafel bij mijn oma plaats zou vinden die middag. Door het snelle handelen zijn we - in tegenstelling tot mijn initiële voorwaarde en bovenstaande verzoek van mijn vader - er niet meer aan toe gekomen om een notaris bij deze gesprekken te betrekken. Ik heb mijn vader toen kunnen overtuigen dat het 5 over 12 was en dat we echt geen tijd konden verkwisten door te wachten op een notaris. Terugkijkende was het wellicht ietwat hals over kop, en hadden we misschien iets meer tijd moeten nemen om ons voor te bereiden en iemand met een juridische achtergrond er bij moeten betrekken. Echter, denk ik dat er niet een perfect scenario voor een dergelijk gesprek bestaat, zeker niet met de druk waar we toen onder opereerden.
Eerste gesprek 4 januari
Desalniettemin zijn we toch een gesprek aangegaan in het bijzijn van mijn moeder, vader en mijzelf. Ik kan mij niet meer goed herinneren of mijn oma hier ook bij aanwezig was. Tijdens dit gesprek hebben we een initiële opzet gemaakt om 'er uit' te komen. Ik heb het gespreksverslag op hoofdlijnen bijgehouden op een geblokt papier, in lijn met wat we dat die middag bespraken. Er werd het volgende mee bedoeld:
Met beslagen opheffen is bedoeld dat als onderdeel van de overeenkomst alle procedures, beslagen en overige conflicten zouden worden opgeheven.
In dit document was het de bedoeling dat [naam restaurant 1] , pensioenen, de [adres 3] en de grond naast de Rabobank aan mijn vader zouden worden toebedeeld. Dit terwijl de woonboot, de garage, de [adres 4] en het stukje grond op Curaçao aan mijn moeder zouden worden toebedeeld.
De pensioen polis van mijn vader zou garant staan voor de [adres 3] met bijbehorende schulden en eventuele restschuld.
Ik weet niet meer zeker wat er met 'helft winst verkoop [adres 3] compensatie garage' is bedoeld maar ik ga er vanuit dat mijn moeder nog 50% van de eventuele overwaarde van de [adres 3] zou ontvangen.
Ik weet niet meer wat er met EUR130.000 opgeheven is bedoeld.
Ik weet niet meer wat er met EUR 225.000 en EUR400.000 'uit de lucht' is bedoeld.
Met woonboot hypotheek vrij bedoelde we dat mijn moeder de woonboot vrij van hypotheek diende te ontvangen van mijn vader
Met notaris waakt over pensioenen is bedoeld dat deze onder beheer van een notaris zouden worden gesteld als zekerheid voor de [adres 3] .
Na afloop van de eerste sessie had ik met mijn vader een overeenkomst bereikt, of althans, heeft hij zijn handtekening gezet onder het conceptvoorstel dat ik had gemaakt. Deze heb ik om 18:28 per email met beide partijen gedeeld om transparantie te kunnen bieden (zie bijlage A). Mijn moeder was met deze overeenkomst (nog) niet akkoord en wenste dit in ieder geval voor te leggen aan [naam2] . Als ik het mij goed herinner hebben mijn moeder en ik toen het gesprek voortgezet terwijl mijn vader terug is gegaan naar [naam restaurant 2] . We hadden de afspraak gemaakt om 20:00 weer bij elkaar te komen in [naam restaurant 2] om een vervolg te geven aan ons eerste gesprek. Ik kan mij niet goed herinneren wat er in de tussentijd exact heeft plaatsgevonden en in welke setting, maar in ieder geval heeft mijn moeder toen de mogelijkheid gehad om dit met [naam2] te overleggen. Hieruit is gebleken dat zij niet met dit voorstel akkoord zou gaan. Er is hier dus nooit sprake geweest van een collectieve overeenkomst.
Tweede gesprek 4 januari
Ondanks dat mijn moeder niet akkoord kon gaan met het eerste voorstel had ik goede moed dat we er alsnog uit zouden kunnen komen. We waren immers dichterbij dan dat we de afgelopen jaren waren geweest, al was het alleen maar omdat zowel mijn moeder en vader samen aan de keukentafel zaten en een open gesprek konden voerden.
