Rb. Noord-Holland, 18-02-2019, nr. 18.009955
ECLI:NL:RBNHO:2019:1564
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
18-02-2019
- Zaaknummer
18.009955
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2019:1564, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 18‑02‑2019; (Rekestprocedure, Beschikking)
Uitspraak 18‑02‑2019
Inhoudsindicatie
Verzoekschrift ex artikel 36 Sv. Verzoeker niet-ontvankelijk. Verzoeker heeft geen belang meer bij een beslissing op het verzoekschrift nu de officier van justitie de zaak onvoorwaardelijk heeft geseponeerd. Alleen nieuwe feiten kunnen aanleiding zijn om alsnog te vervolgen; dat geldt ook na een beslissing ex artikel 36 Sv. Daarnaast kan er onder bepaalde omstandigheden nog een verwachting zijn dat een verdachte toch nog zal worden vervolgd, na een artikel 12 Sv-procedure. In de onderhavige zaak bestaat daartoe geen aanleiding.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 18.009955
Parketnummer: -
Datum beslissing 18 februari 2019
Beschikking (art. 36 Sv)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 11 december 2018 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. M.F. Wijngaarden, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 12 november 2018, van
[verzoeker] , verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
domicilie kiezende aan de Linnaeusstraat 2 – A te (1092 CK) Amsterdam, ten kantore van mr. M.F. Wijngaarden, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt ertoe, dat de rechtbank de jegens verzoeker bestaande strafzaak betreffende verdenking fraude geboorteakte op 30 mei 2016 geëindigd zal verklaren.
Op 4 februari 2019 is dit verzoekschrift in raadkamer behandeld.
Voor verzoeker is verschenen mr M.F. Wijngaarden, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. D. Sarian.
2. Beoordeling
Verzoeker is op 26 april 2018 door de politie gehoord.
Op 7 januari 2019 heeft de officier van justitie verzoeker schriftelijk laten weten dat verzoeker in deze zaak niet verder zal worden vervolgd wegens onvoldoende bewijs.
Namens verzoeker is - zakelijk weergegeven – aangevoerd, dat de officier van justitie ten tijde van het indienen van het verzoekschrift nog geen sepotbeslissing had genomen. Inmiddels is dat wel gebeurd. Nu de sepotbeslissing van de officier van justitie niet dezelfde waarborgen voor het einde van de zaak geeft als een beslissing van de rechtbank, wordt het verzoek gehandhaafd, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verzoeker niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Een sepotbeslissing van de officier van justitie betekent einde zaak. Alleen nieuwe feiten kunnen aanleiding zijn om te gaan dagvaarden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Vastgesteld moet worden dat bij verzoeker geen onzekerheid meer kan bestaan over de eerder tegen hem aangevangen vervolging. Deze is door het onvoorwaardelijk sepot geëindigd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verzoeker geen belang meer heeft bij een behandeling van zijn verzoekschrift als bedoeld in artikel 36 Sv en zal verzoeker daarom niet-ontvankelijk verklaren. Zoals de officier van justitie terecht aanvoert, kunnen nieuwe feiten aanleiding vormen om alsnog te vervolgen. Dat geldt echter evenzeer, indien de zaak volgens artikel 36 Sv als geëindigd is verklaard.
Onder bepaalde omstandigheden kan er nog een verwachting zijn dat een verdachte toch nog zal worden vervolgd, na een artikel 12 Sv-procedure. In de onderhavige zaak bestaat daartoe geen aanleiding.
4. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
5. Samenstelling raadkamer en dagtekening
Deze beschikking is gegeven op 18 februari 2019 door
mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.A. van der Meij, griffier.