Hof 's-Hertogenbosch, 18-12-2019, nr. 20-000625-19
ECLI:NL:GHSHE:2019:4534, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
18-12-2019
- Zaaknummer
20-000625-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2019:4534, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 18‑12‑2019; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2021:520
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2019:1051, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1221
Uitspraak 18‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor onder andere poging tot doodslag in het verkeer.
Parketnummer : 20-000625-19
Uitspraak : 18 december 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 26 februari 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-879086-18 en 01-860190-18, tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1978,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:- het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 1, 2 primair (in de impliciet primair ten laste gelegde vorm van poging doodslag), 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 01-860190-18 ten laste gelegde bewezen zal verklaren;- de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 1, 2 primair, 3 en 5 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 01-860190-18 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest;- de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 2 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaren;- de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 4 subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een hechtenis voor de duur van 2 weken;- de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geheel zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht;- ten aanzien van het beslag conform de rechtbank zal beslissen.
Van de zijde van de verdachte is primair vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 2 primair, 4 primair en subsidiair en het in de zaak met parketnummer 01-860190-18 ten laste gelegde. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 1, 3 en 5 ten laste gelegde refereert de verdediging zich voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van het hof.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 2 subsidiair ten laste gelegde schuldvorm roekeloosheid en het onder 4 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 4 subsidiair ten laste gelegde refereert de verdediging zich voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van het hof.
Daarnaast is een strafmaatverweer gevoerd. Tot slot refereert de verdediging zich voor wat betreft de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het beslag aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 01-879086-18:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Oss op/aan de [straatnaam 1] , op of omstreeks 01 januari 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] ) letsel en/of schade was toegebracht;
2.
primairhij op of omstreeks 01 januari 2018 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, op de weg, [straatnaam 2] , met een door hem, verdachte, bestuurde bestelauto met hoge snelheid is ingereden op die [slachtoffer 2] en/of met hoge snelheid met die bestelauto tegen en/of over die [slachtoffer 2] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 01 januari 2018 te Oss, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto), daarmede rijdende over de weg, ( [straatnaam 2] ), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden na het gebruik van alcoholhoudende drank, en/of, terwijl er zich in verband met de nieuwjaarsviering en het daarbij afsteken van vuurwerk personen op straat bevonden en/of op straat konden worden verwacht, met hoge snelheid, althans een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid, in elk geval met een gezien de omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid, op een zich op die weg bevindende persoon, te weten [slachtoffer 2] , in te rijden en/of met hoge, althans aanzienlijke snelheid met die bestelauto tegen en/of over die [slachtoffer 2] heen te rijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet, en/of terwijl het feit werd veroorzaakt of mede werd veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
3.dat hij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Oss op/aan de [straatnaam 2] , op of omstreeks 01 januari 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer 2] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten, en/althans terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten die [slachtoffer 2] ) letsel en/of schade was toegebracht;
4.
primairhij op of omstreeks 01 januari 2018 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] en/of andere personen, zich bevindende op de weg, [straatnaam 3] , opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, op de weg, [straatnaam 3] , met een door hem, verdachte, bestuurde bestelauto met hoge snelheid is ingereden op die [slachtoffer 3] en/of die andere personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 01 januari 2018 te Oss als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam 3] , terwijl er zich in verband met de nieuwjaarsviering en het daarbij afsteken van vuurwerk personen op straat bevonden en/of op straat konden worden verwacht, met hoge snelheid, in elk geval met een gezien de omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid, op een of meer zich op die weg bevindende perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 3] en/of andere personen, is ingereden, althans in de richting van die perso(o)n(en) is gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
5.hij op of omstreeks 01 januari 2018 te Oss terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg(en), [straatnaam 1] en/of [straatnaam 2] en/of [straatnaam 3] , als bestuurder een motorrijtuig, (bestelauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
In de zaak met parketnummer 01-860190-18 (gevoegd):
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 10 januari 2018 te Driebergen-Rijsenburg, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) afbeeldingen, te weten foto's en/of films/video's en/of gegevensdragers, te weten een mobiele telefoon (merk Apple), bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven en/of in bezit heeft gehad
en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(bestandsnaam: [bestandsnaam 1] )
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(bestandsna(a)m(en): [bestandsnaam 2] en/of [bestandsnaam 2] ).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 4 primair ten laste gelegde
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 3] en/of andere personen dan wel (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 3] en/of andere personen. Van belang zijnde factoren waaronder de snelheid waarmee de verdachte reed, de reden waarom [slachtoffer 3] van de rijbaan naar de kant is gegaan en of hij daarbij is weggelopen of weg moest springen, zijn niet duidelijk geworden. Het hof zal de verdachte derhalve van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 4 primair ten laste gelegde vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 1, 2 primair, 3, 4 subsidiair en 5 en in de zaak met parketnummer 01-860190-18 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
In de zaak met parketnummer 01-879086-18:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Oss op de [straatnaam 1] , op 1 januari 2018 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] ) schade was toegebracht;
2. primairhij op 1 januari 2018 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, op de weg, [straatnaam 2] , met een door hem, verdachte, bestuurde bestelauto met hoge snelheid is ingereden op die [slachtoffer 2] en met hoge snelheid met die bestelauto tegen en over die [slachtoffer 2] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.hij, als degene door wiens gedraging (als bestuurder van een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Oss op de [straatnaam 2] , op 1 januari 2018 voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te weten die [slachtoffer 2] ) letsel was toegebracht;
4. subsidiairhij op 1 januari 2018 te Oss als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam 3] , terwijl er zich in verband met de nieuwjaarsviering en het daarbij afsteken van vuurwerk personen op straat bevonden en op straat konden worden verwacht, met een gezien de omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid in de richting van [slachtoffer 3] is gereden, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;
5.hij op 1 januari 2018 te Oss terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de wegen, [straatnaam 1] en [straatnaam 2] en [straatnaam 3] , als bestuurder een motorrijtuig, (bestelauto), van die categorie heeft bestuurd.