Het tweede gesprek vond plaats in [naam restaurant 2] aan de tafel om de hoek in het restaurant, het dichts bij de receptie. (…) Het gesprek vond zover ik het mij goed kan herinneren in eerste instantie plaats met ons drieën. Later heeft [naam2] zich bij ons gevoegd.
(…)
De toon van het gesprek was anders dan in het eerste gesprek, het uitgangspunt was in dit gesprek dat mijn vader [naam restaurant 1] zou overdragen aan mijn moeder en van het eiland zou vertrekken om een nieuw leven te beginnen met [naam3] . (…)
Na lang overleg hebben we afgesproken dat mijn vader [naam restaurant 1] over zou dragen aan mijn moeder, uiteraard onder een aantal voorwaarden zoals beschreven in de uiteindelijke handgeschreven overeenkomst die is opgemaakt door mijn moeder (Zie bijlage B) en onder begeleiding van notaris Harms moest worden uitgewerkt. Dit handgeschreven gespreksverslag op een blanco A4 is vervolgens, als ik het mij goed herinner, door mijn moeder op de computer uitgewerkt en is door zowel mijn moeder, mijn vader als mijzelf ondertekend met als doel een einde te maken aan de situatie. Hiermee hebben wij naar mijn mening een overeenkomst bereikt die je het beste kunt vergelijken met een soort van 'memorandum van overeenstemming'. Ik weet niet zeker of dat het goede Nederlandse woord is. In het Engels bedoel ik hiermee een Memorandum of Understanding. Voor het gemak zal ik verder refereren aan de overeenkomst.
Een dergelijke overeenkomst gebruik ik ook vaak op werk wanneer we bijvoorbeeld in een partnership treden met een andere partij. Hierin wordt initieel op hoofdlijnen overeengekomen wat beide partijen hebben afgesproken in de initiële commerciële gesprekken en van elkaar verwachten. Vervolgens wordt dit vanuit verschillende disciplines beoordeeld op haalbaarheid en de beste manieren om dat te realiseren. Met de uitkomsten van deze beoordeling wordt vervolgens mogelijk invulling gegeven aan de gemaakte afspraken.
Met de specificaties van deze overeenkomst werd, zover ik mij dat kan herinneren het volgende bedoeld:
"Alle procedures / beslagleggingen en vorderingen tussen [gedaagde] en [eiser] worden opgeheven onder de volgende voorwaarden." Net als in het document van eerder die dag, is het grondbeginsel en absoluut vereiste van deze overeenkomst geweest dat alle procedures, beslagleggingen en vorderingen tussen beide partijen zouden worden opgeheven zodat beide partijen in rust en vrede aan een nieuwe toekomst konden werken.
" [gedaagde] koopt [naam restaurant 1] vrij van huur en levert door een BZ. [eiser] verlaat het eiland en bemoeid zich niet meer met [naam restaurant 1] . Nadere afspraken worden tussen [gedaagde] en BZ gemaakt." Omdat deze afspraak is gedocumenteerd zonder aanwezigheid van iemand met een juridische achtergrond laat de formulering denk ik wat te wensen over als je er kritisch naar kijkt. Daarom was het ook nodig dat beide partijen onder begeleiding van Harms de juridische en praktische invulling zouden bepalen en zorgen voor uitwerking zoals beschreven in de overeenkomst. Ik kan mij niet goed herinneren onder welke voorwaarden dit plaats zou vinden en van wie het gekocht zou moeten worden. Tot op heden zijn hierover tussen mijn moeder en mij geen afspraken gemaakt. Dit is ook logisch gezien ik de overeenkomst naast mij neer heb gelegd en ik mij afzijdig heb gehouden van de situatie nadat mijn vader mij vertelde op 5 januari terugkwam op zijn besluit.
