Hof Arnhem-Leeuwarden, 11-08-2015, nr. 200.163.148
ECLI:NL:GHARL:2015:5954
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
11-08-2015
- Zaaknummer
200.163.148
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2015:5954, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 11‑08‑2015; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JBPr 2015/51 met annotatie van mr. E.A.L. van Emden, Mr. L. Schuurs
Uitspraak 11‑08‑2015
Inhoudsindicatie
Belemmert het stellen van zekerheid in dit geval de effectieve toegang tot de rechter?
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.163.148
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 2198140)
arrest van de derde kamer van 11 augustus 2015
in het incident ex artikel 224 Rv in de zaak van
[appellante] ,
enig erfgenaam en rechtsopvolger onder algemene titel van
[de erflater] ,
wonende te [plaatsnaam], Republiek der Filipijnen,
appellante,
verweerster in het incident,
hierna: [appellante],
advocaat: mr. B.P. van Luyn,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AT Osborne B.V.,
gevestigd te Baarn,
geïntimeerde,
eiseres in het incident,
hierna: AT Osborne,
advocaat: mr. O. Planten.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
9 oktober 2013 en 15 oktober 2014 die de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, afdeling civiel recht, kantonrechter, locatie Utrecht) tussen [de erflater] (hierna: [de erflater]) als eiser en AT Osborne als gedaagde heeft gewezen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 13 januari 2015,
- de memorie van grieven met producties van 2 juni 2015,
- de incidentele memorie ex artikel 224 Rv,
- de memorie van antwoord in het incident met producties.
3. De motivering van de beslissing in het incident
3.1
De vordering van AT Osborne in het incident strekt tot zekerheidstelling voor de proceskosten in deze procedure door [appellante].
3.2
[appellante] is de op de Filipijnen wonende enig erfgenaam van [de erflater], eiser in eerste aanleg, die op [datum] is overleden.
3.3
Ingevolge artikel 224 lid 1 Rv zijn allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen of zich voegen of tussenkomen in een geding alhier, verplicht op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden.
3.4
De uitzonderingsbepalingen van artikel 224 lid 2 onder a tot en met c Rv zijn in dit geval niet van toepassing. [appellante] heeft met een beroep op de uitzonderingsbepaling van artikel 224 lid 2 onder d Rv betoogd dat door het stellen van zekerheid voor haar de effectieve toegang tot de rechter zou worden belemmerd.
3.5
Anders dan [appellante] is het hof van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat [appellante] zo weinig inkomsten heeft dat zij het door haar ingestelde hoger beroep niet kan vervolgen indien zij zekerheid dient te stellen. Daartoe overweegt het hof dat [appellante] door alleen te stellen dat haar geen enkel tegoed van [de erflater] bekend is, onvoldoende uitsluitsel heeft gegeven over diens nalatenschap, in het licht waarvan haar stelling dat zij geen middelen heeft onvoldoende is toegelicht, mede gelet op het feit dat het griffierecht in hoger beroep door [appellante] is betaald en zij haar advocaat kennelijk opdracht heeft gegeven tot het schrijven van een memorie van grieven.
3.6
Overigens heeft [de erflater] de onderhavige procedure tegen AT Osborne aanhangig gemaakt en toegang gehad tot de in rechtsoverweging 1 genoemde rechter, die de zaak geheel heeft beoordeeld. In zoverre is de uitzondering van artikel 224 lid 2 onder d Rv in dit geval ook nog van relatieve aard.
3.7
Het hof zal [appellante] veroordelen zekerheid te stellen tot een bedrag van € 10.424,-, zijnde het griffierecht (€ 5.160,-), alsmede € 5.264,- wegens salaris tot twee punten volgens het liquidatietarief (tarief V) door genoemd totaalbedrag in depot te storten op de derdengeldrekening van haar advocaat onder de volgende voorwaarden:
Mr. Van Luyn zal het depotbedrag in beheer houden ten behoeve van zowel [appellante] als AT Osborne die daardoor ter zake van het depotbedrag deelgenoot zullen zijn in een gemeenschap als bedoeld in artikel 3:166 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en ieder een voorwaardelijk recht op toedeling van het depotbedrag zullen hebben. Mr. Van Luyn zal het depotbedrag op naam van zowel [appellante] als AT Osborne registreren, ten gevolge waarvan zowel [appellante] als AT Osborne een vordering op het depotbedrag verkrijgen. Deze voorwaardelijke vordering wordt onvoorwaardelijk in één of meer van de volgende gevallen. Alsdan zal het depotbedrag door mr. Van Luyn worden uitgekeerd:
- aan AT Osborne indien [appellante] in het in dit hoger beroep te wijzen arrest in de hoofdzaak wordt veroordeeld in de proceskosten en wel op het eerste verzoek van AT Osborne en overeenkomstig het in het arrest gemelde bedrag van de proceskostenveroordeling of
- aan [appellante] indien zij in dit hoger beroep in de hoofdzaak niet in de proceskosten wordt veroordeeld of
- op de wijze als gemeld in een schriftelijke en gelijkluidende opdracht hiertoe van [appellante] en AT Osborne.
3.8
Het hof zal [appellante] als de overwegend in het ongelijk te stellen partij veroordelen in de kosten van het incident.
3.9
Het hof zal de hoofdzaak naar de rol verwijzen voor memorie van antwoord aan de zijde van AT Osborne.
3.10
Verder houdt het hof iedere beslissing aan.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het incident
veroordeelt [appellante] om binnen drie weken na de datum van dit arrest € 10.424,- in depot te storten op de derdengeldrekening van het kantoor van mr. B.P. van Luyn, waarbij de in rechtsoverweging 3.7 genoemde voorwaarden van toepassing zijn;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van AT Osborne vastgesteld op € 894,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de roldatum 22 september 2015 voor memorie van antwoord aan de zijde van AT Osborne;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, P.L.R. Wefers Bettink en H. van Loo en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2015.