In de zaak met parketnummer 01-860190-18 (gevoegd):
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 10 januari 2018 in Nederland, een gegevensdrager, te weten een mobiele telefoon (merk Apple), bevattende afbeeldingen, te weten foto’s en films/video’s, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(bestandsnaam: [bestandsnaam 1] )
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn leeftijd past (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(bestandsnamen: [bestandsnaam 2] en [bestandsnaam 3] ).
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01-879086-18
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich, conform het overgelegde op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 primair (in de impliciet primair ten laste gelegde vorm van poging doodslag), 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van slachtoffer [slachtoffer 2] . De rechtbank heeft zijns inziens terecht geoordeeld dat sprake was van een aanmerkelijke kans op een verkeersongeval met een dodelijke afloop en dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, stelt de advocaat-generaal zich op het standpunt dat de verdachte deze aanmerkelijke kans ook willens en wetens heeft aanvaard. Hij heeft daarbij in het bijzonder gewezen op het rijgedrag van de verdachte kort voor, ten tijde van en onmiddellijk na het ongeval. Het rijgedrag van de verdachte laat een beeld zien van een bestuurder die koste wat het kost wilde ontkomen aan een aanhouding na een aanrijding, die kort voor de aanrijding met mevrouw [slachtoffer 2] had plaatsgevonden. Uit dit rijgedrag volgt dat het de verdachte op meerdere momenten in een kort tijdsbestek volledig koud liet wat daarvan de gevolgen voor derden zouden kunnen zijn. Ten aanzien van het onder feit 4 subsidiair ten laste gelegde heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen gelet op de door de getuigen waargenomen uiterlijke kenmerken van het voertuig die overeenkomen met de uiterlijke kenmerken van het voertuig van de verdachte, het vergelijkbare rijgedrag van de verdachte kort voorafgaand aan dit feit op een tijdstip waarop nauwelijks (bedrijfs-)voertuigen op de weg zijn en het omstreeks 01.02 uur aanstralen van de mobiele telefoon van de verdachte van een zendmast in de nabijheid van de [straatnaam 3] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, conform zijn pleitnota’s in eerste aanleg en in hoger beroep, ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 1, 3 en 5 gerefereerd aan het oordeel van het hof. De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Daartoe heeft hij aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer [slachtoffer 2] , nu uit de specifieke omstandigheden van het geval niet kan worden afgeleid dat de verdachte de kans dat [slachtoffer 2] zou komen te overlijden bewust heeft aanvaard. Anders dan de advocaat-generaal, meent de raadsman dat aan de uiterlijke verschijningsvorm van het onderhavige incident geen doorslaggevende betekenis dient te worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een bewuste aanvaarding van een aanmerkelijke kans. Immers, de verdachte heeft zeer uitgebreid en gedetailleerd verklaard over wat er ten tijde van de hem verweten gedraging in hem omging. Hij was in paniek vanwege de eerdere aanrijding. Bovendien heeft de verdachte zeer belastend over zijn aandeel verklaard, wat de bewijskracht van zijn verklaring vergroot.
Ten aanzien van feit 4 subsidiair heeft de raadsman verzocht de vrijspraak en de motivering daarvan als door de rechtbank gehanteerd over te nemen. Terecht heeft de rechtbank overwogen dat het enkele feit dat de telefoon van de verdachte op 1 januari 2018 rond 01.00 uur een in de nabije omgeving van de [straatnaam 3] in Oss gelegen zendmast zou hebben aangestraald, onvoldoende onderbouwing vormt voor de stelling dat de verdachte toen op de [straatnaam 3] zou hebben gereden in de waargenomen Ford Transit Connect. Ter ondersteuning daarvan heeft de raadsman er op gewezen dat om 01.12 uur de telefoon van de verdachte een zendmast aanstraalde nabij de op/afrit van de A50 knooppunt [knooppunt] . Echter, als om 01.02 uur een zendmast aan de [straatnaam 4] is aangestraald, dan is het onmogelijk dat tien minuten later een zendmast bij [knooppunt] is aangestraald, aangezien de afstand, blijkens Google Maps, tussen [knooppunt] en [straatnaam 4] zeventien minuten bedraagt, aldus de raadsman. Tot slot heeft hij aangevoerd dat er in de nacht van 1 januari altijd veel mensen op pad zijn. Dat een ander dan de verdachte dus toen en daar over de [straatnaam 3] gereden heeft, valt op voorhand niet uit te sluiten.
Het oordeel van het hof
Ten aanzien van feit 1, feit 3 en feit 5
Het hof is van oordeel dat op grond van de inhoud van de hierboven bedoelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1, 3 en 5 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 2 primair
Aan het hof ligt de beantwoording van de vraag voor of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op slachtoffer [slachtoffer 2] . Daartoe is vereist dat er bij de verdachte sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer.
(Voorwaardelijk) opzet
Het hof stelt voorop dat niet is gebleken dat de verdachte de intentie (het volle opzet) heeft gehad om [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting valt immers niet op te maken dat de verdachte doelgericht op [slachtoffer 2] is ingereden of haar doelbewust heeft aangereden.
Opzet op de dood kan echter ook worden aangenomen als sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er een slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van zijn gedragingen.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, of anders gezegd om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is bovendien vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die er (lichtvaardig) van is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld, en dus schuld heeft aan het ongeval, maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Bij de beoordeling of er in de onderhavige zaak sprake is van opzet in voorwaardelijke zin, heeft het hof het navolgende in aanmerking genomen.
Aanmerkelijke kans
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte tijdens de nieuwjaarsnacht van 1 januari 2018, kort na 00.00 uur, onder invloed van alcohol, zonder over een geldig rijbewijs voor categorie B te beschikken, in zijn auto is gaan rijden, terwijl hij de maximum toegestane snelheid van 30 kilometer per uur in ernstige mate overschreed, er vuurwerk werd afgestoken en zich mensen op de stoep en op de straat bevonden. De verdachte heeft gezien dat het druk was op de stoep en dat er aan weerszijden van de weg auto’s geparkeerd stonden. Hij heeft de flitsen van het vuurwerk in de lucht gezien. De verdachte heeft pas kort voor de aanrijding gezien dat het slachtoffer [slachtoffer 2] (ondanks het feit dat zij lichte kleding aanhad) zich op de rijbaan bevond. De verdachte is met hoge snelheid tegen slachtoffer [slachtoffer 2] aangereden waarna zij op de motorkap is beland. De verdachte is niet gestopt maar met hoge snelheid doorgereden en is vervolgens, nadat zij van de motorkap af gevallen was, over haar be(e)n(en) gereden.