" [gedaagde] neemt de 'zorg' van de [adres 3] over. Evt. Overwaarde is voor [gedaagde] . [gedaagde] vrijwaart [eiser] nadat de volmacht aan [gedaagde] is verleend. [gedaagde] krijgt algehele volmacht om de [adres 3] vrij van huur te verkopen. Inventaris van de [adres 3] minimaal na een halfjaar." In de periode voorafgaand aan deze overeenkomst heeft mijn vader een betalingsachterstand gecreëerd bij de Deutsche bank, mede omdat huurinkomsten niet (geheel) zijn gebruikt om te voldoen aan hypotheekrente- en aflossingsverplichtingen. Daarbij kwam dat de woning in die tijd (sterk negatief economisch sentiment) onder water stond. Mijn moeder zou als onderdeel van deze overeenkomst de hele 'zorg' van de [adres 3] op haar nemen en daarmee mijn vader ontslaan van enige (geldelijke) verplichtingen. Wat er met de regel m.b.t. inventaris wordt bedoeld is mij niet meer geheel duidelijk.
" [gedaagde] wordt volledig gevrijwaard voor alle kosten, aanspraken etc. van [naam restaurant 3] en [naam restaurant 4] gaat voor 1 euro over naar [eiser] ." Dit spreekt volgens mij voor zich, al kan ik mij niet meer herinneren waar deze b.v. voor diende.
" [gedaagde] en BZ maken afspraken over de woonboot. Deze wordt juridisch en economisch overgeschreven op naam van [naam5] ." Dit onderdeel van de overeenkomst heeft plaatsgevonden, hoewel dit mijn inziens niet als direct resultaat van deze overeenkomst is gebeurd.
"Invulling en details worden uitgewerkt door Notaris Harms". We hebben het deze dag voor elkaar gekregen om vanuit een uitzichtloze situatie een overeenkomst op papier te krijgen waarbij we de intentie hebben uitgesproken om onder deze voorwaarden een einde te maken aan de strijd. Door het ontbreken van een notaris is deze overeenkomst opgemaakt onder logisch voorbehoud van beoordeling en uitwerking van de notaris in samenwerking met mijn vader en moeder. Ik heb voor Harms gekozen omdat ik daar keer een testament had laten opmaken en mij dit een geschikte onafhankelijke partij leek.
Wij hebben na het ondertekenen van de overeenkomst met elkaar, (…), het glas geheven op een nieuwe, frisse start voor alle partijen. (…) Op 5 januari werd ik omstreeks 9:30 gebeld door mijn vader dat hij de hele nacht wakker had geleden en zich had bedacht. Hij gaf aan de overeenkomst te willen 'ontbinden' en 'nietig' te willen verklaren. Dit moment staat nog in mijn geheugen gegrift. (…)
Naar eigen zeggen had mijn vader kalmeringstabletten van [naam4] gebruikt en veel alcohol genuttigd tijdens de gesprekken die we op 4 januari hebben gevoerd en was om die reden niet toerekeningsvatbaar. Hoewel ik begrijp dat hij in die periode onder zware stress verkeerde en heb gezien dat hij een of twee glazen wijn heeft gedronken, heb ik niet de indruk gehad dat dit van invloed kan zijn geweest op de tegenwoordigheid van geest van mijn vader. Ik heb ook niet kunnen constateren dat een van de twee partijen in beschonken toestand zou verkeren of zich raar heeft gedragen ten tijde van dit overleg.
Hoewel mijn vader in ieder geval aan mij heeft aangeven niet akkoord te kunnen/willen gaan met de overeenkomst van 4 januari heeft mijn moeder de uitwerkingen van ons overleg op 5 januari om 21:53 naar notaris Harms gestuurd. Mijn vader en ik staan in deze mail gekopieerd, tot op heden heb ik geen reactie ontvangen van Harms, wellicht mijn moeder wel maar ik ben hier niet mee bekend. Ik weet niet zeker of-, op welk termijn- en in welke vorm mijn vader aan mijn moeder de eventuele formele mededeling heeft gedaan dat hij niet akkoord zou gaan met de afspraken zoals we die hebben gemaakt. Daarbij weet ik ook niet of mijn moeder dat eventueel heeft geaccepteerd.
