NJ 1956/158
Motivering. Aanvaarding van het geleverde. Bevoegdheden van een agent.
HR 02-03-1956, ECLI:NL:HR:1956:149
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 maart 1956
- Magistraten
Mrs. Donner, van der Meulen, Hijink, Smits en Boltjes
- Zaaknummer
[02031956/NJ_1956-152]
- Conclusie
Mr. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS109963:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1956:149, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑03‑1956
- Wetingang
(Rv art. 59; BW art. 1844.)
Essentie
Motivering. Aanvaarding van het geleverde. Bevoegdheden van een agent.
Samenvatting
In ‘s Hofs beslissing, dat de koper moet worden toegelaten tot het bewijs, dat hij op aandringen van des verkopers agent de zending voor onderzoek in een pakhuis had opgeslagen en dat hij, nadat 20 % van het geleverde ondeugdelijk en onverkoopbaar was gebleken, aan genoemde agent heeft te kennen gegeven, dat hij de zending definitief weigerde, ligt opgesloten de verwerping van het betoog, dat de taak van de agent met het verlenen van bemiddeling tot het totstandkomen van de overeenkomst was afgelopen. De grief, dat het Hof op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.