Einde inhoudsopgave
Belasting fiscale beleggingsinstelling 2024
3.5.1 Onderworpen aandeelhouder met beperkt economisch belang
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2024
- Bronpublicatie:
22-05-2024, Stcrt. 2024, 17312 (uitgifte: 10-06-2024, regelingnummer: 2024-11642)
- Inwerkingtreding
11-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-05-2024, Stcrt. 2024, 17312 (uitgifte: 10-06-2024, regelingnummer: 2024-11642)
- Vakgebied(en)
Dividendbelasting / Heffingswijze
Dividendbelasting / Voorwerp van belasting
Vennootschapsbelasting / Beleggingsinstelling
Aan de Belastingdienst worden situaties voorgelegd waarin een aan een winstbelasting onderworpen lichaam de juridische eigendom heeft van de aandelen in de (beoogde) beleggingsinstelling, maar economisch slechts een beperkt belang heeft bij die aandelen. Men verzoekt het aan een winstbelasting onderworpen lichaam voor de toepassing van de aandeelhoudersvereisten slechts als aandeelhouder aan te merken naar evenredigheid van zijn beperkte economische belang.
Dergelijke verzoeken wijs ik af. Alleen als een juridisch eigenaar geen enkel economisch belang heeft bij de aandelen keur ik goed dat zijn belang en stemrecht buiten aanmerking blijven en in plaats daarvan aan de economische belanghebbende(n) worden toegerekend.
Bij deze uitleg heb ik mij onder andere laten leiden door de vergelijkbare opstelling van de wetgever met betrekking tot de juridische eigendom van verzekeraars bij de totstandkoming van de aandeelhoudersvereisten. De wetgever heeft toen uitdrukkelijk aangegeven dat ook een zeer beperkt economisch belang van de verzekeraar onvoldoende reden is om aan de juridische eigendom van de verzekeraar voorbij te gaan1.. Voor de duidelijkheid merk ik nog op dat dit beleidsonderdeel niet meebrengt dat voor de aandeelhoudersvereisten in beginsel de juridische eigendom van een aandeel relevant is en het economische belang alleen in aanmerking moet worden genomen als sprake is van een volledig economisch belang. Doel en strekking van de aandeelhoudersvereisten brengen mee dat zowel de juridische eigenaar als de economische belanghebbende(n) in de beoordeling worden betrokken. Als bijvoorbeeld de juridische eigendom van alle aandelen is ondergebracht bij een niet aan een winstbelasting onderworpen lichaam, maar het economisch belang van de aandelen voor 45% of meer berust bij een wel aan een winstbelasting onderworpen lichaam, wordt niet voldaan aan de aandeelhoudersvereisten van artikel 28, tweede lid, onderdeel c.
Voetnoten
Kamerstukken I 1989/90, 20701, nr. 78d, p. 16: ‘Wil er sprake zijn van economische eigendom dan is vereist dat het koersrisico volledig voor rekening van de economische eigenaar ligt. Ik ben echter bereid voor bestaande contracten waarbij sprake is van een zeer geringe afwijking van het hiervoor weergegeven uitgangspunt, toe te zeggen dat dit geen belemmering behoeft te zijn voor het aanmerken van de polishouders als economische eigenaar van de aandelen uitgegeven door de beleggingsinstelling. Een algemene verruiming gaat mij te ver.’Handelingen I, 1989/90, nr. 27, p. 1094: ‘De heer Boorsma vroeg naar een overgangsregeling voor fractieverzekeringen, waarbij het belang bij de vermogenswinsten niet voor honderd procent bij de verzekerden ligt. In antwoord daarop kan ik mededelen dat ik bereid ben om voor bestaande contracten, waarbij sprake is van een geringe afwijking van die uitgangspunten, toe te zeggen dat dit geen belemmering behoeft te zijn voor het aanmerken van polishouders als economische eigenaren. Ik verwijs daarvoor volledigheidshalve naar bladzijde 16 van de nadere memorie van antwoord. Het lijkt mij dat deze toezegging voldoende mogelijkheid biedt als overgangsmaatregel.’