(…)
Desondanks is het op basis van de afspraken die we hebben gemaakt op 4 januari - met de geest om tot een goede oplossing voor beide partijen te komen en rust te creëren voor de opbouw van een nieuw leven - natuurlijk niet de bedoeling geweest dat zonder verdere uitwerking van deze overeenkomst door Harms in samenwerking mijn ouders [naam restaurant 1] zou moeten worden ontruimd. Althans, niet zolang er niet wordt voldaan aan de overige voorwaarden die onderdeel uitmaken van de overeenkomst. Hierbij moet ik expliciet 'zonder verdere uitwerking' benadrukken. Ik ben onvoldoende, nauwelijks, bekend met de ontwikkelingen die hebben gevolgd na 4 januari tot op heden en mogelijkerwijs een vervolg hebben gegeven aan de overeenkomst waardoor de situatie is veranderd. Mocht het zo zijn dat er dergelijke ontwikkeling heeft plaatsgevonden dan veranderd dat de situatie. Ik heb hier echter geen kennis van omdat ik sindsdien vrijwel (direct afstand heb genomen van de situatie en er voor heb gekozen om mijn energie en focus te besteden aan het opbouwen van mijn eigen leven. Daarom is dat voor mij lastig om te beoordelen.
Terugkijkend denk ik dat het niet handig van mij is geweest dat we die dag geen notaris in ons midden hadden om de gesprekken te begeleiden en goed te documenteren omdat er nu discussie bestaat over de formulering. Al is het natuurlijk wel zo dat deze afspraken onder begeleiding van Notaris Harms uitgewerkt diende te worden zoals in de overeenkomst beschreven is. Als we dit uit hadden kunnen laten werken door Harms met welwillendheid van beide partijen had het mogelijk niet geleid tot de situatie zoals die nu is ontstaan. In tegendeel, dan hadden we de situatie wellicht al veel eerder kunnen beslechten zonder tussenkomst van de rechter zoals nu het geval is. Maar goed, dat is in feite speculatie want zover is het niet gekomen zover ik weet."
3. Het geschil
3.1.
[eiser] heeft gevorderd dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
- 1.
de tenuitvoerlegging van het vonnis van deze rechtbank, locatie Leeuwarden, van 23 augustus 2017 gewezen in de zaak met zaak-/rolnummer C/17/139640 / HA ZA 15-20 schorst, zolang in de hoger beroepsprocedure, die (onder meer) is gericht tegen voormeld eindvonnis en die bij exploot van dagvaarding van 3 oktober 2017 door [eiser] tegen [gedaagde] aanhangig is gemaakt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, geen eindarrest is gewezen, en voorts;
- 2.