Het hof overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat door het gebruik van alcohol het reactievermogen afneemt, de waarneming slechter wordt en het derhalve moeilijker wordt om te rijden. Het risico op een ongeval neemt door het gebruik van alcohol dan ook aanzienlijk toe. Gelet op de soort weg waarop verdachte reed (te weten in een 30 kilometer zone) in een wijk met onder meer woningen en horeca, in aanmerking genomen dat het kort na twaalven in de nacht van de jaarwisseling was waardoor er veel mensen op straat verwacht konden worden die met elkaar het nieuwe jaar inluiden en op straat vuurwerk afsteken, het donker was, er langs de weg auto’s geparkeerd stonden en er sprake was van slecht zicht op de weg door de flitsen en de rook van het vuurwerk, en ook uitgaande van een situatie waarin de verdachte de ter plaatse geldende maximumsnelheid in ernstige mate (immers twee maal de toegestane snelheid) heeft overschreden (het hof acht dit een hoge snelheid), overweegt het hof dat er sprake was van een reëel risico dat een verkeersongeval zou plaatsvinden met een dodelijke afloop.
Gelet op het voorgaande overweegt het hof dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de verdachte, door zich - onder de gegeven omstandigheden - op deze manier te gedragen, iemand zou aanrijden waardoor deze vervolgens zou komen te overlijden.
Bewustheid
De verdachte wist dat hij (te) veel alcohol had gedronken en hij wist welke negatieve effecten alcohol heeft en kan hebben op zijn rijgedrag. De verdachte is hier immers al eerder onherroepelijk voor veroordeeld door de strafrechter. Bovendien was de verdachte bekend in Oss, had hij vaker over de [straatnaam 2] gereden en kende hij de situatie ter plaatse. Ook was hij zich ervan bewust dat het nieuwjaarsnacht was, kort na 00.00 uur, en heeft hij gezien dat er mensen op straat waren en dat er vuurwerk werd afgestoken. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte zich er van bewust was, dat de aanmerkelijke kans bestond dat iemand zich in een wijk met onder meer woningen en horeca op de rijweg zou bevinden en bij een aanrijding met de door hem gereden snelheid zou komen te overlijden.
Bewuste aanvaarding
Aan het hof ligt vervolgens voor de beantwoording van de vraag of door de verdachte deze kans ten tijde van de gedraging bewust is aanvaard (op de koop toe is genomen).
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de verdachte geen inzicht heeft gegeven wat er in hem is omgegaan ten tijde van de aan hem verweten gedraging. De verdachte heeft slechts verklaard dat hij ten tijde van de aanrijding met [slachtoffer 2] in paniek was, als gevolg van de aanrijding die kort daarvoor op de [straatnaam 1] had plaatsgevonden. Bijrijder [getuige 1] heeft bevestigd dat de verdachte na de aanrijding op de [straatnaam 1] in paniek leek te zijn, maar zijn verklaring geeft geen nader inzicht in wat er verder bij de verdachte omging. Op de vraag aan de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep om de door hem genoemde paniektoestand nader te beschrijven en uit te leggen waaruit deze bestond, heeft de verdachte geen antwoord gegeven.
Het hof zal zich ter beantwoording van de vraag of er bij de verdachte sprake is geweest van een bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op een ongeval met dodelijke afloop, dan ook baseren op de aard en uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden. In dat verband kent het hof in het bijzonder betekenis toe aan het rijgedrag van de verdachte kort voorafgaand aan, ten tijde van en onmiddellijk na het ongeval, in het licht van de concrete omstandigheden van het geval. Het hof acht daartoe de volgende feiten en omstandigheden, die blijken uit de bewijsmiddelen, van belang.
De verdachte bevond zich op 31 december 2017 vanaf ongeveer 23.30 uur samen met een vriend, [getuige 1] , op een straatfeest te Oss. Kort na middernacht zijn zij van het straatfeest vertrokken. Zij zijn in de auto van de verdachte gestapt, een grijze bestelbus van het merk Ford, type Transit Connect. De verdachte was de bestuurder van het voertuig. De verdachte wist op dat moment dat hij niet mocht rijden omdat zijn rijbewijs sinds 2007 ongeldig is verklaard en daarnaast had hij (te) veel alcohol (minstens zes glazen bier) gedronken. Daarnaar gevraagd heeft de verdachte ter zitting van het hof verklaard dat hij de ongeldigverklaring negeert omdat hij zijn auto nodig heeft voor zijn werk. Wat betreft de alcohol ging hij naar zijn zeggen ervan uit dat het op het randje zat. Voorafgaand aan het straatfeest, vanaf ongeveer 21.00 uur, had hij in ieder geval vier flesjes bier van 30 cl op en heeft hij vervolgens op het straatfeest ook nog een bekertje bier gedronken.
Op enig moment is de verdachte de [straatnaam 1] te Oss opgereden, waar hij met onverminderde snelheid tegen een auto is gebotst, die stilstond voor het rode stoplicht. Volgens de aangever [slachtoffer 1] reed de verdachte heel hard, kon de verdachte niet meer remmen en voelde hij een enorme klap aan de achterzijde van zijn auto. Vervolgens is de verdachte een stukje achteruit gereden en is hij over het fietspad / trottoir de auto van [slachtoffer 1] gepasseerd en daarna hard doorgereden de [straatnaam 2] op. Volgens de bijrijder, [getuige 1] , gaf de verdachte daarbij flink gas bij. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij niet heeft opgelet en dat hij de auto die voor het rode verkeerslicht stond te wachten, alsmede het verkeerslicht zelf geheel over het hoofd heeft gezien. Na de botsing is hij in paniek geraakt en in die paniek is hij hard weggereden. Op de vraag ter zitting van het hof waarom hij in paniek is geraakt heeft de verdachte geantwoord dat hij dat niet weet. Op een vervolgvraag of dit mede te maken kan hebben gehad met het feit dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard en hij alcohol gedronken had, heeft hij geantwoord dat hij denkt dat dit er wel mee te maken had.
