ABRvS, 12-08-2015, nr. 201408984/1/R3
ECLI:NL:RVS:2015:2600
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
12-08-2015
- Zaaknummer
201408984/1/R3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2015:2600, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 12‑08‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 12‑08‑2015
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 18 september 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Sint Anthonis, op de Beek en de Sprenkel" vastgesteld.
201408984/1/R3.
Datum uitspraak: 12 augustus 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Sint Anthonis,
en
de raad van de gemeente Sint Anthonis,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 september 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Sint Anthonis, op de Beek en de Sprenkel" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juli 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. C.G.J.M. Termaat, advocaat te ’s-Hertogenbosch, en de raad, vertegenwoordigd door J.E.M. Breij, E.L.M. Brands en A.M.W. Dirken, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het plan maakt de bouw van maximaal 40 woningen mogelijk aan de Deken Molmanstraat te Sint Anthonis. Het plangebied bestaat uit twee locaties die De Sprenkel en Op de Beek worden genoemd. [appellant] woont op het perceel [locatie] naast de locatie De Sprenkel, waar voorheen een land- en tuinbouwschool was gevestigd. Ter plaatse van de locatie Op de Beek waren voorheen een kinderdagverblijf en een basisschool gevestigd. De gebouwen waarin de verscheidene functies waren gevestigd, zijn inmiddels gesloopt. De percelen worden niet meer voor deze functies gebruikt. De gronden in het plangebied liggen braak.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. [appellant] betoogt dat de raad het plan ten onrechte heeft vastgesteld en voert daartoe aan dat de Woningmarktstrategie "Land van Cuijk", die de raad op 18 maart 2013 heeft vastgesteld (hierna: rapport Land van Cuijk) en waarop de raad zich bij de vaststelling van het plan mede heeft gebaseerd, gedateerd is. Voorts ligt hieraan een niet-representatieve enquête ten grondslag en is dit rapport gebaseerd op onjuiste uitgangspunten die niet stroken met de werkelijkheid. Zo wordt er bijvoorbeeld van uitgegaan dat de bevolking en de huishoudens van Sint Anthonis met 2,5% onderscheidenlijk 8,7% zullen groeien, terwijl uit de rapporten "Demografische kerncijfers per gemeente 2013" en "Demografische kerncijfers per gemeente 2014" van 3 december 2013 en 8 december 2014 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: de CBS-rapporten) blijkt dat de bevolking in Sint Anthonis afneemt en dat sprake is van een negatief migratiesaldo.
3.1. De raad stelt dat voor het rapport Land van Cuijk onder meer de woonwensen, demografische ontwikkelingen en de huidige woningvoorraad in de regio in beeld zijn gebracht. Ook is rekening gehouden met een negatief migratiesaldo. In het rapport wordt van de juiste uitgangspunten uitgegaan, aldus de raad.
3.2. Het rapport Land van Cuijk is in december 2012 door vijf gemeenten binnen de regio Land van Cuijk opgesteld en op 18 maart 2013 door de raad vastgesteld. Het rapport is dus minder dan twee jaar voorafgaande aan de vaststelling van het plan opgesteld. In de enkele verwijzing van [appellant] naar de CBS-rapporten van recenter datum ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het rapport Land van Cuijk zodanig is verouderd, dat de raad zich bij de vaststelling van het bestemmingsplan hierop niet heeft mogen baseren. Het betoog faalt.
Het rapport Land van Cuijk is mede gebaseerd op een woningbehoeftenenquête die in februari en maart 2012 aan de inwoners van de regio Land van Cuijk is voorgelegd. Uit de verantwoording in bijlage 4 bij het rapport Land van Cuijk volgt dat de enquêteversie voor hoofdbewoners door 3.200 personen en die voor inwonenden door 300 personen is ingevuld. Dit is een respons van 9% onderscheidenlijk 3%. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de inwoners van de regio Land van Cuijk die tot verhuizen zijn geneigd, een kleine groep betreffen. Volgens de raad is het percentage respondenten niet ongebruikelijk en is het woonwensenonderzoek representatief. Dit wordt bevestigd door het adviesbureau dat bij de enquête was betrokken, aldus de raad. [appellant] heeft niet gemotiveerd aangegeven waarom het percentage respondenten, ondanks de toelichting hierover door de raad, niet representatief is. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] over dit punt heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het rapport Land van Cuijk heeft mogen baseren. Het betoog faalt.