[gedaagde] veroordeelt om alles na te laten wat tot de levering van [naam restaurant 1] door [naam1] c.s. aan haar leidt of zou kunnen leiden, zulks op straffe van verbeurte van een direct opeisbare aan [eiser] verschuldigde dwangsom ten bedrage van
€ 1.000.000,00 ineens en € 5.000,00 voor iedere dag dat zij met het vorenstaande in gebreke blijft, met een maximum van € 2.500.000,00, althans op straffe van verbeurte van zodanige dwangsom als hij in goede justitie zal vermenen te behoren;
subsidiair:
3. [gedaagde] veroordeelt de tenuitvoerlegging van het vonnis van de deze rechtbank, locatie Leeuwarden, van 23 augustus 2017 gewezen in de zaak met zaak-/rolnummer C/17/139640 / HA ZA 15-20 te staken en gestaakt te houden voor zolang in de hoger beroepsprocedure, die (onder meer) is gericht tegen voormeld eindvonnis en die bij exploot van dagvaarden van 3 oktober 2017 door [eiser] tegen [gedaagde] aanhangig is gemaakt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, geen eindarrest is gewezen, zulks op straffe van verbeurte van een direct opeisbare aan [eiser] verschuldigde dwangsom ten bedrage van € 1.000.000,00 ineens en
€ 5.000,00 voor iedere dag dat zij met het vorenstaande in gebreke blijft, met een maximum van € 2.500.000,00, althans op straffe van verbeurte van zodanige dwangsom als hij in goede justitie zal vermenen te behoren, en voorts;
4. [gedaagde] veroordeelt om alles na te laten wat tot de levering van [naam restaurant 1] door [naam1] c.s. aan haar leidt of zou kunnen leiden, zulks op straffe van verbeurte van een direct opeisbare aan [eiser] verschuldigde dwangsom ten bedrage van
€ 1.000.000,00 ineens en € 5.000,00 voor iedere dag dat zij met het vorenstaande in
gebreke blijft, met een maximum van € 2.500.000,00, althans op straffe van
verbeurte van zodanige dwangsom als hij in goede justitie zal vermenen te behoren;
meer subsidiair:
5. een zodanige beslissing neemt als hij in goede justitie zal vermenen te behoren;
en voorts:
6. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De standpunten van partijen en de beoordeling daarvan
Standpunt van [eiser]
4.1.
[eiser] is van mening dat er gronden zijn voor schorsing van de tenuitvoerlegging van het eindvonnis.
Hij heeft zich - samengevat - op het standpunt gesteld dat het eindvonnis op meerdere (processuele) misslagen berust, dat het niet evenwichtig is voor wat betreft de wederzijdse toedeling van processuele rechten en verplichtingen en dat het afbreuk doet aan het recht op een eerlijk proces.
Voorts heeft [eiser] gesteld dat na het eindvonnis een nieuw feit is opgekomen, namelijk de verklaring van [naam5] . Uit deze verklaring volgt, aldus [eiser] , dat partijen de intentie hadden dat [naam restaurant 1] door hem aan [gedaagde] zou worden overgedragen, dat de op 4 januari 2014 gemaakte afspraken slechts als een intentieovereenkomst dienen te worden aangemerkt en door partijen gezamenlijk ten overstaan van een notaris nader moesten worden uitgewerkt, en dat van een juridisch afdwingbare overeenkomst dan wel een vaststellingsovereenkomst geen sprake is geweest. Volgens [eiser] gaat het eindvonnis uit van de veronderstelling dat de overeenkomst van 4 januari 2014 een juridisch afdwingbare overeenkomst dan wel een vaststellingsovereenkomst is en bevat het daarom een juridische en/of feitelijke misslag ten aanzien van de uitleg van die afspraken.
Tot slot heeft [gedaagde] volgens [eiser] geen redelijk belang bij executie van het eindvonnis, vooruitlopend op de uitkomst van het hoger beroep, terwijl zijn belangen door de executie onevenredig en onherstelbaar worden geschaad. Bij tenuitvoerlegging van het eindvonnis verliest [eiser] zijn woning en (enige) inkomstenbron en zal de in [naam restaurant 1] geëxploiteerde onderneming eindigen, zonder vergoeding voor investeringen, goodwill, voorraden en bestaande reserveringen. Verder komen de werknemers van [naam restaurant 1] op straat te staan en kan [eiser] zijn eigen leveringsrecht jegens de erven van [naam1] niet meer geldend maken. Daarnaast zal hij niet meer de financiële middelen hebben om in het hoger beroep tegen het eindvonnis voort te procederen en zijn belang bij het verkrijgen van een oordeel in hoger beroep verliezen. [gedaagde] daarentegen beschikt, aldus [eiser] , over een woning op [plaats] en over voldoende inkomsten. Ten aanzien van de uitvoerbaarheid bij voorraad heeft [eiser] gesteld dat de rechtbank haar oordeel daaromtrent niet naar behoren heeft gemotiveerd en dat zij niet is ingegaan op de gevolgen daarvan voor partijen.
Verweer van [gedaagde]
4.2.