De verdachte is verder gereden over de [straatnaam 2] , met naar zijn zeggen een snelheid van ongeveer 60 tot 70 kilometer per uur, zonder te remmen voor de verkeersdrempels die zich op deze weg bevinden. Vervolgens is hij met hoge snelheid tegen [slachtoffer 2] aangereden, die op de [straatnaam 2] vuurwerk stond op te rapen. [getuige 1] schreeuwde tegen de verdachte dat hij iemand aanreed. [slachtoffer 2] werd weggeslagen door de bestelbus. Zij belandde via de voorruit op de motorkap en viel daarna, ongeveer 20 meter verder, van de motorkap af op de grond met haar benen op de rijbaan en de verdachte is met zijn bestelbus over haar be(e)n(en) gereden. Als gevolg van dit ongeval heeft zij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Getuigen hebben verklaard dat de bestelbus vervolgens weer gas bijgaf en met hoge snelheid wegreed. De verdachte is echter ook na deze tweede aanrijding doorgereden.
Ten aanzien van de situatie ter plaatse en de omstandigheden die nacht acht het hof het volgende van belang.
Ten tijde van het ongeval was het droog weer. Het wegdek van de rijbaan van de [straatnaam 2] was droog. De openbare straatverlichting was aanwezig en in werking. Het wegdek van de [straatnaam 2] verkeerde in goede staat van onderhoud.
De [straatnaam 2] is een vrij smalle weg, met fietsstroken en parkeerplaatsen aan beide kanten van de weg. Er zijn woningen, winkels en horecabedrijven op relatief korte afstand aan de weg gesitueerd. Deze situatie dwingt tot het voorzichtig en rustig rijden op de weg. Er geldt ter plaatse dan ook een wettelijk vastgestelde maximumsnelheid van 30 kilometer per uur en er bevinden zich duidelijke verkeersdrempels in de weg. Deze maatregelen dienen ter bescherming van kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals fietsers en voetgangers. De verdachte heeft verklaard dat hij de [straatnaam 2] kent, daar vaker heeft gereden en weet dat er verkeersdrempels in deze straat liggen. Tevens heeft hij verklaard dat hij zag dat aan weerszijden van de [straatnaam 2] auto’s geparkeerd stonden. Desondanks heeft hij de maximum toegestane snelheid in grove mate overschreden en heeft hij zijn rijgedrag niet aan de situatie ter plaatste aangepast.
Daar komt bij dat de nacht waarin het ongeval plaatsvond, de nacht van de jaarwisseling betrof. De verdachte reed kort na middernacht, omstreeks 00.30 uur, over de [straatnaam 2] . Het is algemeen bekend dat mensen in de nieuwjaarsnacht, kort na middernacht, naar buiten gaan om met elkaar het nieuwe jaar in te luiden en vuurwerk af te steken. Er konden aldus mensen op straat verwacht worden en niet alleen op de stoep, maar juist ook op de rijweg. Het is een feit van algemene bekendheid dat vuurwerk vaak op de rijbaan wordt afgestoken, zodat men daarna op de stoep op veilige afstand van het aangestoken vuurwerk dit vuurwerk kan bekijken en bewonderen. Daarnaast vindt het afsteken van vuurwerk plaats in het donker. Het is algemeen bekend dat vuurwerk flitsen en rook veroorzaakt, waardoor het zicht op de weg belemmerd kan worden. Al deze omstandigheden leiden tot de conclusie dat bestuurders van motorvoertuigen gedurende de nieuwjaarsnacht extra voorzichtigheid dienen te betrachten om ongevallen te voorkomen.
Ook op de [straatnaam 2] in Oss werd vuurwerk afgestoken. Aldaar bevonden zich mensen op straat. Door de rook die afkomstig was van het vuurwerk was er, zoals op de camerabeelden te zien is, minder zicht op de weg. De verdachte heeft verklaard dat hij heeft gezien dat het druk was op de stoep langs de [straatnaam 2] . Hoewel de verdachte wist dat het de nacht van de jaarwisseling was en zich bewust was van de aanwezigheid van de mensen langs en op straat door het vuurwerk dat werd afgestoken, heeft hij nagelaten zijn rijgedrag, dat sowieso al bijzonder onverantwoord was, aan te passen aan de gegeven omstandigheden en de situatie ter plaatse.
Op grond van het voorgaande in samenhang bezien, komt het hof tot het oordeel dat de verdachte een grote mate van onverschilligheid heeft getoond ten aanzien van zijn rijgedrag en de veiligheid van anderen. Onverschilligheid die al aanwezig was toen de verdachte in zijn auto stapte, ten aanzien van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs en zijn alcoholgebruik, zoals volgt uit zijn eigen verklaring daarover. Ook uit het strafblad van de verdachte volgt dat hij het niet zo nauw neemt met het verbod op het rijden onder invloed van alcohol, nu hij daarvoor in het verleden meer dan eens door de strafrechter onherroepelijk is veroordeeld. Hoewel hij niet mocht rijden, heeft de verdachte dit toch gedaan.