Voorts heeft [appellant] met de enkele verwijzing naar demografische gegevens zoals een negatief migratiesaldo in de gemeente Sint Anthonis in 2013 en 2014, waarmee in het rapport Land van Cuijk overigens rekening is gehouden, niet aannemelijk gemaakt dat dit rapport zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat de raad zich hierop bij het vaststellen van het bestemmingsplan niet heeft mogen baseren. Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt dat het plan in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro), omdat niet is aangetoond dat de woningen die het plan mogelijk maakt voorzien in een actuele regionale behoefte. Volgens [appellant] heeft de raad met de verwijzing naar summiere en algemene beleidsdocumenten, zoals het rapport Land van Cuijk, de behoefte aan starters- en seniorenwoningen in het middelduur segment niet aangetoond. Ten onrechte ontbreekt een voldoende concrete en cijfermatige onderbouwing van de behoefte in de plantoelichting. [appellant] verwijst in verband hiermee naar een aantal uitspraken van de Afdeling. Voorts is niet duidelijk waarom in het rapport Land van Cuijk als woningbehoefte 75% van de provinciale woningbehoefteprognose wordt aangehouden en niet een groter of kleiner percentage. Verder leidt de raad uit het rapport Land van Cuijk weliswaar af dat er weinig invulling wordt gegeven aan zogenoemde nultredenwoningen of seniorenwoningen, maar het rapport bevat eveneens passages waaruit het tegendeel kan worden afgeleid. [appellant] wijst verder op een andere woningbouwlocatie (Hanenspoor) in de gemeente waar woningbouw stagneert en op het voornemen van de raad om kavels gefaseerd uit te geven. Dit laat volgens hem zien dat geen behoefte bestaat aan de woningen die het plan mogelijk maakt.
4.1. De raad stelt dat uit de "Bevolkings- en woningbehoefteprognose van de provincie Noord-Brabant" en de vertaling daarvan in het door de raad vastgestelde rapport Land van Cuijk blijkt dat in de gemeente Sint Anthonis de komende tien jaar nog woningen moeten worden gebouwd om in de toekomstige woningbehoefte te kunnen voorzien. Daarbij is rekening gehouden met de kwantiteit en kwaliteit van de bestaande woningbouwvoorraad. In de kern Sint Anthonis is met name behoefte aan starters- en seniorenwoningen in het goedkope en middeldure segment. In dit verband verwijst de raad ook naar de paragrafen 4.3 en 4.4 van de toelichting op het plan. Dat er behoefte is aan de met het plan mogelijk gemaakte woningen, wordt volgens de raad bevestigd door het aantal geïnteresseerden dat zich reeds bij het gemeentebestuur heeft gemeld.
4.2. Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt aan de voorwaarde dat wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
4.3. Aan de gronden ter plaatse van locaties De Sprenkel en Op de Beek is onder meer de bestemming "Wonen - Op de Beek en de Sprenkel" met een bouwvlak toegekend.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, van de planregels zijn de voor "Wonen - Op de Beek en de Sprenkel" aangewezen gronden bestemd voor:
a. de woonfunctie waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen
dan 40;
(…);
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede artikel 13, lid 13.1), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
4.4. Het plan maakt de bouw van maximaal 40 woningen mogelijk en voorziet daarom in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Gelet hierop dient in de toelichting bij het plan te zijn beschreven dat de woningbouw die het plan mogelijk maakt voorziet in een actuele regionale behoefte.
4.5. In paragraaf 4.4 van de plantoelichting staat dat de provincie in de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose een indicatie voor de toename van de woningvoorraad in de periode 2011-2024 heeft gegeven. Deze provinciale prognose laat voor de gemeente Sint Anthonis een indicatieve groei van de woningvoorraad met 635 woningen zien. De plancapaciteit in de gemeente bevat nu 715 woningen, waarvan slechts een klein deel harde plancapaciteit betreft. Voorts staat in deze paragraaf dat een geactualiseerde provinciale prognose in 2014 wordt verwacht. Uit het verweerschrift volgt dat deze actualisatie in 2014 heeft plaatsgevonden en dat op grond daarvan in de periode 2014-2024 voor de gemeente Sint Anthonis een woningbouwopgave van 525 woningen geldt. In het verweerschrift is hierover uitgelegd dat bij de provinciale prognose van een neutraal migratiesaldo (migratiesaldo = nul) wordt uitgegaan. Nu de afgelopen jaren sprake is van een stabiel negatief migratiesaldo, gaat de raad voor de woningbehoefte niet uit van de volledige provinciale geprognotiseerde behoefte, maar van 75% daarvan. Ter zitting heeft de raad verduidelijkt dat gemiddeld 160 huishoudens per jaar vertrekken uit de regio Land van Cuijk en dat hierop het percentage van 75 is gebaseerd. [appellant] heeft dit percentage niet gemotiveerd weersproken. Verder staat in het verweerschrift dat de raad een reserveplancapaciteit van 25% aanhoudt. Rekening houdend met voormelde 75% en met deze reserveplancapaciteit, is er volgens de raad in de periode 2014-2024 behoefte aan 456 woningen in de gemeente Sint Anthonis. Dit aantal wordt evenredig over de kernen in de gemeente verdeeld, zodat volgens de raad ongeveer 175 woningen in de kern Sint Anthonis gebouwd dienen te worden. In het verweerschrift staat verder toegelicht dat in het woningbouwprogramma voor de kern Sint Anthonis bouwplannen voor 118 woningen zijn opgenomen. De woningen die het plan mogelijk maakt zijn daarbij inbegrepen, aldus de raad.