[gedaagde] heeft - samengevat - aangevoerd dat van klaarblijkelijke, evidente misslagen en een schending van het recht op een eerlijk proces geen sprake is geweest.
Ten aanzien van de verklaring van [naam5] heeft [gedaagde] aangevoerd dat deze verklaring niet als een nieuw feit kan worden aangemerkt en dat aan deze verklaring weinig waarde kan worden gehecht, omdat deze op uitdrukkelijk verzoek van [eiser] tot stand is gekomen en [naam5] heeft aangegeven zich zaken niet goed te kunnen herinneren.
Voorts heeft [gedaagde] in dit verband aangevoerd dat [naam5] heeft verklaard dat hem destijds niet is gebleken dat [eiser] niet in staat was zijn wil te bepalen, dat van een intentieovereenkomst geen sprake is geweest en dat [eiser] tijdens de procedure in eerste aanleg voldoende gelegenheid heeft gehad om [naam5] onder ede te laten horen, maar dat hij dit heeft nagelaten.
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat zij belang heeft bij de exploitatie van [naam restaurant 1] , omdat zij niet in haar levensonderhoud kan voorzien met de inkomsten die zij verkrijgt uit haar werkzaamheden bij hotel/restaurant "[naam restaurant 5]" te [plaats] , dat zij de financiering voor [naam restaurant 1] rond heeft en wil starten met de renovatie van het pand om voor het komende seizoen open te kunnen gaan en dat zij niet vermogend is. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] een inkomen uit pensioenvoorzieningen. Gezien zijn financiële positie zal hij echter voor de aankoop van [naam restaurant 1] geen financiering kunnen verkrijgen.
Spoedeisend belang
4.3.
Het spoedeisend belang is afdoende gegeven met het feit dat [gedaagde] jegens [eiser] executoriale maatregelen heeft aangezegd - en inmiddels heeft genomen - met het exploot van 31 augustus 2017.
Maatstaf
4.4.
In de onderhavige procedure staat centraal de vraag of [gedaagde] het vonnis van 23 augustus 2017 van deze rechtbank ten uitvoer mag leggen. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een beslissing schorsen, indien op grond van de omstandigheden van het geval moet worden aangenomen dat het belang bij onverwijlde tenuitvoerlegging van degene die de veroordeling verkreeg, in geen redelijke verhouding staat tot het belang van de veroordeelde om de bestaande toestand te handhaven tot in hoger beroep is beslist. In het geval een gemotiveerde beslissing over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad is gegeven, zal van betekenis zijn of de beslissing klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust en verder of sprake is van na de beslissing voorgevallen of aan het licht gekomen feiten die kunnen rechtvaardigen dat van de beslissing wordt afgeweken. De kans van slagen van het hoger beroep moet in beginsel buiten beschouwing blijven.
De afspraken van 4 januari 2014
4.5.
Partijen verschillen van mening over de duiding van de op 4 januari 2014 gemaakte afspraken. Voor het onderhavige geschil is met name de afspraak " [gedaagde] koopt [naam restaurant 1] vrij van huur" van belang. Volgens [eiser] gaat het om afspraken die nog moesten worden uitgewerkt, zodat zij het karakter hebben van een (niet-bindende) intentieovereenkomst. [gedaagde] stelt zich daarentegen op het standpunt dat de overeenkomst een vaststellingsovereenkomst is met afdwingbare rechten en verplichtingen.
4.6.
In de procedure in eerste aanleg is dit punt onderwerp van het debat tussen partijen geweest. De rechtbank heeft in haar eindvonnis het standpunt van [eiser] dat sprake is van een intentieovereenkomst verworpen en [eiser] veroordeeld tot onder meer de ontruiming van [naam restaurant 1] . Het vonnis is zonder nadere motivering uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.7.