Ook in het daaropvolgende rijgedrag van de verdachte komt tot uitdrukking dat het hem op meerdere momenten in een kort tijdsbestek volledig koud liet wat de gevolgen van zijn gedragingen voor derden zouden kunnen zijn. Het hof volgt hierin het standpunt van de advocaat-generaal. Na de aanrijding op de [straatnaam 1] is de verdachte er via de stoep met hoge snelheid vandoor gegaan, zonder zich te bekommeren om de inzittende van het voertuig waartegen hij was gebotst en zonder zich iets aan te trekken van zijn bijrijder [getuige 1] , die hem vroeg om rustig te doen. Ondanks dat er op dat moment alle reden was om de auto aan de kant te zetten en uit te stappen, om verdere ongelukken te voorkomen. Echter zonder zijn rijgedrag aan te passen aan de omstandigheden tijdens die nacht en de situatie ter plaatse is de verdachte vervolgens met veel te hoge snelheid doorgereden over de [straatnaam 2] . Daar heeft hij [slachtoffer 2] aangereden, maar ook deze aanrijding is voor de verdachte geen reden om te stoppen terwijl [getuige 1] schreeuwde dat hij iemand aanreed. Opnieuw is hij er met hoge snelheid vandoor gegaan, heeft hij het slachtoffer [slachtoffer 2] een aantal meters meegesleurd, is nadat ze op het wegdek is gevallen over haar be(e)n(en) gereden en heeft hij haar in weerloze toestand achtergelaten, zonder zich om haar te bekommeren.
Alles overziend is naar het oordeel van het hof het rijgedrag van de verdachte naar uiterlijke verschijningsvorm uitsluitend gericht geweest op het koste wat het kost ontkomen aan een aanhouding na de aanrijding die op de [straatnaam 1] had plaatsgevonden. De verdachte heeft daarbij bewust de gevolgen van zijn rijgedrag op de koop toe genomen. Het rijgedrag van de verdachte na de aanrijding met [slachtoffer 2] alsmede de omstandigheid dat de verdachte zich na nieuwjaarsnacht niet bij de politie heeft gemeld en het dossier aanwijzingen bevat dat de verdachte zich van de auto wilde ontdoen, sterken het hof daarbij in zijn overtuiging.
Op grond van het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, concludeert het hof dan ook dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat er een fatale aanrijding zou plaatsvinden bewust heeft aanvaard en dat hij voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] .
Het hof verwerpt het verweer op alle onderdelen.
Ten aanzien van feit 4 subsidiair
Het oordeel van het hof
Met de advocaat-generaal is het hof op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat het de verdachte is geweest die zich op 1 januari 2018 schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarbij heeft het hof het volgende in aanmerking genomen.
Blijkens de verklaringen van de getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] reed op 1 januari 2018 rond 01.00 uur op de [straatnaam 3] een auto met een gezien de omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid in de richting van [slachtoffer 3] , die op de weg vuurwerk stond af te steken. Uit deze verklaringen volgt dat deze auto, nadat [slachtoffer 3] nog net op tijd aan de kant was gegaan, met onverminderde snelheid over het vuurwerk op de straat heen reed. Dat gaf een harde klap en het vuurwerk werd verspreid over de straat. De auto minderde geen snelheid en reed door in de richting van de [straatnaam 5] . Gevraagd naar de kenmerken van deze auto, antwoordde [getuige 2] dat hij zeker weet dat het ging om een Ford Transit Connect en dat deze volgens hem grijs van kleur was. Daarnaast zag hij volgens hem een ladder op het dak. Hij heeft verklaard dat de auto een bedrijfswagen betrof, waar officieel maximaal twee personen in kunnen. Ook getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij zeker weet dat de auto een Ford Transit Connect was, zilvergrijs van kleur, en dat hij zag dat deze een imperiaal op het dak had. Daarnaast spreekt getuige [getuige 4] eveneens over een grijze Ford bestelbus.
Deze door de getuigen waargenomen uiterlijke kenmerken komen overeen met de uiterlijke kenmerken van de auto van de verdachte, zijnde een grijze bestelbus van het merk Ford, type Transit Connect, met imperiaal op het dak, die kort voor het incident op de [straatnaam 3] bij de ongevallen op de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] betrokken was. Ook verbalisant [verbalisant] heeft op camerabeelden waargenomen dat op 1 januari 2018 om 00.59.05 uur een voertuig vanaf [straatnaam 6] komt aanrijden en de [straatnaam 3] oprijdt in de richting van de [straatnaam 5] . Hij heeft verklaard dat hij zag dat het voertuig dezelfde uiterlijke kenmerken had als het voertuig dat bij de eerdere ongevallen die avond betrokken was. Het door de getuigen waargenomen rijgedrag van de auto komt tevens overeen met het rijgedrag van de verdachte dat kort daarvoor op de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] door getuigen is waargenomen.
Bovendien blijkt uit het dossier dat de mobiele telefoon van de verdachte, met nummer [telefoonnummer] , omstreeks 01.02 uur een zendmast aan de [straatnaam 4] te Oss heeft aangestraald. De [straatnaam 4] ligt nabij de kruising [straatnaam 5] / [straatnaam 3] te Oss. Ten aanzien van hetgeen de raadsman op dit punt heeft aangevoerd, overweegt het hof dat het feit dat een telefoon aanstraalt op een bepaalde zendmast niet betekent dat de telefoon zich op de locatie van de zendmast bevindt, nu een telefoon aanstraalt op een zendmast die bereikbaar en beschikbaar is. Het is daarom goed mogelijk dat de afstand tussen twee aangestraalde zendmasten groter is dan de afstand tussen de twee locaties waar de telefoon zich bevond. Het is derhalve niet onmogelijk dat om 01.02 uur de zendmast aan de [straatnaam 4] is aangestraald en tien minuten later de zendmast bij knooppunt [knooppunt] , ondanks dat de afstand tussen [straatnaam 4] en [knooppunt] meer dan tien minuten bedraagt.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof, anders dan de verdediging, wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die op 1 januari 2018 omstreeks 01.00 uur met een grijze bestelbus van het merk Ford, type Transit Connect, over de [straatnaam 3] heeft gereden en aldaar gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Het hof verwerpt het verweer op alle onderdelen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01-860190-18
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich, conform het overgelegde op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, conform zijn pleitnota’s in eerste aanleg en in hoger beroep, op het standpunt gesteld dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte zich nooit bewust is geweest van de aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal op de gegevensdragers die aan hem worden toegeschreven. In dat verband heeft de raadsman erop gewezen dat de telefoon niet is aangetroffen onder de verdachte, maar bij vrienden van hem. Tevens is in het hoesje van de telefoon een staatslot van iemand anders gevonden. Niet kan worden uitgesloten dat anderen dan de verdachte de gegevensdragers, met name de telefoon, in gebruik hebben gehad. Tot slot heeft hij aangevoerd dat de verdachte heeft aangegeven dat de op de telefoon aangetroffen chatberichten niet van hem afkomstig zijn.
