Zie bijvoorbeeld: Hoge Raad 12 juni 2007, LJN BA2566.
HR, 12-05-2009, nr. 07/12120
ECLI:NL:HR:2009:BH5767
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12-05-2009
- Zaaknummer
07/12120
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BH5767
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BH5767, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑05‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BH5767
ECLI:NL:PHR:2009:BH5767, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑03‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BH5767
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑05‑2009
Inhoudsindicatie
Klacht over innerlijke tegenstrijdigheid in strafmotivering. HR: art. 81 RO.
12 mei 2009
Strafkamer
nr. 07/12120
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 31 augustus 2007, nummer 21/001065-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S. Ben Tarraf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 12 mei 2009.
Conclusie 10‑03‑2009
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
De verdachte is door het Gerechtshof Amsterdam zitting houdende te Arnhem wegens ‘als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden’ veroordeeld tot hechtenis voor de duur van twee weken en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaren.
2.
Namens de verdachte heeft mr. S. Ben Tarraf, advocaat te Amsterdam, een middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel bevat de klacht dat het Hof een innerlijk tegenstrijdig arrest heeft gewezen nu het Hof in zijn strafmotivering heeft bepaald dat de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd en voorts heeft overwogen een onvoorwaardelijke ontzegging passend en geboden te achten.
4.
Het Hof heeft als volgt overwogen.
‘Opgelegde straf en vermelding van de bijzondere redenen die de straf hebben bepaald.
Veroordeelt verdachte tot een hechtenis voor de duur van 2 (twee) weken.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Deze strafoplegging is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij zijn straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen —en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van voormelde duur leiden— dat verdachte blijkens het uittreksel uit haar justitiële documentatie reeds twee keer eerder voor hetzelfde feit is veroordeeld, beide keren voor twee overtredingen en beide keren tot geldboetes. Ondanks deze veroordelingen heeft verdachte zich opnieuw aan dit feit schuldig gemaakt. Het hof acht daarom thans, haar persoonlijke belangen ten spijt, een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van voormelde duur passend en geboden.’
5.
In het aantekening verkort arrest was opgenomen.
‘Straf en/of maatregel
Veroordeelt verdachte tot hechtenis voor de duur van 2 (twee) weken. Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden. Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.’
6.
Gezien het bovenstaande lijkt mij dat sprake is van een kennelijke misslag en dat de zin aan het slot van de overweging betreffende de opgelegde straf van het Hof gelezen moet worden als ‘Het hof acht daarom thans, haar persoonlijke belangen ten spijt, een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van voormelde duur passend en geboden.’
7.
De desbetreffende overweging van het Hof dient in de hiervoor bedoelde zin verbeterd te worden gelezen, waardoor aan het middel (dat mijns inziens ook nog eens redelijk belang mist) de feitelijke grondslag komt te ontvallen.1.
8.
Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
9.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑03‑2009