Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/36/EU betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG
Artikel 144 Specifieke openbaarmakingsvereisten
Geldend
Geldend vanaf 17-07-2013
- Bronpublicatie:
26-06-2013, PbEU 2013, L 176 (uitgifte: 27-06-2013, regelingnummer: 2013/36/EU)
- Inwerkingtreding
17-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2013, PbEU 2013, L 176 (uitgifte: 27-06-2013, regelingnummer: 2013/36/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Voor de toepassing van deel 5 van Verordening (EU) nr. 575/2013 publiceren de bevoegde autoriteiten de volgende informatie:
- a)
de algemene criteria en methodieken en die zijn vastgesteld om na te gaan of aan artikel 405 tot en met artikel 409 van Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt voldaan;
- b)
onverminderd het bepaalde in titel VII, hoofdstuk 1, afdeling II, een korte beschrijving van het resultaat van de toetsing door de toezichthouder en een beschrijving van de maatregelen die zijn opgelegd in gevallen van niet-naleving van de artikelen 405 tot en met 409 van Verordening (EU) nr. 575/2013, op jaarbasis.
2.
De bevoegde autoriteit van een lidstaat die gebruik maakt van de keuzemogelijkheid van artikel 7, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013, publiceert de volgende informatie:
- a)
de gehanteerde criteria om vast te stellen of er geen feitelijke, praktische of juridische belemmeringen aanwezig of te voorzien zijn die een onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of terugbetaling van passiva kunnen verhinderen;
- b)
hoeveel moederinstellingen gebruik kunnen maken van de keuzemogelijkheid van artikel 7, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en hoeveel van die moederinstellingen dochterondernemingen in een derde land hebben;
- c)
op geaggregeerde basis voor de lidstaat:
- i)
het totale bedrag aan in dochterondernemingen in een derde land aangehouden eigen vermogen op geconsolideerde basis van de moederinstelling in een lidstaat die gebruik kan maken van de keuzemogelijkheid van artikel 7, lid 3, Verordening (EU) nr. 575/2013;
- ii)
het percentage van het totale eigen vermogen op geconsolideerde basis van moederinstellingen in een lidstaat die gebruik kunnen maken van de keuzemogelijkheid van artikel 7, lid 3, van die verordening, vertegenwoordigd door eigen vermogen dat in dochterondernemingen in een derde land wordt aangehouden;
- iii)
het percentage van het totale eigen vermogen dat vereist is krachtens artikel 92 van die verordening op geconsolideerde basis van moederinstellingen in een lidstaat die gebruik kunnen maken van de keuzemogelijkheid van artikel 7, lid 3, van die verordening, vertegenwoordigd door eigen vermogen dat in dochterondernemingen in een derde land wordt aangehouden.
3.
De bevoegde autoriteit die gebruik maakt van de keuzemogelijkheid van artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013, publiceert de volgende informatie:
- a)
de gehanteerde criteria om vast te stellen of er geen feitelijke, praktische of juridische belemmeringen aanwezig of te voorzien zijn die een onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of terugbetaling van passiva kunnen verhinderen;
- b)
hoeveel moederinstellingen gebruik kunnen maken van de keuzemogelijkheid van artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en hoeveel van die moederinstellingen dochterondernemingen in een derde land hebben;
- c)
op geaggregeerde basis voor de lidstaat:
- i)
het totale bedrag aan in dochterondernemingen in een derde land aangehouden eigen vermogen van moederinstellingen die gebruik kunnen maken van de keuzemogelijkheid van artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
- ii)
het percentage van het totale eigen vermogen van moederinstellingen die gebruik kunnen maken van de keuzemogelijkheid van artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013, vertegenwoordigd door eigen vermogen dat in dochterondernemingen in een derde land wordt aangehouden;
- iii)
het percentage van het totale eigen vermogen dat vereist is krachtens artikel 92 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van moederinstellingen die gebruik kunnen maken van de keuzemogelijkheid van artikel 9, lid 1, van genoemde verordening, vertegenwoordigd door eigen vermogen dat in dochterondernemingen in een derde land wordt aangehouden.