In de onderhavige procedure heeft [eiser] , ter onderbouwing van zijn stelling dat de overeenkomst van 4 januari 2014 een intentieovereenkomst is, de verklaring van [naam5] overgelegd. [naam5] heeft daarin meerdere malen benadrukt dat de gemaakte afspraken een nadere uitwerking behoefden en dat onder begeleiding van notaris Harms de juridische en praktische invulling zou worden bepaald. Volgens [naam5] was sprake van een "Memorandum of Understanding", door hem omschreven als een voorloper van een juridisch contract en als een juridisch niet-bindend document waarin - in dit geval - twee partijen hun gezamenlijke voornemens vastleggen. Hij heeft daaraan toegevoegd dat het 'natuurlijk niet de bedoeling (is) geweest dat zonder verdere uitwerking van deze overeenkomst door Harms in samenwerking (met) mijn ouders [naam restaurant 1] zou moeten worden ontruimd'.
4.8.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan deze verklaring een ander licht werpen op de strekking van de op 4 januari 2014 gemaakte afspraken, in die zin dat niet kan worden aangenomen dat daarmee aan [gedaagde] een recht op levering van [naam restaurant 1] toekomt, zonder nader overeen te komen voorwaarden. De verklaring van [naam5] is een feit dat zich na het eindvonnis heeft voorgedaan. Aannemelijk is dat dit nieuwe feit in het hoger beroep zal worden meegewogen en van betekenis kan zijn voor de uitkomst daarvan.
4.9.
De belangen van partijen over en weer in aanmerking nemend, is de voorzieningenrechter verder van oordeel dat [gedaagde] een onvoldoende zwaarwegend belang heeft bij gebruik van haar bevoegdheid om, in afwachting van het oordeel van het hof in het hoger beroep, tot onverwijlde tenuitvoerlegging van het eindvonnis over te gaan. [eiser] woont in [naam restaurant 1] en exploiteert daar, door tussenkomst van een of meer vennootschappen, een onderneming waaruit hij inkomen genereert. Tenuitvoerlegging van het eindvonnis zal betekenen dat [eiser] zijn woning, inkomsten en de in [naam restaurant 1] geëxploiteerde onderneming verliest. [eiser] heeft dus een zwaarwegend belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging. Het belang van [gedaagde] is voornamelijk gelegen in het op korte termijn kunnen starten met de renovatie en exploitatie van [naam restaurant 1] om daarmee een (aanvullend) inkomen te kunnen verwerven. Niet valt in te zien dat [gedaagde] een onevenredig nadeel lijdt indien zij de uitkomst van het hoger beroep moet afwachten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat het belang van [gedaagde] bij onverwijlde tenuitvoerlegging dan ook niet in redelijke verhouding tot het zwaarwegende belang van [eiser] bij behoud van de bestaande toestand totdat in hoger beroep is beslist.
4.10.
Gelet op het voorgaande, zal de voorzieningenrechter het door [eiser] gevorderde, zoals genoemd in overweging 3.1, onder 1 en 2, toewijzen en de tenuitvoerlegging van het vonnis van 23 augustus 2017 van deze rechtbank schorsen totdat in hoger beroep over bedoeld vonnis is beslist. Bij deze stand van zaken komt de voorzieningenrechter niet toe aan de bespreking van de overige verweren en stellingen van partijen.
4.11.
De voorzieningenrechter zal de gevorderde dwangsom beperken, zoals in het dictum zal worden vermeld.
(Meer) subsidiaire vorderingen
4.12.
Nu de primaire vorderingen, zoals weergegeven in overweging 3.1, onder 1 en 2, zullen worden toegewezen, behoeven de (meer) subsidiaire vorderingen geen bespreking meer.
Proceskosten
4.13.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden vastgesteld op:
- dagvaarding € 97,31
- griffierecht 78,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 991,31.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 23 augustus 2017 in de procedure met zaak-/rolnummer C/17/139640 / HA ZA 15-20, totdat in hoger beroep over dat vonnis is beslist;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om alles na te laten wat leidt of kan leiden tot [gedaagde] van [naam restaurant 1] door de erven [naam1] aan haar;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500.000,00 ineens als zij niet aan de in 5.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op een bedrag van € 991,31;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Los en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Ambachtsheer.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 18‑10‑2017