Het oordeel van het hof
Door de politie is op 11 januari 2018 een witte mobiele telefoon, een iPhone 4S, met telefoonnummer [telefoonnummer] , in beslag genomen in de woning van [getuige 5] en [getuige 6] , vrienden van de verdachte. Op deze mobiele telefoon zijn benaderbare kinderpornografische bestanden aangetroffen: 75 kinderpornografische afbeeldingen en 22 kinderpornografische video’s. Tevens bevonden zich op deze telefoon erotisch getinte chatgesprekken, die gevoerd zijn via de applicaties Kik en WhatsApp. Daarnaast is op 10 januari 2018 in de woning van de verdachte (gelegen op de [adres 2] , chalet [nummer] ) een zwarte tablet, merk Denver, in beslag genomen, waarop verwijderde bestanden van kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij niet weet of deze in beslag genomen telefoon zijn telefoon betreft. Echter, ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte het volgende verklaard: ‘De telefoon, de Apple iPhone die door de politie in beslag genomen is in de woning van mijn vriend [getuige 6] en zijn vriendin [getuige 5] , dat is mijn telefoon. Ik ben degene die gebruikmaakt van deze telefoon.’ Daarbij komt dat de door de gebruiker van deze telefoon gehanteerde chatnaam op de applicatie Kik ‘ [chatnaam: ..utrecht [voornaam verdachte] .] ’ betreft, hetgeen eveneens een aanwijzing vormt dat de verdachte de gebruiker van deze telefoon was, aangezien zijn voornaam ‘ [voornaam verdachte] ’ is en hij nabij de stad Utrecht woonachtig was.
Bovendien volgt uit de chatgesprekken zelf diverse informatie die erop wijst dat de chatberichten wel degelijk van de verdachte afkomstig zijn en de telefoon derhalve ten tijde van de ten laste gelegde periode bij de verdachte in gebruik was. De persoon met telefoonnummer [telefoonnummer] heeft via de applicatie WhatsApp gedurende de ten laste gelegde periode berichten gestuurd waaruit bijvoorbeeld blijkt dat deze zijn rijbewijs kwijt is, tijdelijk in een chalet te [plaats] woont en op [datum] jarig is. Blijkens het dossier is het rijbewijs van de verdachte sinds 2007 ongeldig verklaard, stond hij destijds ingeschreven op het adres [adres 1] (bij zijn vrienden [getuige 5] en [getuige 6] ), maar verbleef hij in een chalet te [plaats] en is [geboortedag] zijn verjaardag. Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte de telefoon gedurende de ten laste gelegde periode in gebruik had. Dat in het hoesje van de telefoon een staatslot dat blijkbaar van iemand anders was, zat, doet aan het voorgaande niet af.
Het hof passeert het verweer van de verdediging, inhoudende dat de verdachte zich nooit bewust is geweest van de aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal op de telefoon. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de kinderpornografische bestanden zijn aangetroffen op de telefoon die de verdachte gedurende de ten laste gelegde periode in gebruik had en dat deze benaderbaar waren. Bovendien zijn er niet alleen kinderpornografische bestanden aangetroffen op de telefoon van de verdachte, maar ook verwijderde bestanden van kinderpornografische afbeeldingen op een tablet van de verdachte. Tot slot acht het hof van belang dat er in de via de applicaties Kik en WhatsApp gevoerde chatgesprekken niet alleen op meerdere momenten gesproken wordt over seksueel contact met minderjarigen, maar ook kinderpornografisch materiaal is uitgewisseld.
Gelet op het voorgaande is het hof, evenals de advocaat-generaal, van oordeel dat de verdachte zich wel degelijk bewust was van de aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal op zijn telefoon. Het hof acht op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2017 tot en met 10 januari 2018 kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad.
Het hof verwerpt het verweer op alle onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 4 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 5 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 01-860190-18 bewezen verklaarde levert op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onwenselijk is dat de verdachte opnieuw van zijn vrijheid wordt beroofd. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis probeert een delictvrij leven op te bouwen en werkt aan zijn re-integratie, waarbij hij wordt ondersteund door een nazorg coördinator. Hij kan bij vrienden verblijven, heeft werk en beschikt derhalve over financiële middelen en dagbesteding. Dit alles zal verloren gaan, indien de verdachte opnieuw van zijn vrijheid wordt beroofd. De raadsman heeft er daarbij op gewezen dat de verdachte in totaal reeds zo’n 18 maanden onafgebroken in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verkeersdelicten en poging doodslag
De verdachte heeft op 1 januari 2018 een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hoewel het rijbewijs van de verdachte al een aantal jaar ongeldig was verklaard en hij dus niet bevoegd was motorvoertuigen te besturen, heeft hij zich hier niets van aangetrokken en is hij in de nieuwjaarsnacht van 1 januari 2018 toch als bestuurder achter het stuur van zijn auto gekropen. Dit heeft hij gedaan nadat hij tenminste zes glazen bier had gedronken. Vervolgens heeft hij op de [straatnaam 1] te Oss een aanrijding veroorzaakt door tegen een auto, die voor het rode verkeerslicht stond te wachten, aan te rijden. De plaats van het ongeval heeft hij, zonder zich te bekommeren om de inzittende van de auto en zonder zijn identiteit bekend te maken, via het trottoir/het fietspad met hoge snelheid verlaten. Dit terwijl hij, gelet op de harde klap, wist dat hij schade had toegebracht aan de auto. Vervolgens is hij met het dubbele van de op de [straatnaam 2] toegestane snelheid over deze weg gereden. De verdachte heeft nagelaten zijn rijgedrag aan de situatie ter plaatse en de omstandigheden die nieuwjaarsnacht aan te passen. Op de [straatnaam 2] is hij met hoge snelheid tegen [slachtoffer 2] , die op de weg vuurwerk stond op te rapen, aan gereden. Zij werd weggeslagen door de bestelbus van de verdachte, kwam op de motorkap van de auto terecht en werd enkele tientallen meters meegesleurd. Toen zij daar vanaf viel, kwam ze op de grond terecht en is de verdachte met zijn auto over haar be(e)n(en) gereden. Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het hof rekent de verdachte dit zeer onverantwoorde rijgedrag, waarbij hij geen enkel respect voor goederen en het leven van anderen heeft getoond, zwaar aan. Het is niet aan de verdachte te danken dat het niet veel erger met [slachtoffer 2] is afgelopen. Daarbij komt dat de verdachte haar niet alleen letsel heeft toegebracht, maar zich evenmin, door de plaats van aanrijding te verlaten, om haar lot heeft bekommerd. De verdachte is doorgereden en heeft ongeveer een half uur na dit ongeval gevaar op de [straatnaam 3] veroorzaakt door met een gezien de omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid op deze weg met zijn auto in de richting van [slachtoffer 3] te rijden. De verdachte mag van geluk spreken dat hier niet nog een slachtoffer is gevallen. Het hof rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Zoals blijkt uit de toelichting van het slachtoffer op de ingediende vordering alsmede de ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen, heeft het ongeval dat heeft plaatsgevonden op de [straatnaam 2] diepe en onherstelbare sporen nagelaten in het leven van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen, dat mogelijk blijvend van aard is. Zij is hiervoor al geruime tijd onder medische behandeling en zal dit waarschijnlijk ook nog lange tijd moeten zijn. Het slachtoffer heeft reeds diverse operaties ondergaan en er staan er nog enkele op de planning. Daarnaast ondervindt zij ook nog steeds psychische klachten als gevolg van de aanrijding. Dit heeft ook een groot effect op het dagelijks leven en het welzijn van haar twee jonge kinderen. Het ongeval heeft eveneens een grote impact gehad op de oudste zoon van het slachtoffer, die ooggetuige was van de aanrijding. Hij heeft reeds diverse psychische behandelingen gehad en is op dit moment in behandeling voor posttraumatische stressklachten. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij onherstelbaar leed heeft veroorzaakt.
De verdachte was ten tijde van het ongeval niet in het bezit van een geldig rijbewijs. Zijn rijbewijs was al in 2007 ongeldig verklaard, blijkens zijn eigen verklaring in het kader van een alcoholmisdrijf in 2006. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte zich van de ongeldigheid van zijn rijbewijs al langere tijd niets aantrok. Op de vraag of hij het geen probleem vond om met een ongeldig rijbewijs te rijden, antwoordde hij: ‘Nou ja, het was noodzakelijk, zo heb ik dat gezien.’
Verder neemt het hof in aanmerking dat de verdachte heeft nagelaten zijn verantwoordelijkheid te nemen voor de gepleegde feiten. In de dagen na het ongeval heeft hij getracht de auto te laten verdwijnen. Bovendien heeft hij, toen hij zich op 9 januari 2018 bij de politie had gemeld, in eerste instantie een valse verklaring afgelegd.
Bezit van kinderporno
Naast bovengenoemde (verkeers)delicten heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van kinderporno. Het door de verdachte overtreden van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht is door de wetgever in de wet opgenomen om het seksueel misbruik van jeugdigen te bestrijden. Het in bezit hebben van kinderporno is bijzonder verwerpelijk omdat bij de vervaardiging hiervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die seksuele handelingen moeten verrichten ten behoeve van de kinderporno-industrie aanzienlijke psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Door de verspreiding van het beeldmateriaal via internet wordt de schade voor deze jeugdigen vergroot, omdat de beelden niet eenvoudig zijn te verwijderen. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen de personen te straffen die kinderporno vervaardigen, maar ook degenen die de afbeeldingen downloaden en opslaan, zoals de verdachte, omdat zij de vraag ernaar in stand houden.
Voor het bepalen van de straf heeft het hof gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Voor het bezit van kinderporno, zonder dat daarbij sprake is van een (zeer) grote hoeveelheid en zonder dat daarvan een gewoonte wordt gemaakt, nemen de oriëntatiepunten de oplegging van een taakstraf voor de duur van 240 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan een kort gedeelte onvoorwaardelijk, tot uitgangspunt.
Het hof heeft tevens acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 oktober 2019, waaruit volgt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor verkeersdelicten is veroordeeld, namelijk driemaal het rijden onder invloed van alcohol. Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies d.d. 20 juni 2018. Ook heeft het hof kennis genomen van het voortgangsverslag d.d. 28 november 2019 en de door de raadsman van de verdachte verzonden mail aan het hof d.d. 3 december 2019, betreffende informatie over het door de verdachte gevolgde nazorgtraject.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de ernst van de gevolgen, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij neemt het hof in het bijzonder in aanmerking dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag en dat hij zowel na het ongeval op de [straatnaam 1] , als na het ongeval op de [straatnaam 2] is doorgereden, [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat de verdachte reed met een ongeldig verklaard rijbewijs. Bovendien heeft de verdachte zich daarnaast schuldig gemaakt aan het bezit van kinderporno. Nu het hof, anders dan de rechtbank, komt tot een bewezenverklaring van de in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, zal het een hogere straf opleggen dan de straf die door de rechtbank is opgelegd.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en in hetgeen door de raadsman is aangevoerd aangaande (onder meer) de gevolgen die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de duur van het voorarrest voor de verdachte zal hebben, geen aanleiding om van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de duur van het voorarrest af te zien.
Alles afwegende, acht het hof ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 1, 2 primair, 3 en 5 en het in de zaak met parketnummer 01-860190-18 bewezen verklaarde een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof daarnaast de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 2 primair bewezen verklaarde feit een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van 5 jaren.
Het hof zal de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 4 subsidiair bewezen verklaarde veroordelen tot een hechtenis voor de duur van 2 weken.
