Einde inhoudsopgave
Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden
Artikel 17 Inrichtingen of afdelingen voor moeders met kinderen
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2014
- Bronpublicatie:
10-02-2014, Stcrt. 2014, 4617 (uitgifte: 20-02-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-02-2014, Stcrt. 2014, 4617 (uitgifte: 20-02-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Algemeen
1.
In de inrichtingen of afdelingen, bedoeld in artikel 12 van de wet, worden vrouwelijke gedetineerden geplaatst:
- a.
ten aanzien van wie de plaatsing in het belang is van de instandhouding van de moeder-kindrelatie,
- b.
die voldoende vaardigheden hebben om zelf verantwoordelijk te kunnen zijn voor de opvoeding van het kind, of van wie ingeschat wordt dat deze vaardigheden in voldoende mate zijn aan te leren, en
- c.
voor wiens kind niet minstens gelijkwaardige opvangmogelijkheden gerealiseerd kunnen worden buiten de inrichting.
2.
Voor plaatsing in de inrichtingen of afdeling, bedoeld in artikel 12 van de wet, komen niet in aanmerking vrouwelijke gedetineerden:
- a.
met een strafrestant van minder dan drie maanden bij plaatsing,
- b.
met een acute psychiatrische of psychische problematiek,
- c.
van wie het kind op de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling van de moeder een leeftijd heeft ouder dan de bij de bestemmingsaanwijzing van de inrichting vastgestelde maximale leeftijd van het kind,
- d.
van wie het kind een ernstig lichamelijk of geestelijk gebrek heeft, waardoor intensieve begeleiding is vereist, of
- e.
ten aanzien van wie de plaatsing niet in het belang van het kind is.