In paragraaf 4.3 van de plantoelichting staat verder dat, om goed aan te sluiten bij de geprognotiseerde vraag, het van belang is om met name goedkope en ouderengeschikte woningen in de kern van Sint Anthonis te kunnen bouwen. In het rapport Land van Cuijk dat in paragraaf 4.3 van de plantoelichting ook wordt genoemd, wordt hier verder op ingegaan. In dit rapport wordt geconcludeerd dat in Sint Anthonis een tekort aan goedkope koopwoningen bestaat, dat de kern Sint Anthonis weinig betaalbaar woningaanbod voor starters kent en dat te weinig invulling wordt gegeven aan de vraag naar nultreden- of seniorengeschikte woningen. De passages in dit rapport waarop [appellant] heeft gewezen doen aan deze conclusies niet af.
Wat betreft de woningbouwlocatie Hanenspoor waarop [appellant] heeft gewezen, heeft de raad ter zitting toegelicht dat deze locatie vrijstaande woningen in een duurder segment betreft. Dergelijke woningen zijn niet geschikt voor ouderen en starters die behoefte hebben aan woningen in een goedkoop en middelduur segment. Uit de eventuele stagnatie van de woningbouw ter plaatse van de locatie Hanenspoor kan daarom niet worden afgeleid dat er geen behoefte is aan de woningen die het plan mogelijk maakt. Uit het voornemen van de raad om de gronden in het plangebied gefaseerd uit te geven kan dit evenmin worden afgeleid.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat een voldoende concrete en cijfermatige onderbouwing van de actuele regionale behoefte in de plantoelichting ontbreekt. In de plantoelichting, zoals nader toegelicht in het verweerschrift, is beschreven dat het plan voorziet in een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro.
Het betoog faalt.
5. [appellant] voert verder aan dat de haag die staat op de grens van zijn perceel met het aangrenzende perceel in de locatie De Sprenkel, aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. [appellant] stelt door middel van extinctieve verjaring als bedoeld in artikel 3:105 van het Burgerlijk Wetboek eigenaar van deze haag te zijn geworden. Tot aan de perceelgrens kunnen woningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gerealiseerd, hetgeen volgens [appellant] ten koste gaat van zijn door middel van extinctieve verjaring verkregen eigendom.
5.1. De raad stelt dat de haag in eigendom van de gemeente is en geen evidente privaatrechtelijke belemmering vormt. Voorts passen de in het plan gehanteerde afstanden bij een stedelijk gebied zoals het plangebied. Of de haag ongeschonden zal blijven bestaan is volgens hem afhankelijk van de inpassing van het bouwplan en van de wensen van de toekomstige eigenaar van het perceel waarop de haag zich bevindt.
5.2. In hetgeen [appellant] over de haag heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat in dit geval sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 30 januari 2013 in zaak nr. 201208418/1/R4, voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, slechts aanleiding bestaat indien deze een evident karakter heeft. Nu de eigendomssituatie van de haag niet is komen vast te staan, is van een evident karakter van de door [appellant] gestelde privaatrechtelijke belemmering geen sprake. Bovendien zijn de voor "Wonen - Op de Beek en de Sprenkel" aangewezen gronden die aan het perceel van [appellant] grenzen, ingevolge artikel 5, lid 5.1, van de planregels mede bestemd voor groenvoorzieningen, tuinen en erven. Derhalve is een uitwerking van het plan mogelijk waarbij de haag ongeschonden blijft. Daarom kan het aangevoerde, zelfs indien sprake zou zijn geweest van een evident karakter van de door [appellant] gestelde privaatrechtelijke belemmering, niet tot de conclusie leiden dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet uitvoerbaar zou zijn. Overigens blijkt uit de stukken dat het college van burgemeester en wethouders de verkavelingsopzet voor de locatie De Sprenkel intussen zodanig heeft aangepast dat op het aangrenzende perceel niet twee aaneengebouwde woningen zullen worden gebouwd, maar uitsluitend een vrijstaande woning, waardoor de mogelijkheid bestaat dat de haag onaangetast kan blijven. Het betoog faalt.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. R.J.J.M. Pans en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2015
177-813.