Beslag
Bestelbus
Het hof is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp, te weten de bestelbus van het merk Ford, type Transit Connect, zoals vermeld op de beslaglijst d.d. 7 januari 2019 behorend bij de zaak met parketnummer 01-879086-18, vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit een voorwerp is met betrekking tot welke de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan de verdachte toebehoorde.
Telefoon en tablet
Het hof is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen, te weten de telefoon van het merk Apple, type iPhone, en de tablet van het merk Denver, zoals vermeld op de beslaglijst d.d. 7 januari 2019 behorend bij de zaak met parketnummer 01-860190-18, aan het verkeer onttrokken dienen te worden, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane misdrijven zijn aangetroffen en aan de verdachte toebehoren, terwijl de telefoon een voorwerp betreft met betrekking tot welke het onder parketnummer 01-860190-18 bewezen verklaarde feit is begaan en zowel de telefoon als de tablet vanwege de kinderpornografische afbeeldingen die hierop zijn aangetroffen, voorwerpen betreffen die kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Notebook
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp, te weten de computer van het merk Compaq, type notebook, zoals vermeld op de beslaglijst d.d. 7 januari 2019 behorend bij de zaak met parketnummer 01-860190-18, nu naar het oordeel van het hof het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het in beslag genomen goed.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 700,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De verdediging heeft de vordering inhoudelijk niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 700,00.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het delict is gepleegd, zijnde 1 januari 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde gemaakt (en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken), tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 1] is toegebracht tot een bedrag van € 700,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis voor na te melden duur zal worden toegepast als de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 11.599,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de delicten zijn gepleegd.
De gevorderde materiële schadevergoeding bedraagt blijkens de herstelvordering d.d. 7 februari 2019 € 1.599,20 en ziet op de volgende posten:
- -
Algemene materiële schade € 50,00;(schade ten behoeve van het doenvan aangifte, het bezoek aan de politieen de advocaat)
- -
Reiskosten medische behandeling € 1.066,08;
- -
Eigen risico ziektekostenverzekering € 385,00;
- -
Parkeerkosten medische behandeling € 88,75;
- -
Medicijnkosten € 9,37.
De gevorderde immateriële schade bedraagt € 12.500,00. Aangezien door verzekeraar Univé reeds een voorschot van € 2.500,00 is uitgekeerd, vordert de benadeelde partij thans nog een bedrag aan immateriële schadevergoeding van € 10.000,00. De immateriële schade bestaat blijkens de schriftelijke toelichting op de herstelvordering uit lichamelijk letsel en de psychische klachten die de benadeelde partij heeft ervaren en ervaart.
De vordering is bij vonnis waarvan beroep geheel toegewezen. Ten aanzien van de materiële schadevergoeding heeft de rechtbank bepaald dat het bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de herstelvordering is ingediend, zijnde 7 februari 2019, tot aan de dag der algehele voldoening. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank bepaald dat het bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de delicten zijn gepleegd, zijnde 1 januari 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De verdediging heeft de vordering inhoudelijk niet betwist.
Het hof overweegt als volgt.
In de vordering tot vergoeding van materiële schade is een bedrag van € 50,00 gevorderd voor ‘Algemene materiële schade’. Uit de toelichting blijkt dat het daarbij gaat om kosten die zijn gemaakt in het kader van het doen van aangifte, het bezoek aan de politie en de advocaat. Het hof is van oordeel dat deze kosten niet kunnen worden aangemerkt als schade die rechtstreeks is geleden als gevolg van het strafbare feit, zodat de benadeelde partij deze kosten niet als onderdeel van haar materiële schade kan vorderen. Deze kosten dienen te worden aangemerkt als proceskosten. Gelet hierop wijst het hof de verzochte vergoeding van € 50,00 af. Het hof ziet evenwel aanleiding om deze kosten toe te wijzen in het kader van proceskosten.
Het hof is van oordeel dat de vordering voor het overige voldoende is onderbouwd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 2 primair en 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 11.549,20. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de delicten zijn gepleegd, zijnde 1 januari 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 84,80. Dit bedrag bestaat thans uit de navolgende posten:
- -
Reiskosten gesprek officier van justitie € 8,70;
- -
Reiskosten aanwezigheid rechtbank € 8,70;
- -
Kosten ten behoeve van het doen van € 50,00;aangifte, het bezoek aan de politie ende advocaat
- -
Reiskosten slachtoffergesprek € 8,70;
- -
Reiskosten aanwezigheid gerechtshof € 8,70.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 2] is toegebracht tot een bedrag van € 11.549,20. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis voor na te melden duur zal worden toegepast als de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 1, 2 primair, 3, 4 subsidiair en 5 en in de zaak met parketnummer 01-860190-18 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 1, 2 primair, 3, 4 subsidiair en 5 en in de zaak met parketnummer 01-860190-18 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 1, onder 2 primair, onder 3 en onder 5 en het in de zaak met parketnummer 01-860190-18 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 2 primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Ten aanzien van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 2 (twee) weken.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een bestelauto van met merk Ford, type Transit Connect [goednummer G1575073].
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een telefoontoestel van het merk Apple, type iPhone, kleur wit [goednummer G1297404] en een tablet van het merk Denver, kleur zwart [goednummer G1297022].
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een computer van het merk Compaq, type notebook [goednummer G1297005].
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 700,00 (zevenhonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 700,00 (zevenhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 14 (veertien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 2 primair en onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 11.549,20 (elfduizend vijfhonderdnegenenveertig euro en twintig cent) bestaande uit € 1.549,20 (duizend vijfhonderdnegenenveertig euro en twintig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 84,80 (vierentachtig euro en tachtig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-879086-18 onder 2 primair en onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 11.549,20 (elfduizend vijfhonderdnegenenveertig euro en twintig cent) bestaande uit € 1.549,20 (duizend vijfhonderdnegenenveertig euro en twintig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 92 (tweeënnegentig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. M.C. Franken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.G. Ruissaard, griffier,
en op 18 december 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.