Hof Amsterdam, 26-11-2013, nr. 200.124.639/01
ECLI:NL:GHAMS:2013:4604
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
26-11-2013
- Zaaknummer
200.124.639/01
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2013:4604, Uitspraak, Hof Amsterdam, 26‑11‑2013; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 26‑11‑2013
Inhoudsindicatie
De rechtbank heeft zich ten onrechte onbevoegd verklaard kennis te nemen van het subsidiaire verzoek van appellante tot afgifte van een verklaring voor recht dat het huwelijk, gesloten te Bangkok, Thailand, tussen haar toenmalige partner en [mevrouw x] een schijnhuwelijk is en dat dit in strijd is met de Nederlandse openbare orde en daarom niet ingeschreven had moeten worden in de registers van de burgerlijke stand. Het hof acht gronden aanwezig om voor recht te verklaren dat aan dit huwelijk erkenning onthouden dient te worden omdat het onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde. Het hof is niet bevoegd kennis te nemen van het in hoger beroep gedane verzoek van appellante dat er toe strekt - naar het hof begrijpt - instructies te geven over de wijze van registratie van genoemd huwelijk in de GBA.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 26 november 2013
Zaaknummer: 200.124.639/01
Zaaknummer eerste aanleg: 140486 / FA RK 12-724
Beschikking van de meervoudige familiekamer
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te […],
appellante,
advocaat: mr. S.R. Geurts te Alkmaar.
1. Het geding in hoger beroep
1.1.
Appellante wordt hierna [de vrouw] genoemd.
1.2.
[de vrouw] is op 4 april 2013 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 16 januari 2013 van de rechtbank Noord-Holland, met kenmerk 140486 / FA RK 12-724.
1.3.
De zaak is op 22 juli 2013 ter terechtzitting behandeld, alwaar [de vrouw] is verschenen, bijgestaan door haar advocaat.
De hoofdadvocaat-generaal is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1.
[de vrouw] en [de man] (hierna: [y]) hebben een relatie gehad. Zij hebben bij notariële akte van 26 februari 1991 een samenlevingsovereenkomst gesloten waarin zij elkaar over en weer hebben aangewezen als partnerpensioengerechtigde.
2.2.
[y] is [in] 1987 te Bangkok, Thailand, gehuwd met [mevrouw x] (hierna: [x]). Dit huwelijk is in Nederland niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, maar is wel geregistreerd in de Gemeentelijke Basis Administratie (hierna: GBA). [x] is volgens opgave van de afdeling Algemene en Burgerzaken van de gemeente Velsen per 2 maart 1987 ingeschreven in Nederland en per 28 juni 1988 weer naar Thailand vertrokken. Van haar zijn sindsdien geen gegevens bekend.
2.3.
Bij vonnis van 14 september 1989 van de rechtbank Amsterdam is [y] veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van ƒ 8.000,- wegens medeplichtigheid aan het medeplegen van vrouwenhandel in de periode van april 1986 tot en met 20 maart 1987 ten aanzien van (onder anderen) [x]. De rechtbank heeft daarbij onder meer bewezen geacht dat [y] [in] 1987 te Bangkok met [x] in het huwelijk is getreden, teneinde haar in Nederland een geldige verblijfstitel te verschaffen en haar naar Nederland heeft doen overkomen.
2.4.
[y] is [in] 2009 overleden. Blijkens de akte van overlijden van [y] en blijkens een uittreksel uit het bevolkingsregister van de gemeente Velsen heeft het huwelijk met [x] voortgeduurd tot aan het moment van zijn overlijden.
2.5.
Bij brief van 11 juni 2010 van het Pensioenfonds Metaal en Techniek (hierna: PMT) is aan [de vrouw] te kennen gegeven de afwijzing van het partnerpensioen van [de vrouw] te handhaven, omdat alleen [x] daarvoor in aanmerking komt, nu zij als eerste voldoet aan de omschrijving partner volgens zijn reglement. Aangezien de informatie van de GBA leidend is voor PMT, kan alleen de GBA een wijziging doorgeven die mogelijk gevolgen kan hebben voor het recht op partnerpensioen, aldus PMT.
2.6.
[de vrouw] heeft de gemeente Velsen verzocht de persoonslijst van [y] te corrigeren op grond van artikel 82 Wet GBA. De gemeente heeft dit verzoek bij brief van 9 november 2011 afgewezen omdat niet is gebleken dat het huwelijk van [y] en [x] nietig is verklaard, omdat sprake is van een schijnhuwelijk, ofwel dat het huwelijk is ontbonden.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de zaak, die is ingeleid door middel van het verzoek van [de vrouw] om:
I. doorhaling te gelasten van de inschrijving van het huwelijk van [y] en [x], althans van de latere vermelding van dit huwelijk, in de registers van de burgerlijke stand;
II. althans, te verklaren voor recht dat dit huwelijk:
- a.
een schijnhuwelijk betreft en niet is gericht op de vervulling van de door de wet aan de huwelijkse staat verbonden plichten, maar op het verkrijgen van toelating tot Nederland;
- b.
in strijd is met de Nederlandse openbare orde en daarom niet ingeschreven had moeten worden in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.
