RI 2022/65
Matigingsgronden bij aansprakelijkstelling door de curator op grond van art. 2:248 BW?
HR 13-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:691
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 mei 2022
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons
- Zaaknummer
21/01620
- Conclusie
A-G mr. B.F. Assink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS659824:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:691, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑05‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:47, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑01‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑04‑2021
- Wetingang
Art. 2:248 BW
Essentie
Bestuurdersaansprakelijkheid.
Zijn de matigingsgronden van art. 2:248 lid 4, eerste volzin, BW limitatief?
Samenvatting
In deze procedure heeft de curator een verklaring voor recht gevorderd dat de bestuurder en indirect bestuurder (hierna tezamen: de bestuurders) van de gefailleerde hun taak als bestuurder van de gefailleerde kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld en aansprakelijk zijn voor het faillissementstekort, alsmede de bestuurders hoofdelijk te veroordelen tot betaling van het tekort. Deze vorderingen zijn door de rechtbank Limburg toegewezen, hetgeen door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is bekrachtigd. Zowel de rechtbank als het hof hebben geen aanleiding gezien om het bedrag waarvoor de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.