Hof Arnhem-Leeuwarden, 07-05-2013, nr. 21-004953-12
ECLI:NL:GHARL:2013:6091, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
07-05-2013
- Zaaknummer
21-004953-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:6091, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 07‑05‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:350, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 07‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Zedenzaak. Ontucht minderjarig en kwetsbaar persoon.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004953-12
Uitspraak d.d.: 7 mei 2013
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 21 november 2012 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 5 maart 2013 en 23 april 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. F.P. Slewe, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
primair:hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 7 november 2011 te [plaats], met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, bestaande voornoemde handeling(en) uit het (meermalen)
- -
masseren van de schouder(s) van die [slachtoffer] en/of
- -
laten) uit/-opendoen, althans het omlaag (laten) trekken, van de bovenkleding van die [slachtoffer] en/of
- -
aanraken/betasten van (een van) de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- -
zoenen van (een van) de borst(en) en/of de mond van die [slachtoffer] en/of
- -
laten) losmaken van de riem van die [slachtoffer] en/of met zijn hand(en) in de (onder)broek van die [slachtoffer] gaan en/of
- -
aanraken/betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- -
vervolgens) (met) een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gaan en/of voelen en/of brengen en/of duwen en/of houden;
subsidiair:hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 7 november 2011 te [plaats], met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (meermalen)
- -
masseren van de schouder(s) van die [slachtoffer] en/of
- -
laten) uit/-opendoen, althans het omlaag (laten) trekken, van de bovenkleding van die [slachtoffer] en/of
- -
aanraken/betasten van (een van) de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- -
zoenen van (een van) de borst(en) en/of de mond van die [slachtoffer] en/of
- -
laten) losmaken van de riem van die [slachtoffer] en/of met zijn hand(en) in de (onder)broek van die [slachtoffer] gaan en/of
- -
aanraken /betasten van de vagina van die [slachtoffer];
meer subsidiair:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 7 november 2011 te [plaats], in elk geval in Nederland, (meermalen)
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] door misbruik te maken van (een) uit feitelijke verhouding(en) voortvloeiend overwicht en/of het uit verdachtes leeftijd voortvloeiend overwicht en/of tegen haar te zeggen: "wil je je bovenkleding uitdoen en/of naar beneden doen" en "wil je je riem losmaken", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, gedwongen te dulden dat (met) een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] ging en/of voelde en/of bracht en/of duwde en/of hield.
meest subsidiair:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 7 november 2011 te [plaats], in elk geval in Nederiand, (meermalen)
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het piegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- -
het (laten) uit/-opendoen, althans het omlaag (laten) trekken, van de bovenkleding van die [slachtoffer] en/of
- -
het aanraken/betasten van (een van) de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- -
het zoenen van (een van) de borst(en) en/of de mond van die [slachtoffer] en/of
- -
het (laten) losmaken van de riem van die [slachtoffer] en/of
- -
het met zijn hand(en) in de (onder)broek van die [slachtoffer] gaan en/of het aanraken/betasten van de vagina van die [slachtoffer],
immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] door misbruik te maken van (een) uit feitelijke verhouding(en) voortvloeiend overwicht en/of het uit verdachtes leeftijd voortvloeiend overwicht en/of tegen haar te
zeggen: "wil je je bovenkleding uitdoen en/of naar beneden doen" en "wil je je riem losmaken", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of door het masseren van haar schouders en/of haar lichaam gedwongen de bovenkleding van die [slachtoffer] uit te trekken/open te doen, althans omlaag te trekken en/of
te dulden dat hij (een van) de borst(en) van die [slachtoffer] betaste en/of
te dulden dat hij (een van) de borst(en) en/of de mond van die [slachtoffer] zoende en/of
te dulden dat hij met zijn hand(en) in de (onder)broek van de [slachtoffer] ging en/of
te dulden dat hij de vagina van die [slachtoffer] betastte/aanraakte.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. De gronden van zijn conclusie zijn neergelegd in het door hem ter zitting overgelegde schriftelijk requisitoir.
De raadsman heeft bepleit tot vrijspraak van het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde.
De raadsman heeft met name verweren gevoerd tegen het primair en subsidiair tenlastegelegde en daartoe aangevoerd dat het vonnis van de rechtbank geen stand kan houden omdat op grond van de bewijsmiddelen niet bewezen kan worden dat cliënt met één vinger in de vagina van aangeefster is gegaan en voorts kan uit de bewijsmiddelen niet volgen dat aangeefster aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling leed dat zij omtrent de ontuchtige handelingen niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen, kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden en ten slotte wijzen de bewijsmiddelen niet uit dat zijn cliënt dit wist.
De raadsman heeft zijn verweren nader toegelicht in de door hem ter zitting overgelegde pleitnotities.
