Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
30-12-2015, Stcrt. 2015, 47716 (uitgifte: 30-12-2015, regelingnummer: DB/2015/465M)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-12-2015, Stcrt. 2015, 47716 (uitgifte: 30-12-2015, regelingnummer: DB/2015/465M)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Milieubelastingen / Algemeen
Milieubelastingen / Leidingwaterbelasting
1.
Voor de toepassing van artikel 14, eerste lid, tweede volzin, van de wet wordt een gedeelte van een maand als een hele maand aangemerkt bij aanvang van de verbruiksperiode vóór de zestiende dag van de kalendermaand en bij einde van de verbruiksperiode na de vijftiende dag van de kalendermaand.
2.
Toepassing van het eerste lid kan achterwege blijven indien een gedeelte van een maand in aanmerking wordt genomen naar evenredigheid van het aantal dagen.
3.
Voor de toepassing van artikel 14, tweede lid, van de wet wordt een aansluiting van een particuliere installatie voor centrale watervoorziening aangemerkt als meerdere aansluitingen, waarbij het aantal aansluitingen wordt bepaald op het aantal onroerende zaken als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken die via die installatie van water worden voorzien.
4.
De verklaring, bedoeld in artikel 14, derde lid, van de wet, wordt ondertekend en bevat ten minste:
- a.
de dagtekening;
- b.
naam en adres van de exploitant;
- c.
naam en adres van de leverancier, en
- d.
het aantal alsmede een omschrijving van de onroerende zaken met plaatselijke en kadastrale aanduiding, die gemiddeld op de installatie zijn aangesloten.