[de vrouw] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, te verklaren voor recht dat aan het huwelijk tussen [y] en [x] erkenning in Nederland diende te worden onthouden, althans een zodanige verklaring voor recht af te geven waarmee de gemeente de registratie van het huwelijk in de GBA ongedaan kan maken, en de griffier op te dragen een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Velsen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1.
[de vrouw] is van mening dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard om van haar subsidiaire verzoek, om voor recht te verklaren dat het huwelijk tussen [y] en [x] een schijnhuwelijk is en dat dit in strijd is met de Nederlandse openbare orde en daarom niet ingeschreven had moeten worden in de registers van de burgerlijke stand, kennis te nemen.
4.2.
Het hof overweegt als volgt. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om van de zaak kennis te nemen, omdat het verzoek van [de vrouw] een wijziging/doorhaling van een vermelding in de GBA betreft hetgeen gelet op het bepaalde in hoofdstuk 2, vierde afdeling, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens een bestuursrechtelijke aangelegenheid is waarvan de burgerlijke rechter niet bevoegd is kennis te nemen. De rechtbank heeft daarmee miskend dat [de vrouw] een subsidiair verzoek tot afgifte van een verklaring voor recht heeft gedaan als hiervoor omschreven. Nu geen rechtsregel zich verzet tegen kennisname door de burgerlijke rechter van dit subsidiaire verzoek, heeft de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd verklaard van de zaak kennis te nemen. De bestreden beschikking dient daarom te worden vernietigd.
4.3
Het hof dient vervolgens te beoordelen of aan het in Thailand gesloten huwelijk van [y] en [x] erkenning had moeten worden onthouden, althans dat het niet ingeschreven had mogen worden in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand. Nu het huwelijk tussen [y] en [x] is gesloten in Thailand en wel vóór 1 januari 1990 dient deze vraag aan de hand van de ongeschreven regels van Internationaal Privaatrecht (hierna: IPR) beantwoord te worden. Immers, ingevolge artikel 8 van de Wet conflictenrecht huwelijk (hierna: WCH), die op 1 januari 1990 in werking is getreden, is deze wet niet van toepassing op huwelijken die zijn voltrokken vóór de dag van inwerkingtreding. Ten aanzien van de erkenning van vóór 1 januari 1990 buiten Nederland gesloten huwelijken geldt dat de rechtspraak de erkenningsregels volgt die later zijn neergelegd in de erkenningsregels van de WCH en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Ook naar de maatstaven van het ongeschreven IPR dient daarom aan een in het buitenland gesloten huwelijk erkenning te worden onthouden indien de sluiting van dat huwelijk onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde. Onverenigbaarheid met de Nederlandse openbare orde wordt, gelet op het bepaalde in de artikelen 1:50, 1:53 en 1:71a van het BW, aangenomen indien sprake is van een huwelijk waarbij het oogmerk van de aanstaande echtgenoten, of één hunner, niet is gericht op de vervulling van de door de wet aan de huwelijkse staat verbonden plichten, maar op het verkrijgen van toelating tot Nederland. In een dergelijk geval wordt ook wel gesproken van een schijnhuwelijk.
Uit het onder 2.3. aangehaalde vonnis blijkt dat het huwelijk met [x] is aangegaan om haar een verblijfstitel in Nederland te verschaffen zodat zij hier in de prostitutie werkzaam kon zijn en waarbij zij de verdiensten daaruit diende af te staan. Uit het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [y] in 1987, het jaar waarin hij met [x] is gehuwd, met [de vrouw] is gaan samenwonen. Aan [de vrouw] heeft [y] destijds verklaard dat hij met [x] was getrouwd, omdat hij financiële problemen had. [x] is volgens [de vrouw] twee maanden na binnenkomst in Nederland weer vertrokken. Op 28 juni 1988 is zij uitgeschreven uit de GBA. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden is voldoende aannemelijk dat [y] noch [x] het oogmerk hadden om de aan hun huwelijkse staat verbonden plichten te vervullen en dat aldus sprake was van een schijnhuwelijk. Het hof acht dan ook gronden aanwezig om voor recht te verklaren dat aan het huwelijk tussen [y] en [x] erkenning onthouden dient te worden omdat dit huwelijk onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde.
4.4.
Genoemd huwelijk is niet opgenomen in de registers van de burgerlijke stand, zodat er geen grond is voor toewijzing van het verzoek van [de vrouw] om deze beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente Velsen toe te zenden. Het huwelijk staat wel vermeld in de GBA. Op grond van artikel 83 onder e. van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, is een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om een aantekening over de onjuistheid van een in de GBA opgenomen gegeven, of over de strijdigheid daarvan met de Nederlandse openbare orde, te plaatsen, een besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. Het hof is daarom niet bevoegd kennis te nemen van het in hoger beroep gedane verzoek van [de vrouw] dat er toe strekt - naar het hof begrijpt - instructies te geven over de wijze van registratie van genoemd huwelijk in de GBA.
4.5.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep;
verklaart voor recht dat aan het [in] 1987 te Bangkok (Thailand) tussen [de man], geboren [in] 1951, en [mevrouw x], geboren [in] 1952, gesloten huwelijk in Nederland erkenning moet worden onthouden;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.G. Kemmers, mr. M.F.G.H. Beckers en mr. M. Perfors in tegenwoordigheid van mr. D.M. Jansen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2013.