Het hof overweegt met betrekking tot het eerste verweer het volgende:
Bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte onder meer verklaard dat hij met zijn hand aan de voorkant in de broek van aangeefster is gegaan en daarbij haar ontblote vagina heeft betast en gestreeld.
Naar het oordeel van het hof zijn bovenomschreven handelingen aan te merken als het binnendringen in het vrouwelijke geslachtsdeel.
Onder die omstandigheden bestaat naar het oordeel van het hof noch noodzaak, noch ook een verdedigingsbelang, om aangeefster nader te (doen) horen over de vraag of er sprake is geweest van enige vorm van binnendringen. Het verzoek daartoe was eerder door het hof bij tussenarrest van 19 maart 2013 aangehouden tot na de sluiten van het onderzoek en is ter zitting van het hof op 23 april 2013 door de raadsman is herhaald.
Aan het vorenstaande doet niet af naar aanleiding waarvan en de wijze waarop aangeefster tijdens haar verhoor bij de politie, namelijk door middel van gebarentaal, heeft aangegeven hoe verdachte haar vagina zou zijn binnengedrongen.
Het hof overweegt voorts met betrekking tot het tweede verweer en dan met name over de gebrekkige ontwikkeling van aangeefster, als volgt:
De schoolpsycholoog [getuige 2] van de school van aangeefster, “[naam school]”, een school voor speciaal en voorgezet onderwijs, heeft verklaard dat bij een intelligentietest van aangeefster is vastgesteld dat haar totaal IQ 48 is en dat zij functioneert op een matig verstandelijk beperkt niveau. Hij geeft voorts aan dat het cognitief vermogen van aangeefster ligt tussen de 5 en 9 jaar. Zij heeft geen idee hoe zij sociale interactie moet interpreteren of hoe ze daarop moet reageren. Ze heeft geen idee wat de ander bedoelt en wil, kan geen nee zeggen en is zeer beïnvloedbaar. Zij kan absoluut niet overzien wat de consequenties van haar daden zijn. Zij is niet weerbaar. Dat is haar handicap. Hij geeft aan dat hij aangeefster zo’n 5 jaar kent en dat zij op haar 12e jaar op zijn afdeling is gekomen en dat hij deel uitmaakt van een commissie die haar begeleidt.
De getuige [getuige 1] is docent van aangeefster op “[naam school]. Zij heeft onder meer verklaard dat aangeefster op cognitief gebied vergelijkbaar is met groep 4/5 van de school. Sociaal-emotioneel functioneert aangeefster zelfs nog jonger. Zij kent aangeefster sinds haar, aangeefsters, 12e jaar. Zij heeft verklaard dat aangeefster moeite heeft om te snappen hoe relaties zich ontwikkelen en hoe je omgaat met anderen.
Het hof is van oordeel dat op grond van deze verklaringen van beide getuigen vaststaat dat aangeefster ten tijde van de tenlastelegde periode aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens leed dat aangeefster niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Het hof overweegt daarbij dat het feit dat aangeefster functioneert op een aanzienlijk lager niveau dan haar feitelijke leeftijd voldoende is om aan te nemen dat zij zodanig kwetsbaar was, dat zij onvolkomen in staat was om haar wil omtrent dergelijke handelingen te bepalen.
Het hof overweegt voorts met betrekking tot het tweede verweer en dan met name omtrent de wetenschap van verdachte van de verstandelijke beperking van aangeefster, als volgt:
Uit de stukken van het dossier en het onderzoek ter zitting komt een beeld van verdachte naar voren van een volwassen man die reeds meerderjarige kinderen heeft, die een normaal maatschappelijk leven heeft, die eerst heeft gewerkt als elektrotechnisch installateur en daarna als marktkoopman, die blijk geeft van het besef van normen en waarden en die nimmer in aanraking is geweest met politie.
Anderzijds volgt uit de verklaringen van getuigen het beeld dat aangeefster zeer kwetsbaar was, moeilijk nee kon zeggen en dat het snel opvalt in het contact met haar dat zij een verstandelijke beperking heeft. Verdachte had in de tenlastegelegde periode regelmatig en langdurig contact met aangeefster. Ter zitting heeft hij bovendien verklaard dat hij op haar verzoek ook telefonisch contact met haar had en haar in haar woonomgeving en op de manege waar zij een paard bereed, heeft opgezocht. Voorts blijkt dat aangeefster omdat zij graag bij verdachte wilde werken, zich afhankelijk van hem heeft opgesteld. Ook was er sprake van een feitelijke gezagsverhouding tussen verdachte en aangeefster door de werkzaamheden die zij voor hem verrichte op de markt. Bovendien was er sprake van een enorm leeftijdsverschil tussen beiden. Het hof stelt op grond van het vorenstaande vast dat de relatie tussen verdachte en aangeefster zeer onevenwichtig was.
