Einde inhoudsopgave
Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht
Artikel 48 Vertegenwoordiging
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2023
- Bronpublicatie:
19-02-2013, Trb. 2016, 1 (uitgifte: 18-01-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
19-02-2013, Trb. 2013, 92 (uitgifte: 30-05-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-08-2023, Trb. 2023, 98 (uitgifte: 16-08-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
16-08-2023, Trb. 2023, 98 (uitgifte: 16-08-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
EU-recht / Rechtsbescherming
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De partijen worden vertegenwoordigd door advocaten die voor een gerecht van een overeenkomstsluitende lidstaat toegelaten zijn.
2.
De partijen kunnen zich ook laten vertegenwoordigen door Europese octrooigemachtigden die krachtens artikel 134 van het EOV bevoegd zijn als erkend gemachtigde voor het Europees Octrooibureau op te treden, en over passende kwalificaties beschikken, zoals een Certificaat inzake procederen over Europese octrooien.
3.
De eisen waaraan kwalificaties in de zin van het tweede lid dienen te voldoen worden door het Bestuurscomité vastgesteld. De griffier houdt een lijst bij van Europese octrooigemachtigden die bevoegd zijn om partijen voor het Gerecht te vertegenwoordigen.
4.
De vertegenwoordigers van de partijen kunnen zich door octrooigemachtigden laten bijstaan, die overeenkomstig het procesreglement tijdens een hoorzitting van het Gerecht het woord mogen voeren.
5.
De vertegenwoordigers van de partijen genieten de rechten en immuniteiten die voor een onafhankelijke taakvervulling nodig zijn, zoals de vertrouwelijkheid in procedures voor het Gerecht van de communicatie tussen een vertegenwoordiger en de partij of een andere persoon, zulks onder de in het procesreglement vastgestelde voorwaarden, tenzij de betrokken partij uitdrukkelijk van dat voorrecht afziet.
6.
De vertegenwoordigers van de partijen zijn gehouden het Gerecht geen onjuiste voorstelling van de zaken of de feiten te geven, opzettelijk noch wanneer zij dit behoren te weten.
7.
In de procedures, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder i), is vertegenwoordiging in de zin van het eerste en tweede lid van dit artikel niet vereist.