Naar het oordeel van het hof heeft verdachte gelet op het vorenstaande, moeten weten dat aangeefster beperkingen had. Dat verdachte heeft verklaard dat hij niet de indruk van aangeefster had dat zij aan een gebrekkige ontwikkeling leed, gaat naar het oordeel van het hof niet op, te meer nu verdachte heeft verklaard dat hij jaarlijks met lichamelijk en verstandelijke beperkte mensen op langlaufvakantie gaat, dat die mensen veel behoefte aan aandacht hebben en zich aan je vastklampen. Ook op grond van die ervaringen had verdachte moeten beseffen dat hij te maken had met een kwetsbaar persoon en dat zij een verstandelijke handicap had en en niet of onvolkomen in staat was om haar wil ten aanzien van de door hem gepleegde seksuele handelingen te bepalen of daartegen weerstand te bieden. Verdachte heeft nagelaten daarbij zijn grenzen te bepalen en te bewaken.
Zelfs al zou verdachte, zoals hij ter zitting van het hof heeft verklaard, met hetgeen hij heeft gedaan, aangeefster hebben willen waarschuwen tegen beweerdelijke praktijken van loverboys dan nog is de wijze waarop dit is gebeurd verwerpelijk te noemen . Immers, zoals verdachte ook zelf ter zitting van het hof heeft verklaard, had verdachte dit ook aan aangeefster kunnen vertellen zonder de tenlastegelegde feitelijke handelingen te plegen en laten het betasten en het kussen van de borsten van aangeefster zich in het geheel niet plaatsen bij deze door verdachte gegeven verklaring.
De raadsman heeft in zijn pleidooi ter zitting van het hof op 23 april 2013 in voorwaardelijke vorm (wederom) verzocht de getuigen [slachtoffer], [getuige 1] en [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5] te horen, een deskundige te benoemen en tevens de audio geregistreerde verhoren van genoemde getuigen uit te luisteren.
Het hof is van oordeel dat mede gelet op de onderbouwing van deze verzoeken, de noodzaak daartoe niet is gebleken. Ook het verzoek de audio geregistreerde verhoren van de genoemde getuigen zal worden afgewezen nu de noodzaak daartoe niet is gebleken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair: hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 7 november 2011 te [plaats], met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, bestaande voornoemde handeling(en) uit het (meermalen)
- -
masseren van de schouder(s) van die [slachtoffer] en/of
- -
(laten) uit/-opendoen, althans het omlaag (laten) trekken, van de bovenkleding van die [slachtoffer] en/of
- -
aanraken/betasten van (een van) de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- -
zoenen van (een van) de borst(en) en/of de mond van die [slachtoffer] en/of
- -
(laten) losmaken van de riem van die [slachtoffer] en/of met zijn hand(en) in de (onder)broek van die [slachtoffer] gaan en/of
- -
aanraken/betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- -
(vervolgens) (met) een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gaan en/of voelen en/of brengen en/of duwen en/of houden;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Verdachte was ten tijde van het plegen van het delict marktkoopman op de markt in [plaats]. In die hoedanigheid kwam verdachte regelmatig in aanraking met het slachtoffer, een 17-jarig meisje met een verstandelijke beperking en een IQ van 48. Zij was elke donderdag op de markt en assisteerde verdachte bij zijn marktkraam.
Verdachte heeft het slachtoffer een aantal keren bij zijn marktkraam en in zijn bestelbus seksueel misbruikt.
Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van de verstandelijke tekortkomingen en daarmee de weerloosheid van het slachtoffer.
De inbreuk die verdachte heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, kan de (seksuele) ontwikkeling van het slachtoffer doorkruisen en kan langdurige nadelige gevolgen hebben voor het slachtoffer.
De door verdachte gepleegde handelingen roepen in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging op.
Daartegenover staat dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit met politie en justitie in aanraking is geweest en houdt het hof rekening met de leeftijd van verdachte.
Voorts heeft verdachte ter zitting van het hof zijn spijt betuigd over hetgeen hij het slachtoffer heeft aangedaan.
Gezien vorenstaande is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf voor de duur van 200 uur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat - bij wijze van een voorschot - de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezen verklaarde bij wijze van voorschot tot het bedrag van € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr J.P. Bordes, voorzitter,
mr A.J. Smit en mr F.G. Bauduin, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.P. Post, griffier,
en op 7 mei 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr F.G. Bauduin is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Aldus gewezen door
mr J.P. Bordes, lid van de enkelvoudige kamer,
in tegenwoordigheid van D.P. Post, griffier,
en op 7 mei 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr F.G. Bauduin is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.